Europese beroepspraktijk In vrijwel alle lid-staten zijn particuliere landmeters actief, die zich in branche-organisaties hebben verenigd. In Boedapest, tijdens een bijeenkomst van het Comité Permanent van de FIG, ontmoette ik onlangs een aantal vertegenwoordigers van de landmetersstand uit diverse landen van de Gemeenschap. Allen oriënteren zich op de Europese markt. Fransen en Duitsers kennen de figuur van de be- edigde landmeter, die als vrije beroeper particulieren bedient. Zij maken zich zorgen over een mogelijke overval op hun nog goed be schermde praktijk. Met name van Franse zijde wordt hartstochtelijk gepleit voor een aparte Europese richtlijn voor landmeters, zoals is opgesteld voor advocaten en architecten. De indruk bestaat echter dat Brussel hier niet voor voelt. De Engelse chartered surveyors doen er nogal wat zaken bij, zoals onroerend-goedtaxaties (valuer) en bouwkostenbegeleiding (quanti ty surveyor). Ik ben het met fan der Molen (p. 579 van dit nummer) eens, dat de Nederlandse private praktijk rechtstreeks kennis moet nemen van het in gang gezette overleg tussen de beroepsbeoefenaars in de Europese Gemeenschap. Daarvoor is het gewenst, dat het land meetkundige bedrijfsleven zich gaat organiseren, opdat NVG-voor- zitter Van der Molen, die daar overigens al eerder toe opriep, op 2 en 3 november 1989 zich door een representant van de private sec tor naar Brussel kan laten vergezellen. Vertegenwoordigers van be roepsorganisaties in de verschillende lid-staten zullen dan met elkaar van gedachten wisselen over een onderzoek naar de omvang en de onderverdeling van de private landmeetkunde in de lid-staten. Een eerste aanzet tot een beeld van deze activiteiten kreeg ik onder ogen en wil ik u met het nodige voorbehoud niet onthouden. De cijfers van Nederland heb ik naar eigen inzicht toegevoegd! Duitsland (BRD) DM 300 miljoen (145 miljoen ECU) Ierland 4,5 miljoen 6 miljoen ECU) Italië Lire 240 miljoen 16 miljoen ECU) Nederland f 100 miljoen 43 miljoen ECU) Ver. Koninkrijk (VK) 180 miljoen (270 miljoen ECU) Omzetten, exclusief BTW. Deze cijfers roepen direct vragen op. Met name de omzetcijfers van Duitsland en vooral Italië steken ten opzichte van het Verenigd Koninkrijk en Nederland bijzonder mager af. Volledigheid, actualiteit, precisie en betrouwbaarheid zijn bij het verzamelen van gegevens niet te veronachtzamen criteria. Enige harmonisatie in gehanteerde onderzoeksmethoden lijkt een minimum vereiste. De opdrachten komen van de overheid, van bedrijven en instellingen uit de private sector (commerciële sector) en van particulieren en zijn als volgt over de sectoren verdeeld: Duits Ier Italië Neder Ver. land land land Koninkr. publieke sector 84 20 25 85 26,5 commerciële sector 3 30 25 15 18,0 particulieren 13 50 50 55,5 Omzetverdeling over cliënten (in Met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk beschikken alle lid staten over een nationaal kadaster, dat is voorzien van gedetailleer de kaarten met rechtsgrenzen. In het Verenigd Koninkrijk bestaat niet zo'n kadaster; wel wordt een grootschalige basiskaart vervaar digd en bijgehouden door de Ordnance Survey, een overheidsinstel ling. Zoals eerder uiteengezet, worden landmeters met name betrok ken bij geodetische activiteiten, topografische metingen en karte ringen, grootschalige basiskaartvervaardiging, hydrografische werk zaamheden, kadastrale metingen en het inrichten van vastgoedinfor matiesystemen. Deze zeer globale en nog onvoldoende uitgewerkte indeling van de werkzaamheden laat naar opgave uit de eerder ge noemde lid-staten het volgende beeld zien: In de volgende tabel staat het aantal bureaus dat in de lid-staten op het onderhavige werkterrein opereert; tevens is de personele be zetting vermeld. Duits Ier Italië Neder Ver. land land land Koninkr. aantal bureaus 1300 20 8000 25 1500 10 medewerkers in °/o 87 100 90 30 72 10-50 mede werkers in 10 8 40 26 50 medewerkers in 3 2 30 2 Aantal en grootte van private landmeetkundige bureaus. De hier vermelde cijfers roepen opnieuw vragen op, zeker als we ze in verband brengen met de in tabel 1 vermelde omzetten. Duidelijk wordt dan, dat een en ander niet kan kloppen en er betere gegevens moeten komen. Ik denk overigens dat mijn inschatting van de Neder landse situatie vrij reëel is. Verwachtingen voor de bedrijfstak in de Euromarkt na 1992 Ook in het buitenland verwacht men, dat in de komende jaren de werkzaamheden in ons vakgebied gaan toenemen, niet alleen van wege de groeiende informatiebehoefte, maar ook als gevolg van het toepassen van nieuwe technologieën, waarvoor actuele, betrouw bare en nauwkeurige informatie nodig is. Zoals Van der Molen reeds stelde, zullen in de Euromarkt als gevolg van de ontworpen antiprotectionistische dienstenrichtlijn overheids opdrachten van meer dan 200 000 ECU moeten worden aanbesteed. Een dergelijke richtlijn biedt ook kansen aan bureaus buiten de regio waar de dienst moet worden geleverd en heeft dientengevolge meer concurrentie van collega-bureaus uit andere lid-staten en misschien ook uit Amerika en Japan. Door de plaatsgebondenheid van het meeste ingenieurs- en landmeetkundige werk zullen bureaus die bui ten de hun vertrouwde reikwijdte willen gaan opereren, in het alge meen moeten beschikken over een zekere omvang en financiële draagkracht. Voor het opereren op Europees niveau is dat zeker nodig. In onder andere Duitsland en Italië verwacht men dan ook bij het naderbij komen van de Euromarkt een tendens tot schaalvergroting en dientengevolge een fusie van bureaus. Overigens zijn er momen teel weinig grensoverschrijdende activiteiten in de Europese ge meenschap in ons vakgebied; dit beeld komt overeen met dat van de raadgevend ingenieurs. Naar de mening van onze Europese collega's zal bij het vervagen van de Europese landsgrenzen ook binnen de lid-staten het samen werken en/of fuseren tussen landmeetkundige bureaus en bureaus met één of meer disciplines, gaan toenemen, zodat er multidiscipli naire bedrijven komen. Ook verwacht men internationale samenwer king en fusies tussen bureaus uit de verschillende lid-staten. Dat moderne gegevensverwerking om een toenemend gebruik van elektronische apparatuur, kennis van vastgoedinformatiesystemen en toepassing van digitale technieken vraagt, zal een ieder duidelijk zijn. Een gevolg ervan is dat het „digitaal gaan" aanzienlijk meer in vesteringen vraagt dan het analoge proces. De bedrijfsvoering wordt daardoor kapitaalintensiever. Tegen deze achtergronden bezien hebben de grote multidisciplinai re Nederlandse ingenieursbureaus goede kansen in de Euromarkt. Mijn nog onvoldoende gefundeerde eerste indruk is, dat we er wat dit betreft niet slecht voorstaan. Er zijn namelijk in de overige lid staten niet veel bureaus die vergelijkbaar zijn qua omvang en veelzij digheid. toenemende werkzaamheden aanbesteden overheidsopdrachten 200 000 ECU) toenemende concurrentie schaalvergroting, samenwerking, fusie, binnen de sector, multifunctioneel, internationaal kapitaalintensiever kansen voor de grotere, multidisciplinaire Nederlandse bureaus Duits Ier Italië Neder Ver. land land land Koninkr. geodetisch werk 10 topografisch werk 15 35 2 26 grootschalig werk 10 55 42 kadastraal werk 15 3 vastgoedinformatie/ data-interpretatie 65 50 40 32 Omzetverdeling naar soorten werk (in Aandachtspunten ten aanzien van de Euromarkt na 1992. 586 ngt geodesia 89 - 12

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1989 | | pagina 18