Waarnemingen De meting van waardeverschillen kan niet direct plaats vinden zoals bij hoogtemeting (bijvoorbeeld waterpas sing). De waardeverschillen dienen te worden afgeleid uit kenmerken van het onroerend goed die wel direct meet baar zijn. De aansluiting op bekende objecten is vergelijkbaar met aansluiting op het NAP-net. Ook voor de waardeschatting zal een referentienet moeten worden gebruikt. Dit refe- rentienet bestaat uit objecten waarvan de waarde in het economische verkeer zoals in de waardedefinitie is aan gegeven, nauwkeurig bekend is. Dit referentienet kan bijvoorbeeld zijn afgeleid uit transacties, waarbij de trans actieprijzen dan wel overeenkomstig de juridische ficties moeten zijn geobjectiveerd en moeten zijn vertaald („ge schrankt") naar dezelfde peildatum. De omschrijving van de methoden voor waardeschatting liet zien dat deze splitsing van de waardeschatting in twee fasen in de praktijk nog niet consequent wordt toegepast. De genoemde methoden zijn in feite alle absolute meetmethoden, waarbij dus de waarde wordt bepaald en niet een waardeverschil. Wel zijn natuurlijk overeenkomstige methoden aan te geven voor het bepa len van waardeverschillen tussen objecten. Met name bij geautomatiseerde waardeschatting van grote aantallen min of meer vergelijkbare objecten kan een methode gebaseerd op consequente meting van waardeverschil len tot betere resultaten leiden. In de praktijk „meten" taxateurs natuurlijk ook niet direct totale waardeschattingen van objecten, maar kijken eerst naar de waardebeïnvloedende verschillen tussen objec ten. Een taxateur kan echter maar een zeer beperkt aantal objecten op deze wijze met elkaar in verband brengen. Bij geautomatiseerde methoden, waarnaar in dit onderzoek wordt gestreefd, met consequente schat ting van waardeverschillen kunnen veel meer objecten met elkaar in verband worden gebracht en kan een con sequente scheiding worden aangebracht tussen de bepa ling van waardeverschillen en de uiteindelijke vaststelling van een schatting voor de totale waarde. De waardeverschillen tussen verschillende objecten kun nen niet direct worden gemeten, maar zullen moeten worden afgeleid van objectkenmerken die wel direct kunnen worden bepaald. Om de verbanden tussen de objectkenmerken en de waardeverschillen vast te leggen, dient een model te worden opgesteld. Dit model komt hierna aan de orde. Op basis van dit model kunnen de waardeverschillen worden afgeleid uit de objectkenmer ken. Als kenmerken die primair de waarde van een onroe rend goed beïnvloeden en dus moeten worden bepaald voor het schatten van waardeverschillen, kunnen onder meer worden genoemd: type/bestemming; - grootte; - bouwjaar; kwaliteit; onderhoud. Voor type/bestemming zal een classificatie moeten wor den ontwikkeld waarbij de grenzen tussen de klassen worden bepaald door de manier waarop de waarde van het object samenhangt met objectkenmerken. Een kan toor valt in een andere klasse dan een woning, maar valt NGT GEODESIA 89-11 A. VRIJE MARKT Al. Onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik A2. Onderhandse verkoopwaarde, in verhuurde staat A3. Executiewaarde, vrij van huur of gebruik A4. Executiewaarde bij eigen gebruik A5. Executiewaarde in verhuurde staat A6. Economische huurwaarde A7. Agrarische waarde B. HUURPRIJZENWET WOONRUIMTE ST. Wettelijke huurwaarde C. JAARREKENING ONDERNEMINGEN Cf. Opbrengstwaarde C2. Bedrijfswaarde C3. Vervangingswaarde D. INKOMSTEN, VERMOGENS- EN OVERDRACHTS BELASTING EN SUCCESSIERECHT D1. Waarde in het economisch verkeer E. ONROEREND-GOEDBELASTINGEN E1. Waarde in het economisch verkeer F. VERZEKERING Et. Herbouwwaarde F2. Vervangingswaarde Aanbevolen waardebegrippen. een rijtjeswoning in een andere klasse dan een villa? De waarneming, de meting, is in feite de indeling van het object in een nominale schaal. De vaststelling van de grootte van het onroerend goed past wel bij het begrip meting volgens het normale spraakgebruik. Afhankelijk van het type object kan de grootte worden weergegeven in vierkante meters of kubieke meters. Eventueel kan ook het aantal kamers van een woning als grootte-aanduiding worden opgevat. Het bouwjaar is in principe objectief vast te stellen, hoe wel ook hier verschillende definities mogelijk zijn. Voor de waardeschatting is het bouwjaar vooral van belang om de mate van veroudering te bepalen. Omdat de mate van veroudering door verbetering of renovatie van het object soms ingrijpend kan zijn veranderd, wordt er soms voor gekozen om in dergelijke gevallen een fictief bouwjaar vast te stellen. Een dergelijk fictief bouwjaar vermindert het aantal objectieve kenmerken dat bij de waardeschat ting kan worden gebruikt nog verder. De kwaliteit van een object wordt bepaald door de mate van luxe, het aantal en de aard van de aanwezige voor zieningen, de constructie en de duurzaamheid van het object en dergelijke. Tenslotte geeft de onderhoudstoestand aan in hoeverre de technische veroudering van het object door effectieve maatregelen het hoofd is geboden. De hier genoemde waarnemingen ten behoeve van het schatten van waardeverschillen tussen objecten zijn lang niet allemaal metingen met een objectief en kwantitatief karakter. Voor de verschillende typen objecten is een classificatie van belang. De kwaliteit van een object kan worden geobjectiveerd door het selecteren van waarde beïnvloedende voorzieningen. Van ieder object dient dan te worden vastgesteld of, en zo ja, hoeveel van deze voor zieningen beschikbaar zijn (bijvoorbeeld aantal toiletten, aanwezigheid centrale verwarming, enz.). Het vaststellen van de onderhoudstoestand van een onroerend goed vormt in de praktijk een zeer groot pro- 517

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 5