Laser als meetlat*] velen denken, maar er liggen nog wel veel onderzoeksterreinen. Ik wil er hier één uitlichten. Om de techniek goed te kunnen toepassen, is het belangrijk om een goede beschrijving te hebben van de kwaliteit van de aansluit- punten. Het is dus belangrijk om een goede covariantiematrix te hebben. Het opstellen van een vervangingsmatrix gebeurt met een covariantiefunctie en het gaat dus om het bepalen van goede para meters van die functie. Daarbij is een lastig, eigenlijk heel hinderlijk, probleem dat de covariantiematrix geschrankt is en de invloed van de schrankingsbasis het opstellen van een goede covariantiematrix er bepaald niet eenvoudiger op maakt. Desalniettemin is het tijd om ons af te vragen waar we eigenlijk geld in moeten steken: in het ontwerpen van goede rekenmodellen en in het maken van gebruikersvriendelijke programmatuur, of moeten we investeren in het maken van een dicht veld van hoogprecieze grond- slagpunten? Om terug te keren naar het begin van mijn betoog: kost het meer geld om stevige steunberen te bouwen of om de bouwconstructie intensief door te rekenen? De vraagstelling is voor mij een retorische. Toch wil ik ook nog een waarschuwing plaatsen. Voordat men steunberen weglaat, moet men de techniek van de rekenmodellen wel volledig beheersen. Anders krijgen we het effect van fig. 10. door ir. W. T. G. Vos, werkzaam bij Radio Holland Group. SUMMARY The use of laser as a surveyor's rod The author gives an introduction on the physical principles and remarkable qualities of lasers, especially within the field of land surveying. Various applications are discussed. Lichtstralen met een intensiteit die vele malen sterker is dan wordt aangetroffen aan het oppervlak van de zon, zijn afkomstig van lasers. „Licht" is in dit kader eigenlijk een te beperkt begrip, omdat er ook lasers zijn die infrarode of ultraviolette stralen voortbrengen. De eerste laser echter produceerde een zichtbare, rode straal en na verloop van tijd werd de naam LASER algemeen geaccepteerd, waarin de L staat voor „Light" (licht) en de overige letters staan voor „Amplification by Stimulated Emission of Radiation" (versterking door gestimuleerde emissie van straling). Sinds de introductie van de eerste laser in 1960 zijn er veel lasers ontwikkeld voor de meest uiteenlopende toepassingen, ondere ande re als „naald" in CD-spelers, streepjescode-lezer in de supermarkt, lichtbron voor printers, chirurgisch mes en meetlat in de landmeet kunde. De fysische principes evenwel zijn steeds dezelfde gebleven. Fysische principes De theoretische grondbeginselen van de laser zijn in 1917 geformu leerd door Albert Einstein. Hij nam aan dat bij de interactie tussen straling en materie, naast absorptie, twee soorten emissies konden optreden: spontane en gestimuleerde emissie. Om deze begrippen te beschrijven, moet een beroep worden gedaan op de zogenaamde quantumtheorie, waar straling wordt voorgesteld als een stroom van lichtdeeltjes (fotonen). Volgens deze theorie komen atomen (overigens ook moleculen en ionen) slechts in dis crete energietoestanden voor. Een atoom bestaat uit een relatief zware kern met een aantal daaromheen trillende lichtere elektronen. Elke triltoestand heeft een bepaald energieniveau en zoals reeds is opgemerkt, verlopen deze niveaus niet continu; een atoom bevindt zich op het ene niveau of op het andere, maar niet daartussenin. Lezing gehouden op 12 oktober 1989 te Utrecht tijdens het 15e NGL congres. Normaliter bevindt het atoom zich in de toestand met het laagste energieniveau: de grondtoestand. Door een foton met de juiste hoe veelheid energie zijnde precies het verschil in energie tussen twee niveaus in te vangen, kan straling worden geabsorbeerd. Het atoom komt daardoor op een hoger energieniveau terecht. Na ver loop van korte tijd keert het atoom terug naar de grondtoestand. Daarbij komt energie vrij, die wordt uitgezonden in de vorm van een foton: spontane emissie. Veronderstel nu dat er een foton met precies de juiste hoeveelheid energie aankomt en het atoom zich reeds in de aangeslagen toestand bevindt. Het aankomende foton kan dan niet worden geab sorbeerd. Albert Einstein opperde dat in dat geval het atoom terug keert naar zijn grondtoestand onder uitzending van een foton met precies dezelfde energie als het aankomende foton: gestimuleerde emissie (Stimulated Emission). Er zijn dan twee fotonen die op hun beurt weer twee aangeslagen atomen kunnen stimuleren tot emissie, enz. Gestimuleerde emissie is onder omstandigheden zoals die zich normaal op aarde voordoen, een uiterst onwaarschijnlijke gebeurte nis. Er moet daarom energie worden toegevoegd om een voldoende aantal atomen in aangeslagen toestand te krijgen. Energie kan af komstig zijn van onder andere een sterke flitslamp, een elektrische stroom of een chemisch proces. In 1960 was het Theodore Maiman die de eerste werkende laser bouwde. Hij omgaf een staaf robijnkristal met een spiraalvormige flitser. Door het flitslicht werden de chroomatomen in een aange slagen toestand gebracht en er trad gestimuleerde emissie op. Als Maiman verder niets aan het kristal zou hebben gedaan, zou het slechts rood zijn opgegloeid. De fotonen gaan namelijk alle kanten op en verlaten het doorzichtige kristal. Maar hij had de uiteinden van de staaf van een reflecterende laag voorzien, één zijde volledig reflecterend, de andere zijde iets doorlatend. De fotonen, die in de lengterichting van de staaf bewogen, werden aan de uiteinden weer kaatst, doorliepen nogmaals het kristal, waarbij weer gestimuleerde emissies werden veroorzaakt, enz. Uiteindelijk kwamen er steeds Fig. 10. Voordat men steunberen weglaat, moet men de techniek van de rekenmodellen volledig beheersen. 16 NGT GEODESIA 90 - 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 18