bij het probleem van de batenanalyses (al vond een enkeling het
geldverspilling om daarover te praten).
De openingsvoordracht van de Franse „Président du Conseil Natio
nal de l'lnformation Géographique" ging over technische en organi
satorische aspecten van GISsen. Hij zag AM als het topje van de
GIS-ijsberg. Bij de technologische ontwikkelingen signaleerde hij als
eerste op dit congres de hybride systemen die raster- én vector-
gegevens slikken. Rasterscanners kunnen voor snelle digitale beeld
vorming zorgen, die zonder meer kan dienen als achtergrond voor
eigen vectorgegevens. Problemen met patroonherkenning en vecto-
riseren worden zo vermeden.
Het eerste lezingenblok ging over strategische aspecten. De strijd
vraag of er een verschil is tussen AM/FM en GIS werd beslecht door
H. Emery (VS). In de meest eigentijdse uitleg is GIS de paraplu
waaronder zowel AM/FM als het traditionele GIS hun bescherming
vinden. Wijzigende betekenissen van acronymen en namen werden
als normaal gezien binnen een 20 jaar oude industrie als
AM/FM-GIS.
P. Todd (GB) benadrukte, dat oplossingen niet te koop zijn, maar
moeten worden ontwikkeld. Aanschaf van apparatuur en program
matuur past slechts in een weloverwogen raamconcept.
Bij de lezingenblokken over de introductie in de AM/FM-technologie
startte de geodeet G. Smehil (stad Zurich) onder de provocerende
titel Waarom relationele databanken niet geëigend zijn voor een
GIS?" (Dit in tegenstelling tot voor eenvoudiger gestructureerde
administratieve gegevens.) Smehil stelde dat relationele gegevens
banken slechts 1-dimensionale relaties kennen en ruimtelijke gege
vens per definitie multi-dimensionaal zijn. Door gegevensbanknor
malisatie worden xy-relaties bijvoorbeeld gesplitst in twee relaties
met een puntnummer (naam). Volgens de inleider kost dat tijd en is
het bij ruimtelijke gegevens als grenstussenpunten vaak overbodig.
F. Steidler (Strassle AG, Zurich) weersprak hem het meest kernach
tig met zijn visie, dat de techniek de bezwaren achterhaalt. In diverse
lezingen van nutsbedrijven bleek weer, dat de gegevensinwinning
verreweg het meeste kost en dat implementatie slechts stapsgewijs
gaat.
J. Rietman (gemeentewerken Rotterdam) was de eerste spreker in
het lezingenblok over projectrealisatie, voorgezeten door J. W. N.
Mesker (Energiebedrijf Amsterdam). Sinds 1980 benut de afdeling
Landmeten en Vastgoedinformatie van de Rotterdamse Dienst
Gemeentewerken een eigen grafisch systeem ARTOL, waaruit groot
schalige topografische kaarten naar wens worden getekend. Het
geplande subsysteem voor kabels en leidingen kon door beleidswij
zigingen niet meer zelf worden ontwikkeld, maar moest worden ge
realiseerd door de aankoop van een marktprodukt („geen maatwerk
meer maar confectie"). In een pilotproject werd de functionaliteit ge
test. Thans is het digitaliseren van de leidingenverzamelkaarten
gestart. Het gebruik van een relationele gegevensbank is voor deze
toepassing geen probleem. In de periode 1988-1993 hebben de
Rotterdammers 10 miljoen gulden voor dit project over. De besluit
vorming daarover kostte wel meer tijd dan Rietman dacht, maar
onder het Rotterdamse wapendevies .Sterker door strijd" hield men
vol.
DAVID is de naam van een grafisch subsysteem voor het digitalise
ren en de geometrische correctie, waarover D. Morgenstern (Univ.
Bonn) een lezing hield en dat ook in de expositieruimte werd gede
monstreerd. Niet-homogene kadasterkaarten worden geometrisch
gecorrigeerd via referentiepunten in het nationale coördinatenstelsel
en meetkundige voorwaarden (alleen transformatie naar de referen
tiepunten zou immers niet omgevingsgetrouw zijn voor wat betreft
parallelliteit, loodrecht zijn, enz.)
M. J. Huzen (Waterleidingmij NW-Brabant) deed verslag van de
opzet van een geautomatiseerd leidingeninformatiesysteem, dat kan
uitgroeien tot een bedrijfsmiddelen informatiesysteem.
J. Poulsen (Denemarken) betoogde dat de techniek overal eender
is, maar dat deze in relatie tot de organisatie varieert. Dat is inder
daad een beeld, dat bijblijft uit de vele trotse opsommingen van de
verzorgingsgebieden. (Zo kent het eiland Fyn met 32 gemeenten wel
150 nutsbedrijfjes!)
Het volgende lezingenblok betrof de conversie naar digitale vormen.
R. W. Mason en P. G. Piatt (GB) gaven een goed overzicht inzake
raster- en vectorgegevens. Wie een systeem wenst, waar iedere
minuut alle gegevens intelligent moeten zijn, heeft volgens hen
vectoren als het enige alternatief. De conversie zal dan jaren vergen
en veel kosten. De extra geheugenruimte door opslag in rastervorm
valt na compressie mee. Ook zij gaven een idee van het hybride
systeem met vector- over rasterbeelden en vroegen zich af waarom
er altijd moet worden gevectoriseerd (wat zelden volledig automa
tisch zou kunnen). Als variant op het bekende acronym WYSIWYG
(What You See Is What You Get) brachten zij WIGGYPUFF (You Get
What You Pay For). Alleen het uiteindelijke gebruik kan de methode
bepalen.
D. Fritsch (TU München) noemde de hybride grafische systemen
zelfs de derde GIS-generatie. Hij stelde de bewerking van rasterge-
gevens op drie niveaus voor. Het laagste niveau bevat de originele
pixels om slechts als achtergrond te dienen voor de vectoren. De
middelste laag is voor een object-georiënteerde opslag en levert een
schematisch lijnenbeeld in pixels (skelet). De toplaag tenslotte trans
formeert dat beeld in vectoren.
J. E. Farrow (GB) sprak over het probleem van de bijhouding van
een topografische gegevensbank als die van de Ordnance Survey.
In principe kan revisie ook fotogrammetrisch worden uitgevoerd op
een analytische plotter met digitale superimpositie (het lijnenbeeld
uit het deels verouderde bestand wordt dan geprojecteerd op een
actueel fotobeeld en daarna gemuteerd). Een probleem daarvoor is
het mankeren van hoogte-informatie, die dan nodig is bij dit groot
schalig werk.
Het laatste lezingenblok beschreef implementaties, verschillend van
specifieke kartografische bestanden voor de Engelse Monumenten
zorg tot de geïntegreerde GIS-aanpak in de stad Neurenberg.
De lezingen gaven in totaal een breed overzicht van de stand van
zaken op GIS-gebied met het accent natuurlijk op de leidingenre
gistratie. De conferentie was voortreffelijk georganiseerd. Het boek
werk met de „handelingen" bevat zelfs de niet-uitgesproken lezin
gen van de Bulgaren, die geen visum konden krijgen (Besteladres:
P.O. Box 6, CH-4005 Basel). De discussies van de congresgangers
en de demonstraties van de exposanten waren boeiend. Van het
niet-officiële gedeelte is hier het 3-D diaklankbeeld van en over de
landmeetkundige dienst van de stad Zurich het vermelden waard.
Adri den Boer
4e WEGENER/MEDLAS CONFERENTIE
Van 7 t/m 9 juni 1989 vond in het Europa Hotel te Scheveningen de
4e WEGENER/MEDLAS-conferentie plaats. Doel van dit project is
het meten van vervormingen aan de aardkorst, die het gevolg zijn
van lokale tektonische activiteit in het oostelijk Middellandse-Zee-
gebied. Hiervoor worden afstanden tussen punten op de aardkorst
gemeten, gebruik makend van de Satellite Laser Ranging-techniek
(SLR). Door regelmatige hermeting van deze afstanden hoopt men
een beter inzicht te krijgen in de geofysische en geologische proces
sen in dit gebied. Daarnaast probeert men op deze manier meer in
zicht te krijgen in de geofysica en geologie in het algemeen, tot een
bredere internationale en interdisciplinaire samenwerking te komen
tussen wetenschappers uit allerlei landen, en de toepassingsmoge
lijkheden van SLR te vergroten.
De Duitse meteoroloog Alfred Wegener, die leefde aan het begin van
deze eeuw, veronderstelde dat de aardkorst bestaat uit een aantal
lithosferische platen, die drijven op een enigszins vloeibare laag, de
asthenosfeer. Hij baseerde deze veronderstelling op vondsten en
waarnemingen, die hij deed op het aardoppervlak, zoals de overeen
komsten tussen gesteenten en geologische structuren aan beide
zijden van de Atlantische Oceaan, de vormen van de kustlijnen van
de continenten, enz. Volgens zijn theorie bestond de aarde vroeger
uit een supercontinent, Pangaia, dat in de loop van miljoenen jaren
is verbrokkeld en uiteengedreven, tot de situatie die nu is ontstaan.
Met deze theorie hebben geologen en geofysici veel verschijnselen
kunnen verklaren, die tot op dat moment onverklaarbaar leken.
Deze continentendrift is een continu doorlopend proces, dat nog
steeds de aandacht heeft van talloze geowetenschappers, zoals in
het WEGENER/MEDLAS-project. Het oostelijke Middellandse-
Zeegebied werd hier gekozen als onderzoeksgebied, omdat daar
drie verschillende lithosferische platen (of aardschollen) aan elkaar
grenzen (de Euraziatische, Arabische en Afrikaanse plaat), dit ge
bied voor Europese onderzoekers relatief dichtbij is en vanwege de
grote hoeveelheid reeds aanwezige geologische, geofysische en
historische kennis over dit gebied.
Deelnemers aan deze conferentie waren geofysici, geologen en
geodeten uito.a. West-Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Zwit
serland, Groot-Brittannië, Verenigde Staten, Sovjet-Unie, Turkije,
Jordanië, Nigeria en Nederland. De Nederlandse vertegenwoordi
ging bestond uit mensen van de Faculteit der Geofysica van de
Rijksuniversiteit Utrecht, de Faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaart
techniek, sectie Baanmechanica, en de Faculteit der Geodesie,
werkeenheid Satellietgeodesie en werkeenheid Mathematische
Geodesie en Landmeetkunde, beide van de TU Delft.
Tot voor enkele jaren werd laserafstandmeting alleen bedreven
vanaf een beperkt aantal vaste meetstations op aarde, waaronder
544
NGT GEODESIA 89-11