Het NVG-bestuur was goed vertegenwoordigd op deze dag. De eer
om na de lunch het tweede deel van het symposium te openen, viel
namelijk te beurt aan ir. J. B. van Reij, directeur van Telé Atlas
Nederland BV. Van Reij ging in op de problemen rond het (financiële)
management van een bedrijf als Tele Atlas. Er moet namelijk eerst
een gegevensbank worden opgebouwd, voordat er een produkt kan
zijn; dit brengt in het begin alleen maar grote investeringen met zich
mee, zonder dat daar iets tegenover staat. Maar zelfs nu er wel een
produkt is, blijkt het verkopen daarvan moeilijker dan men had ver
wacht. De diverse markten waarop men had gemikt, bleken namelijk
zo verschillend van aard, dat ze allemaal een zeer specifieke bena
dering nodig hebben.
Van Reij wilde met dit verhaal illustreren dat de geodeet vroeg of laat
te maken krijgt met management, financiering en marketing. Hij kon
zich dan ook niet zo goed vinden in de betogen van de eerdere spre
kers en pleitte voor een meer praktijkgerichte opleiding, waarin een
ruime plaats wordt ingeruimd voor management- en marketing-
gerichte vakken.
Mevrouw ir. E. C. C. Blitz, dinecteurvan het Gemeentelijk Grondbe
drijf Den Haag, sloot de lange rij van sprekers. Bij de gemeentelijke
overheid zijn er in principe twee afdelingen waar geodeten werk
zaam kunnen zijn: de afdeling landmeetkunde/vastgoed en het
grondbedrijf. De positie die zij daar hebben, is vrijwel altijd die van
hoofd van de afdeling, omdat dit voor de meeste gemeenten de eni
ge plaats is waar zij een academicus kunnen betalen. Hun taak is
dus: managen. Omdat dit over het algemeen niet de sterkste kant
van de geodeet is, zitten er vaak anderen op deze plaats. Dat is erg
jammer, aldus mevrouw Blitz, omdat dit zeer boeiende functies zijn
waarbij je in direct contact staat met zowel de burgers als het
bestuur.
De kennis die je hiervoor nodig hebt, bestaat hoofdzakelijk uit juri
disch en financieel-economisch inzicht, en uit kennis van civiele
techniek, bouwkosten, onroerend-goedmarkt, automatisering, be
stuurskunde en planologie. Belangrijker dan de feitenkennis is ech
ter, dat je bepaalde vaardigheden nodig hebt: je moet kunnen orga
niseren, managen, onderhandelen en je hebt wat politieke gevoelig
heid nodig. „Deze vaardigheden heb ik wel geleerd in mijn studietijd,
maar niet in de collegebanken", aldus mevrouw Blitz.
De forumdiscussie werd geleid door prof. dr. ir. R. Rummel, dekaan
van de Faculteit der Geodesie.
De eerste vraag luidde of ook kleinere bedrijven, net als het Kadas
ter, voor een praktisch gerichte vervolgopleiding zouden kunnen
zorgen. Ferwerda antwoordde, dat daar over het algemeen geen
geld en tijd voor beschikbaar zijn; men verwacht dus een klaar
gestoomde geodeet. Desondanks kon hij zich wel verenigen met het
idee van een fundamentelere studie.
Vervolgens werd de splitsing in een aantal richtingen aan de orde
gesteld. Ferwerda stelde dat de student zo vroeg mogelijk een rich
ting moet kiezen, zodat hij zich daarop goed kan concentreren en
geen onnodige ballast hoeft mee te nemen. Het idee dat elke geo
deet binnen een jaar in een andere richting werkzaam moet kunnen
zijn, noemde hij niet reëel.
Van Gelder merkte op, dat een verregaande splitsing de identiteit
van de faculteit in gevaar zou kunnen brengen, met alle gevolgen
van dien. Om te voorkomen dat studenten na de basisstudie niet
weten welke richting zij willen kiezen en daardoor een studie-achter
stand oplopen, moet er een systeem van faculty-advising" komen
en daarnaast moet in de basisstudie een goed inzicht in de diverse
richtingen worden gegeven.
Is het allerbelangrijkste niet, dat de faculteit de studenten een acade
misch denk- en werkniveau aanmeet, door ze enthousiast te maken
voor het vakgebied en direct te betrekken bij het onderzoek?, vroeg
professor Rummel zich af.
Mevrouw Blitz kon dit volmondig beamen: het specifieke kenmerk
van de Faculteit der Geodesie is, dat je meerdere denktrants aan
leert: zowel een juridische als een technische. Dit is zeer belangrijk
voor je latere loopbaan; hier heb je over twintig jaar namelijk ook nog
wat aan, terwijl alle feitjes dan allang niet meer actueel zijn.
Ook de andere sprekers konden zich hierin wel vinden, hoewel
Ferwerda nog eens benadrukte dat de geodeet wel voldoende
vakkennis moet hebben.
Voor de zoveelste keer kwam daarna de discussie weer op het mana
gement. En wederom deed zich de merkwaardige tegenspraak voor
dat alle sprekers klaagden over het tekortschieten van de opleiding
op dit gebied, maar dat zij tegelijkertijd concludeerden dat je dit niet
uit een boekje kunt leren: of iemand een goede manager kan
worden, hangt voornamelijk af van zijn persoonlijkheid, ambitie en
ondernemingslust. Wel zouden bepaalde onderdelen als financieel
management, organisatiekunde en bestuurskunde wat nadrukke
lijker aan de orde kunnen komen.
Hierna was het tijd om over de fundamentalisering te praten. Prof.
Rummel sprak de vrees uit dat een té praktijkgerichte opleiding tot
gevolg zou hebben, dat de geodeten niets nieuws meer kunnen
Toedenken en alleen nog maar kant-en-klare Japanse en Amerikaan
se systemen kunnen bedienen. Op die manier zouden we onszelf
overbodig maken, aldus Rummel.
Volgens mevrouw Blitz speelt dit probleem niet zozeer in de
juridisch-planologische richting, omdat je hier niet met een „pro
dukt" te maken hebt. Van der Wal benadrukte dat je een soort uni
versele denktrant moet aanleren, die zowel in de technische als
planologische richtingen als basis kan dienen.
Er werd een blik in de toekomst geworpen en het fenomeen black
boxes" deed zijn intrede: op den duur zullen er systemen komen, die
kant-en-klaar je positie leveren en waarbij je dus helemaal geen geo
deet nodig hebt, aldus Ferwerda, tenzij er iets extra's aan die geo
deet wordt toegevoegd.
Enkele anderen konden zich hier helemaal niet in vinden. Hoe ge
avanceerder de techniek wordt, hoe meer problemen dit met zich
meebrengt, en dus hoe meer geodeten er nodig zijn. Bovendien stort
de geodeet zich altijd op nieuwe ontwikkelingen: hij onderzoekt, ont
wikkelt en draagt het resultaat vervolgens aan anderen over om weer
met iets nieuws te beginnen.
Tenslotte zette prof. Rummel de belangrijkste conclusies op een
rijtje:
de consequentie van de breedte van het vakgebied is, dat er één
studie is met twee denktranten: een technische en een juridisch-
planologische; een vroege splitsing is noodzakelijk;
in de toekomst zal meer duidelijkheid moeten komen over wat
HTS-terrein is en wat TU-terrein;
management is belangrijk, maar zal in hoofdzaak in de praktijk
moeten worden geleerd.
Daarmee werd dit symposium, dat door iedereen als zeer geslaagd
werd beschouwd, besloten.
Zoals ook deze dag enkele malen werd opgemerkt, is dit niet de eer
ste keer dat er over de studie wordt gediscussieerd, en vermoedelijk
ook niet de laatste keer. Dat er een kritische houding bestaat, is
echter alleen maar positief, en het is te hopen dat dit zo blijft. Aan
Snellius zal het in ieder geval niet liggen.
Jurgen ten Siethof
LEDENVERGADERING EN EXCURSIE VVL
Op 28 november 1989 trokken 93 leden
van de Vereniging van Landmeetkundigen
(VVL) naar het sportcentrum Papendal te
Arnhem. Zij waren deze dag te gast bij
RAET Lokale Automatiseringsdiensten
(RAET LAD). Vanwege de enorme op-
komst was uitwijken naar Papendal nood-
De ochtend werd begonnen met de alge-
mene ledenvergadering. Daarin bleek dat
de VVL er gezond voor staat en een forse groei doormaakt. Het
ledental is inmiddels gegroeid naar 636 en daarmee is de VVL hard
op weg de grootste van de bij het NGL aangesloten verenigingen te
worden.
De rest van de dag werd verzorgd door RAET LAD. Ko van Raams-
donk trad op als gastheer, introduceerde sprekers, beantwoordde
vragen en begeleidde de VVL-ers naar de lunch en de borrel.
Peter van den Bosch was de eerste spreker en etaleerde de breedte
van de RAET-groep, automatiserend van landbouw tot gezondheids
zorg. Ergens daartussen RAET LAD, ontstaan uit een bundeling van
de automatiseringsdiensten aan lokale overheden van RAET, Stich
ting Kafi, Heidemij, de gemeentelijke centra CON en CBT, Centraal
Beheer en VUGA.
Vervolgens illustreerde Arjan Kloosterboer het integratiemodel voor
vastgoedinformatiesystemen: GEOBASE. Daarbij benadrukte hij dat
(lees verder op p. 32)
NGT GEODESIA 90 - 1
29