Onbekenden lijk van de omstandigheden waarin de koper en verko per verkeren; ter voorbereiding van besluitvorming over bedrijfsma tige investeringen in onroerend goed, zoals bij be drijfsvestiging of nieuwbouw van een bedrijfspand. De schatting van de waarde zal vooral tot stand komen door een bedrijfseconomische analyse van het pro- duktieproces van het bedrijf; ter voorbereiding van belegging in onroerend goed. Hierbij leiden de toekomstige opbrengsten in de vorm van huuropbrengsten en opbrengst bij verkoop ge combineerd met een „redelijk beleggingsrendement" tot een schatting van de waarde; de vaststelling van de kavelprijs bij gronduitgifte door een gemeentelijk grondbedrijf. Voor woningbouw- kavels wordt de uitgifteprijs nu echter nog in hoofd zaak bepaald door de sterk door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu beheer gereglementeerde kavelprijs voor de sociale woningbouw en het uitgangspunt van doorberekening van de kostprijs. Na 1 januari 1990 zullen „marktprij zen" hier veel belangrijker worden; ter afsluiting van een verzekering. Hier bestaat de taxatie uit bouwkundige analyse van het object om de „herbouwprijs" vast te stellen; als grondslag voor belastingheffing. In tegenstelling tot de overige taxatiedoeleinden, die primair gericht zijn op individuele objecten, staat hierbij de vergelijk baarheid van een zeer groot aantal objecten centraal. Het onderzoek op het terrein van taxatie van onroerend goed binnen de werkeenheid Juridische en Planologi sche Geodesie richt zich momenteel vooral op het vast stellen van waarden als grondslag voor de heffing van onroerend-goedbelastingen in stedelijk gebied. Deze vorm van taxatie stemt ook het meest overeen met de be tekenis van vergelijkbare woorden in omringende landen; taxation (Engels, Frans) belastingheffing. Om ver warring met deze buitenlandse inhoud van het begrip „taxatie" te voorkomen, zal in het vervolg hoofdzakelijk worden gesproken over waardeschatting. Het onderzoek heeft tot doel de analyse en ontwikkeling van systematieken voor massale waardeschatting van grote aantallen onroerend-goedobjecten ten behoeve van onder meer belastingheffing. Deze massale waarde schattingen zijn niet alleen noodzakelijk voor de heffing van de gemeentelijke onroerend-goedbelastingen of van de waterschapslasten, maar kunnen ook een rol spelen als informatiebron bij de voorbereiding van ruimtelijk economisch beleid. Er is een drietal redenen waardoor deze vorm van waar deschatting thuishoort binnen een geodetische faculteit. De eerste reden wordt gevormd door het object van de waardeschatting, het onroerend goed. Deze vorm van waardeschatting is niet gebaseerd op de economische positie van betrokken partijen, maar op registreerbare kenmerken van het onroerend goed. De tweede reden is het locatie-element. Dit heeft enerzijds betrekking op de fysieke ligging van het object, zowel absoluut als relatief (ten opzichte van andere waardebepalende objecten) en anderzijds op de juridische consequenties van een loca tie, die vooral tot uiting komen in de bestemming. De derde reden tenslotte leveren de methodieken die (kun nen) worden gebruikt voor de waardeschatting van grote aantallen objecten. In de grote steden bijvoorbeeld die nen in één taxatieronde enkele honderdduizenden objec ten te worden getaxeerd. NGT GEODESIA 89-11 De onbekenden bij de waardeschatting van onroerend- goedobjecten zijn natuurlijk de vastgestelde waarden voor de individuele objecten. In de toepassingen van waardeschattingen zoals hier behandeld, is het onder scheid tussen de waarde van de grond en de waarde van een eventueel opstal niet relevant. De onbekende die moet worden bepaald, is daarmee een waardeschatting voor het totale object bestaande uit grond èn opstal. Bij sommige methoden wordt dit totaal wel bepaald door eerst afzonderlijk de waarde voor de grond te schatten en de waarde van het opstal te schatten en die op te tellen. Uit de verschillende doeleinden voor schatting van de waarde van een object is duidelijk geworden dat de waar de van een object niet eenduidig is gedefinieerd. De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) heeft een overzicht gemaakt van de in de praktijk gebruikte waarde begrippen. Hierbij heeft de makelaarsvereniging onder scheid gemaakt in „af te raden waardebegrippen" en „aanbevolen waardebegrippen". Onder deze laatste categorie, waarin dus waardebegrippen die in de praktijk zeer regelmatig worden gehanteerd, vallen nog altijd vijf tien verschillende waardedefinities. Voor de toepassing van waardeschattingen voor belas tingheffing en eventueel ruimtelijk economisch beleid is de discussie binnen de voorlopige Raad voor Vastgoed informatie (RAVI) van belang. In haar rapport „De Wet WOG" (waardebepaling onroerend goed) adviseert de raad om te komen tot een wettelijke regeling voor de waardeschatting van onroerend goed. In deze wettelijke regeling dient één waardedefinitie te worden gebruikt, die overeenkomt met de huidige definitie voor de zogenaam de „waarde in het economische verkeer" die wordt ge bruikt voor de heffing van de onroerend-goedbelastingen. De onbekenden bij de waardeschatting van onroerend goed zijn dan voor ieder object: „De waarde welke aan het onroerend goed dient te wor den toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigen dom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger het goed in de staat waarin het zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in feitelijk gebruik zou kunnen nemen". Deze definitie van de onbekenden is niet direct vertaal baar in een meet- en verwerkingsproces. De definitie is daarmee dus niet operationeel. Een ander probleem vormen de juridische ficties die in deze definitie worden genoemd. In de definitie wordt ervan uitgegaan dat de „volle en onbezwaarde" eigendom van een onroerend-goedobject zou kunnen worden overgedragen. Beperkingen van het volle eigendom, bijvoorbeeld wanneer het object is ver huurd of is gebouwd op basis van een erfpachtsrecht, hebben invloed op de prijs die men bereid is te betalen voor een dergelijk object. Bij het schatten van de waarde moet echter van de juridische fictie worden uitgegaan dat het „volle en onbezwaarde" eigendom kan worden over gedragen. In wijken waar alle woningen zijn gebouwd op basis van een erfpachtsrecht, is het zeer moeilijk een relatie te leggen met een vergelijkbare woning waarvan het volle eigendom kan worden overgedragen. Ditzelfde geldt in feite voor woningwetwoningen in complexen waar individuele verkopen aan bewoners niet hebben plaats gevonden of niet mogelijk zijn. In dergelijke gevallen leve ren de juridische ficties in de definitie een verzwaring van het probleem om te komen tot een goede waardeschat- 515

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 3