Snelheid Ideaal Hoogte Verzeilen Fig. 5. Geometrie: positiefouten. meter. Ten einde de geometrische nauwkeurigheid te verbeteren, wordt vanaf 1990 een nieuw type traagheidsnavigatiesysteem ge bruikt, het zogenaamde Inertial Reference System. Door een hogere up-date frequentie (maximaal 50 Hz in plaats van 33,3 Hz) zal dit systeem een grotere geometrische nauwkeurigheid geven. Zoals uit de betekenis van het acronym CAESAR blijkt, is het een experimenteel systeem. Op dit moment wordt door het NLR onder zoek verricht naar verschillende toepassingsmogelijkheden ervan. Met de CAESAR-scanner kunnen digitale stereobeelden worden ver vaardigd met een maximale geometrische resolutie van 0,5 x 0,5 meter. Stereobeelden kunnen worden verkregen door gebruik te maken van drie opties: 1de twee CCD-arrays die binnen één camera naar voren, respec tievelijk naar achteren kijken onder een bepaalde hoek; 2. een CCD-array dat naar achteren kijkt en een CCD-array dat naar voren kijkt in bestaande configuratie; 3. een CCD-array dat naar achteren kijkt en een CCD-array dat naar voren kijkt in gewijzigde configuratie. Voor deze drie opties geldt dat de hoeken waarmee naar de aarde wordt gekeken, constant zijn. Heel eenvoudig kunnen de basis/hoog teverhoudingen (B/H) worden uitgerekend: 1de CCD-arrays kijken met 11,5 graden zowel naar voren als naar achteren, de B/H 0,41; 2. een CCD-array kijkt met 11,5 graden naar achteren, het andere CCD-array kijkt met 45 graden naar voren, de B/H 0,78; 3. idem, nu met 25 in plaats van 45 graden naar voren kijken, de B/H 0,67. Het tijdsverschil tussen de twee stereo-opnamen is afhankelijk van de vlieghoogte en varieert tussen 10 en 30 seconden voor optie 1. Voor optie 2 en 3 is het tijdsverschil groter, omdat hier twee keer over het object dient te worden gevlogen. Op dit moment wordt door ons laboratorium onderzoek uitgevoerd naar deze interessante optie met behulp van een stereo-opname van de Flevocentrale. De SPOT- satelliet bezit eveneens een mogelijkheid tot het verkrijgen van stereobeelden. Hierbij wordt de kijkrichting in zijwaartse richting aan gepast. Het tijdsverschil en de pixelgrootte zijn echter aanzienlijk groter dan bij de CAESAR-scanner. Voor landmeetkundigen is de stereo-optie die CAESAR biedt misschien daarom interessant, om dat waarschijnlijk nieuwe generatie SPOT-satellieten dezelfde stereo-mogelijkheid gaan bieden als de CAESAR-scanner. Tevens vindt onderzoek plaats naar de bruikbaarheid van CAESAR voor topografische toepassingen. Objecten van 5 tot 10 cm kunnen nog worden waargenomen bij een geometrische resolutie van 0,5 x 0,5 m. Zo kan men bijvoorbeeld nog duidelijk wegmarkeringen en krijtlijnen onderscheiden. Negen CCD-arrays worden gebruikt bij het observeren van (zee)- water. De configuratie van het systeem brengt met zich mee, dat de negen CCD-arrays onder drie verschillende hoeken de zee op- ÜOWN LOOKING FORWARD LOOKING RACK Fig. 6. Opnamerichting van de verschillende camera's. 10 Direction Top view Bottom view Fig. 7. Plaatsing van de CAESAR-camerasystemen in een speciale houder. nemen. Daardoor worden tijdsverschillen geïntroduceerd tussen de verschillende opnamen, waarbij het oppervlak waarnaar wordt ge keken continu verandert. Gebruikers willen de negen beelden combi neren tot één kleurenbeeld. In samenwerking met de Faculteit der Geodesie van de Technische Universiteit Delft vindt een onderzoek plaats naar de vraag hoe deze beelden kunnen worden gecombi neerd met behulp van matching-technieken. Moeilijkheden hierbij zijn: verschil in spectrale signatuur; verschil in kijkhoek; verschil in opnametijdstip; verandering van het opgenomen landschap (zee). De ontwikkelde methode kan eenvoudig worden aangepast voor het opsporen van corresponderende punten in digitale stereobeelden en het opsporen van paspunten(schijven) in remote sensing-beelden. Een van de toepassingen waarvoor CAESAR erg geschikt zou kunnen zijn, is het karteren van zeebodemdiepte en bodemsamen stelling van kustwateren met een diepte van ongeveer 20 m. Aan de hand van resultaten van een eerdere studie uitgevoerd met Landsat TM-beelden wordt op dit moment een onderzoek uitgevoerd door de Dienst Getijdewateren van Rijkswaterstaat naar de bruikbaarheid van CAESAR-beelden. Door middel van de juiste bewerking en inter pretatie van de CAESAR-gegevens kan de bodemdiepte worden geëxtraheerd. De eerste resultaten zijn bemoedigend: een correlatie van 95% met de werkelijke diepte. De CAESAR-waarnemingen kun nen dienen voor de ondersteuning en beperking van de lodings activiteiten. Conclusies Remote sensing is een groeiende techniek met een grote toekomst voor landmeetkundige toepassingen. CAESAR is duidelijk geschikt voor topografische toepassingen, onder andere door de mogelijkheid tot het vervaardigen van digitale stereobeelden en dus het genereren van hoogte-informatie. Het is mogelijk dat de bewerking hiervan gaat plaatsvinden op analytische plotters. Dit is nu reeds het geval bij stereobeelden van SPOT. Een andere mogelijkheid is het waar nemen van objecten van 5 tot 10 cm. Dit biedt in principe de moge lijkheid tot het karteren op schaal 1 2500 tot 1 10 000. Satelliet- beelden leveren reeds recente topografische informatie door hun herhalingsfrequentie over een bepaald gebied. Een onderzoek van het NLR heeft aangetoond, dat de combinatie van SPOT- en Landsat-beelden in principe geschikt is om topografische kaarten van schaal 1 25 000 tot 1 50 000 te herzien en te differentiëren. Verder bestaat de mogelijkheid om door middel van beeldbewer kingstechnieken dieptekaarten te genereren. Dit soort toepassingen van remote sensing-beelden wordt steeds meer gebruikt bij land meetkundige diensten. Aangezien we nog in het beginstadium van dergelijke toepassingen verkeren, voorzie ik een vergroting van het operationeel gebruik van remote sensing-beelden voor landmeetkundige toepassingen. Ik denk dat vooral de vliegtuigsystemen steeds meer aan populariteit zullen winnen. Groot voordeel is de enorme flexibiliteit van dit soort systemen. Literatuur 1. Bunnik, dr. ir. N. J. J., Grondslagen en Toepassingen van Multi- spectrale Aftasting in de Landbouw. NLR MP 85015, 1985. 2. Collwell, R. N., et al., Manual of Remote Sensing: Second Editi on. American Society of Photogrammetry, 1983. 3. Lemmens, ir. M. J. P. M., Remote Sensing Technieken 1 en 2. Collegedictaat TUD, 1987. 4. Looyen, ir. W. J., Geometrische aspecten van digitate CAESAR- beelden. NGT Geodesia 1988 no. 4. NGT GEODESIA 90 - 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 12