International Association of Geodesy 125th Anniversary GENERAL MEETING Edinburgh, Scotland 3- 12 August 1989 opgegeven. Alleen dit aspect geeft al aan, dat er heel wat kosten zijn gemoeid met de invoering. Voor het totaal daarvan kan men diverse modellen kiezen, bijvoorbeeld het al dan niet toerekenen aan het AM/FM-project van de digitale GBKN-topografie. In geen geval was bij de PZEM de invoering verantwoord alleen op grond van een kosten/batenanalyse. Bij de besluitvorming speelde daarna dan ook „visie" een belangrijke rol. Het „credo" van de heer Buijs inzake de leverancierskeus was, dat de toepassingprogrammatuur de apparatuurkeus bepaalt. Als erva ring zal dat ongetwijfeld kloppen. Het lijkt echter niet meer zo expli ciet het geval als een paar jaar geleden. Diverse pakketten draaien bijvoorbeeld op diverse minicomputers. De spreker vond de keus voör een tekensysteem (AM) in plaats van die voor een geïntegreerd systeem (FM) achterhaald. Hem leek het een groot voordeel om de alfanumerieke informatie in kaart te kunnen brengen. De heer P. A. van Rhee van de gemeente Dongen sprak over „Imple mentatie van het Arc-lnfo pakket in een gemeentelijke omgeving. (In het juninummer van deze jaargang van NGT Geodesia kunt u een artikel lezen over het prototype vastgoedinformatiesysteem aldaar, waaraan Hogeschool-leerlingen uit Utrecht meewerkten. De wereld blijft klein!). Van Rhee meldde, dat de keus voor prototyping het gevolg was van een pragmatische benadering. Parallel daaraan wordt een vastgoed informatieplan opgesteld. Prototyping werkt stimulerend in tegen stelling tot een papieren planning alleen. De gereedschapskist van het Arc-lnfosysteem gekozen vanwege het huisleverancier-zijn van Kramers Ruys/Logisterion bevat meer mogelijkheden dan in de proef zijn benut, bijvoorbeeld onder meer voor routeplanning. (Maar ik kan me voorstellen dat een gemeente als Dongen de route voor het vuilophalen niet zo vaak bijstelt, zodat je die functie juist als eerste uittest.) Ir. E. M. J. Bontje van het ingenieursbureau Van Steenis had als titel voor zijn inleiding gekozen: „Toepassingen van geografische infor matiesystemen". Volgens hem wordt er veel over GISsen gepraat, maar zie je nog weinig daadwerkelijke toepassingen. leder zit er omheen en beschouwt het als een tovermiddel, zonder dat het nog functioneel is", zo stelde hij. In Nederland zou men in 80% van de gevallen nog met prototyping bezig zijn. Tal van collega 's verdienen er hun brood in, maar voor dat het maatschappelijk nut is aangetoond, moeten we nog jaren wachten".) Het komt Bontje voor, dat er over vijf tot tien jaar vele GISsen worden toegepast en dan ook beslist buiten de landmeetkundige afdelingen van organisaties. Tot de randvoorwaarden voor dat gebruik behoren een computernetwerk, een gegevensbankmachine en organisatori sche afstemming. Eén van zijn stellingen was, dat een GIS kosten verhogend werkt. „De kosten van een GIS zijn groter dan de som van de kosten van het administratieve systeem, het systeem voor kaartvervaardiging en de GIS-programmatuur. Een GIS stelt scher pere eisen aan de geometrische en administratieve gegevens, de te gebruiken programmatuur en apparatuur alsmede de bijhou- dingsprocedures. De kwaliteit en efficiëntie van de informatievoor ziening nemen in de regel toe, het is echter de vraag of dit in alle ge vallen opweegt tegen de meerkosten", aldus Bontje, die kennelijk (nog?) geen GISsen verkoopt. „Visie(s) op vastgoedproblematiek binnen gemeenten" was de titel van het betoog van ir. A. C. Kloosterboer van RAET LAD BV. Hij schilderde dat in het informatieveld vastgoed momenteel de term „integratie" het toverwoord lijkt. Het leek hem meer een modewoord dan een eenduidige visie. Hoever deze integratie moet gaan, wat ermee bereikt zou moeten worden, en vooral het waarom van inte gratie, is in veel gevallen een open vraag", zo wist hij te melden. In tegratie is slechts een middel, maar wordt volgens Kloosterboer vaak tot doel verheven. Integratie komt vaak vanuit een top-down- benadering met een breed informatieplan. Een bottom-up benade ring heeft zijn voorkeur. Produktgericht werken en autonomie vragen om invoering van informatiesystemen per proces, afdeling of dienst, gevolgd door latere koppeling van systemen. Het is dan wel nodig om vooraf standaards af te spreken, zodat systemen open met elkaar kunnen communiceren. In het beginstadium zou een slechts globale schets van de vastgoedinformatiestructuur daartoe kunnen volstaan. „Vastgoed- en planontwerpsystemen bij het Kadaster" was de wat wijdse titel van de inleiding van ir. E. P. Oosterbroek. De voordracht beperkte zich tot een deeltaak van het Kadaster: de landinrich tingsprojecten. Vanuit de zaal werd gevraagd of het Kadaster ook een coördinerende taak had binnen het totale landinrichtingsproces. De kadastrale deeltaak bleek toch een apart stuk te zijn, al is een relatie met de cultuurtechnische inventarisatie ,,in een zeer pril sta dium". De spreker van de afdeling Beleid en Procedures van het Kadaster, Directie Landinrichting noemde kenmerken van de land inrichtingssystemen" VRL, KAS en INOK (en de samenhang van de eerste twee met respectievelijk AKR en LKI). Bij het INteractief Ont- 492 werpen van Kavelstructuren (INOK) zijn er relaties met de Vastgoed Registratie Landinrichting (VRL) en het Kartografisch-Administratief Systeem voor landinrichting (KAS). Samenvattend kan men spreken van een boeiende middag, waarin niet werd geaarzeld om kritiek te leveren op de gevestigde GIS-orde. De ontmythologiserende stellingen inzake integratie en vastgoed informatieplannen kunnen voor de werkgevers van bezoekers van deze middag bezuinigingen hebben opgeleverd. Het inzicht in de randvoorwaarden voor een zinnige GIS-inzet kan zijn verdiept. Terecht was wel de stelling, die de organisatoren vooraf al in de toe lichting hadden gezet: „Het is volstrekt ondoenlijk om in het tijds bestek van één middag alle ontwikkelingen te bespreken". Er is dan ook een VVI-lustrumcongres op komst. Adri den Boer GENERAL MEETING OF THE INTERNATIONAL ASSOCIATION OF GEODESY EDINBURGH, SCOTLAND 3-12 AUGUSTUS 1989 Deze „general meeting" van de International Association of Geodesy (IAG) werd tussen de gebruikelijke vierjaarlijkse congres sen van IUGG/IAG ingelast om aandacht te besteden aan het feit dat het op 7 augustus 1989 precies 125 jaar geleden was dat de voorganger van de IAG, de „Mitteleuropaische Erdmessung", voor de eerste keer bijeenkwam (1864, Berlijn). Tweede reden was het gevoel dat de ontwikkelingen zowel op het gebied van de metingen als de theorievorming momenteel zo snel gaan, dat eenmaal in de vier jaar als IAG bij elkaar komen niet meer volstaat. Het congres werd bijgewoond door ongeveer 350 personen uit 45 verschillende landen, waaronder 16 Nederlanders, hoofdzakelijk van de TU Delft. Naast de feestelijke herdenkingsbijeenkomst bestond het congres uit vijf verschillende symposia, te weten: 101. Global and Regional Geodynamics; 102. The Global Positioning System; 103. Gravity, Gradiometry and Gravimetry; 104. Sea surface topography, the Geoid and Vertical Datums; 105. Earth rotation and Coordinate reference frames. Tenslotte vonden enkele „business meetings" plaats, waaronder die van EUREF (European Reference Frame) en UELN (Unified Euro pean Levelling Network). Over deze symposia hieronder een korte impressie. De „proceed ings" van het congres zullen eind '89 verschijnen. Symposium 101. Global and Regional Geodynamics Ofschoon dit symposium qua tijdsbeslag het grootste was, vormde het voor mij ook de grootste teleurstelling. Vele auteurs kwamen nauwelijks verder dan het tonen van meestal fraaie dia's van de omgeving van een tektonische breuk en wat tekeningen van verschuivingsvectoren of van drie a vier punten op een lijn, waaruit moest blijken dat een afstand langer of korter werd. De meeste metingen waren afkomstig van het wereldomspannende Crustal Dynamics Project (transatlantische basislijnen) of van regionale deformatiestudies (WEGENER in oostelijke Middellandse Zee, St. Andreas-breuk). Over theorievorming werd nauwelijks gerappor teerd, met als uitzonderingen o.a.: Heek (zwaartekrachtvariaties, bodembeweging en het geodetische randwaardeprobleem) en Papo (modellering in niet-Cartesiaans referentiestelsel). Vermeldenswaardige bevindingen zijn verder nog: NGT GEODESIA 89 - 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 24