Meetmethoden ting. Beperkingen die bijvoorbeeld samenhangen met bepalingen in het bestemmingsplan, dienen wel bij de waardeschatting te worden betrokken. De definitie van de waarde van een object is niet operatio neel in de zin dat er geen meetvoorschriften worden gegeven, hoe de waarde kan worden vastgesteld. Dit is bijvoorbeeld in tegenstelling tot de situatie in Denemar ken, waar in de wettelijke regeling een operationele defi nitie is gegeven. De waarde volgens een dergelijke schat ting kan dan wel afwijken van de prijs die een individu bereid is te betalen voor het betreffende object. De mate waarin de definitie in de Nederlandse situatie operatio neel is, verschilt echter voor verschillende soorten objec ten. Voor courant onroerend goed (waarbij dus relatief veel transacties optreden) dient de „waarde in het econo mische verkeer" te worden vastgesteld. Dit begrip waar de in het economische verkeer is in het geheel niet opera tioneel gedefinieerd, al zal bij het vaststellen enige relatie moeten worden gelegd met transactieprijzen. Voor incou rant onroerend goed (waarbij dus zeer weinig transacties optreden, bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen, musea) dient een gecorrigeerde vervangingswaarde te worden vastgesteld. Dit begrip gecorrigeerde vervangingswaarde is in de regeling veel meer operationeel uitgewerkt. Voor het grootste aantal objecten dient echter een „waarde in het economische verkeer" te worden vastgesteld. De operationalisering van de definitie van dit begrip gebeurt dan ook door de uitvoerders van de waardeschatting door het kiezen van een methode die gebruikt gaat worden. Op dit moment zijn de uitvoerders nog in hoofdzaak de ge meenten en particuliere taxatiebureaus die werken over eenkomstig de eisen van de gemeenten die de waarde schatting aan hen uitbesteden. Vanuit geodetisch gezichtspunt is het meetproces ten behoeve van de waardeschatting echter relatief eenvou dig, doordat het eendimensionaal van karakter is. De verwerking van meetgegevens en de opbouw van een functiemodel zijn daarmee vergelijkbaar met hoogte meting. Deze vergelijking zullen we bij de analyse van de meetmethoden naar voren laten komen. Wel blijkt het „meten van waardeschattingen" complexer dan het „meten van hoogten". Omdat directe meting van waarden of waardeverschillen niet mogelijk is, bestaat de eigenlijke meting voor de waardeschatting uit het doen van waarnemingen omtrent de kenmerken van het object om op basis hiervan uitein delijk de waarde volgens de gegeven definitie (waarde in het economisch verkeer) te schatten. Voor verschillende taxatiedoeleinden en daarmee bij verschillende waarde- definities kunnen verschillende methoden voor waarde schatting, dus voor het aan elkaar relateren van object- kenmerken en waardeschattingen, de voorkeur genieten. Deze methoden voor waardeschatting of taxatiemetho den kunnen op verschillende manieren in klassen inge deeld worden, bijvoorbeeld: vergelijkingsmethoden; kapitalisatiemethoden; methoden op basis van historische stichtings- kosten; methoden op basis van herbouwkosten; kuberingsmethoden. De laatste drie klassen zijn in feite alleen gericht op de waardeschatting van opstallen; de waarde van de grond moet hierbij nog apart worden vastgesteld. Bij de eerste twee klassen vindt waardeschatting van grond èn opstal geïntegreerd plaats. Voor waardeschatting ten behoeve van de heffing van onroerend-goedbelastingen worden al deze klassen van methoden wel op enigerlei wijze toe gepast. Bij de vergelijkingsmethoden probeert men de waarde van een object direct af te leiden uit de mate van overeen komst met één of meerdere andere objecten. Van deze andere objecten moet de waarde dan vrij nauwkeurig bekend zijn. In de meeste gevallen vindt vergelijking plaats met objecten die recent betrokken zijn geweest in een transactie. Het belangrijkste probleem voor deze methode is in de meeste gevallen het ontbreken van objecten die in voldoende mate vergelijkbaar zijn en waarvan de waarde (door transacties) voldoende nauw keurig bekend is. Bij de kapitalisatiemethoden wordt primair gekeken naar de jaarlijkse (mogelijke) opbrengsten van een onroerend- goedobject. Deze jaarlijkse opbrengsten kunnen bestaan uit huur- of pachtopbrengsten. Bij gebruik door een eige naar/gebruiker kan eventueel ook worden uitgegaan van fictieve opbrengsten op basis van vergelijking met andere objecten. Deze jaarlijkse opbrengsten worden vermenig vuldigd met een kapitalisatiefactor die afhankelijk is van het rendement van alternatieve beleggingen en van de nog resterende gebruiksduur van het onroerend goed. Bij bebouwd onroerend goed met een bedrijfsmatige be stemming wordt deze methode vaak toegepast, maar voor woningen is deze methode minder geschikt. Door de regulering van de huurprijsvaststelling is de relatie tussen huurprijs en waarde in het economische verkeer lang niet altijd „economisch zuiver". Bij methoden op basis van historische stichtingskosten wordt gebruik gemaakt van de bekende bouwsom uit het verleden. Deze historische stichtingskosten worden ge corrigeerd voor inflatie of bouwkostenstijging door ver menigvuldiging met een index. Daarnaast vindt correctie plaats voor veroudering in de vorm van afschrijving. Een voordeel van deze methode is, dat deze bijna geheel achter het bureau kan worden uitgevoerd op basis van historische gegevens en vaste kengetallen. Ook bij de methoden op basis van herbouwkosten vindt vergelijking plaats met nieuwbouw van het betreffende object. De nieuwbouwkosten van het object worden ech ter niet afgeleid uit de historische bouwkosten, maar worden geschat uitgaande van nieuwbouw met de huidi ge technieken. Daarnaast vindt ook een correctie plaats voor veroudering in de vorm van afschrijvingspercenta ges. De kuberingsmethoden tenslotte vormen in feite een ope rationalisering van de methoden gebaseerd op bouw kosten. Voor bepaalde typen bebouwing worden kenge tallen vastgesteld in de vorm van bouwkosten per kubieke meter. Vermenigvuldiging van deze kengetallen met de inhoud van het object levert de nieuwbouwkosten. Even tueel kan afschrijving voor veroudering ook reeds in de kengetallen per kubieke meter worden opgenomen. We zetten nu de genoemde klassen van methoden voor waardeschatting naast de systematiek voor hoogte meting. Deze vergelijking leidt ertoe dat we ook bij de waardeschatting onderscheid wensen te maken tussen: meting van waardeverschillen; aansluiten op bekende objecten. 516 NGT GEODESIA 89-11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 4