tie informatie over de dimensionale aspecten van de ruimtelijke verschijnselen?" 3D-kaarten worden niet uitdrukkelijk genoemd, noch worden ze uitgesloten. Een fundamentele vraag luidt nu: „Wat onderscheidt 3D-kaarten van 2D-kaarten en wat zijn de karakteristie ken van de 3D-kaart?" Kaarten zijn modellen van de werkelijkheid. Ze verschaffen informa tie over ruimtelijke verschijnselen welke in die werkelijkheid voor komen. Ze worden geproduceerd door een proces van generalisatie en structurering van gegevens uit de werkelijkheid. De meeste ruim telijke verschijnselen kennen een driedimensionale verspreiding, maar tijdens de modellering naar de 2D-kaart wordt de derde dimen sie genegeerd. Vaak gebeurt dit opzettelijk en voor veel toepas singen is dit geen probleem, daar de kaartgebruiker goed in staat is het model te begrijpen. Wanneer een kaartgebruiker bijvoorbeeld de informatie ontleent aan een stadsplattegrond en voor zichzelf visuali seert, is een driedimensionaal, virtueel beeld van de stad het resul taat. Vaak ook is de reductie van drie naar twee dimensies toegepast om pragmatische redenen. De meeste kaarten worden immers gepresenteerd op een vlak medium. Concluderend kan worden gesteld dat de afwezigheid van informatie omtrent de derde dimen sie de kaart als tweedimensionaal definieert. Wanneer de kartograaf de derde dimensie wil bewaren, wordt het constructieproces van de kaart moeilijker. Ondanks het feit dat de computer kan worden gebruikt bij dit constructieproces, worden de meeste permanente en tijdelijke kaarten nog steeds op een vlak medium gepresenteerd. Extra stimuli worden aan de beelden toege voegd om de gebruiker ze toch als driedimensionaal te doen erva ren. Door sommigen worden dergelijke beelden 2V2D genoemd, omdat de derde dimensie niet tastbaar is. Hier wordt een kaart, op zich beschouwd als een grafische afbeel ding van het milieu, als driedimensionaal gedefinieerd wanneer het stimuli bevat die de kaartgebruiker de kaartinhoud als driedimensio naal doen ervaren. Zo omvat deze definitie naast de geschaduweer- de reliëfkaart en de panoramakaart (fig. 2) ook de traditionele hoog- tezonekaart. Van alle 3D-kaarten is in dit informaticatijdperk het ruimtelijke model de niet-orthogonale, 3D-representatie van ruimtelijke verschijnse len extra interessant. De computer biedt de kartograaf namelijk de mogelijkheid te experimenteren met een volledige 3D-gegevensver- zameling. Daarom zal het onderzoek zich verder concentreren op dit kaarttype. Hierbij gaat het om ruimtelijke modellen met zowel een topografisch als thematisch karakter. Voorbeelden worden gegeven in fig. 3. 3. Derde dimensie 3.1. 3D-presentatietechnieken Om 3D-kaarten, zoals een digitaal terreinmodel, te creëren, zijn verschillende technieken beschikbaar. In fig. 4 zijn deze technieken geclassificeerd. Overigens moet worden opgemerkt dat niet alle genoemde technieken regelmatig in de kartografie worden gebruikt en dat ook combinaties van verschillende technieken mogelijk zijn. Het schema geeft tevens de relatie tussen de presentatietechniek en het voorkomen van de kaart: de permanente, de tijdelijke en de virtuele kaart. 3D-presentatietechnieken weergave medium realistische representatie globe reliëfmodel braillekaart enkel beeld beelden op 2D- medium met grafische stimuli voor 3D-perceptie mentale kaarten parallax beweging suggestieve representatie dubbel beeld optische stereo anaglyphen polarisatie meer beelden holografieën lenzen vari-focus spiegels P e r m t a n i j e n d t e 1 V r i t u 1 k e e I Fig. 4. Driedimensionale representatietechnieken. De technieken zijn verdeeld in twee hoofdcategorieën. Die resulteren in een reële 3D-representatie, dat wil zeggen de derde dimensie is tastbaar, en in een suggestieve 3D-representatie. De globe, het reliëfmodel en de braillekaart vallen in de eerste categorie. De twee de categorie is verder onderverdeeld in subcategorieën, afhankelijk van het aantal beelden nodig voor de representatie van de 3D-kaart. De keuze en bruikbaarheid van een van deze technieken is afhanke lijk van de interactie van een drietal factoren: menselijke capaciteiten. Het kan hierbij zowel om psychologi sche als fysiologische beperkingen van de mens gaan. Een klein percentage mensen is bijvoorbeeld niet in staat diepte te zien in stereoscopische beelden, wat deze techniek voor deze groep minder geschikt maakt; doel van het 3D-beeld. Afhankelijk van de weer te geven informa tie en de doelgroep zal een bepaalde mate van realisme in de beelden moeten worden aangebracht. Zo zijn de technieken in fig. 4 niet allemaal even geschikt voor een zeer gedetailleerde weergave; technische mogelijkheden. De keuze van de techniek kan wor den bepaald door pragmatische redenen, zoals de beschikbaar heid van materialen en financiën. 3.2 Driedimensionale perceptie Tijdens het ontwerp van kaarten maakt de kartograaf, naast de algemene leesbaarheidsregels, gebruik van de regels van het gra fisch tekensysteem. Deze bieden echter alleen uitkomst voor de 2D-kaart. Wat moet eraan worden toegevoegd om de gebruiker de kaart als echt driedimensionaal te laten ervaren? In hoofdstuk 2 is al opgemerkt dat de kaart een model is van de werkelijkheid. Kunnen we aan die werkelijkheid ingrediënten lenen voor de 3D-kaart? Daartoe moeten we weten hoe wij mensen de driedimensionale wer kelijkheid om ons heen ervaren en is het nodig meer te begrijpen van het functioneren van het menselijke waarnemingssysteem. Alle theo rieën over „zien" erkennen het bestaan van diepte-informatie. Deze diepte-informatie kan worden beschouwd als een verzameling aan wijzingen die de waarnemer een correcte indruk van diepte geven. Deze diepte-aanwijzingen kunnen worden verdeeld in die gerela teerd aan fysiologische karakteristieken van het menselijke waar nemingssysteem, de fysiologische diepte-aanwijzingen en die gere lateerd aan het object en de manier waarop ze in beeld worden ge bracht, de psychologische diepte-aanwijzingen. Dit tweede type diepte-aanwijzingen, zoals schaduwering, textuur en perspectief, kunnen worden gebruikt in het kaartbeeld zelf om de 3D-indruk te versterken. De eerste categorie diepte-aanwijzingen (accommodatie, binoculaire ongelijkheid, monoculaire bewe- gingsparallax en convergentie) kan worden gebruikt door toepassing van hulpmiddelen als een stereoscoop. In aanverwante disciplines als de fotogrammetrie is voldoende kennis aanwezig over dergelijke hulpmiddelen om deze direct in de kartografie toe te passen. Een uitgebreid overzicht over de diepte-aanwijzingen kan worden gevon den in [4, 5, 7, 10, 11]. In veel 3D-beelden worden de psychologische diepte-aanwijzingen met elkaar gecombineerd. Dit hoeft overigens niet altijd in een beter 3D-beeld te resulteren, maar kan ook leiden tot optische illusies. De toepassing van deze diepte-aanwijzingen wordt onder andere besproken in handboeken over computergrafiek [3, 9], Het is ook mogelijk de psychologische en fysiologische diepte aanwijzingen met elkaar te combineren. Afhankelijk van het soort combinatie zal een versterking of verzwakking van het 3D-beeld optreden. 4. Vereiste functionaliteit van programmatuur ten be hoeve van de produktie van 3D-kaarten De procedure voor de vervaardiging van ruimtelijke modellen zoals deze wordt voorgesteld, is schematisch geïllustreerd in fig. 5, waarbij de produktie van een digitaal terreinmodel als voorbeeld is geno men. Het produktieproces bestaat voor alle typen ruimtelijke model len uit vijf stappen. Het betreft als eerste de gegevensverzameling (1) en de gegevensverwerking (2). Deze beide stappen kunnen afhankelijk van het type ruimtelijk model methodisch verschillen. De volgende stappen betreffen de voor-afbeelding van het model (3), de manipulatie van het model (4) en de uiteindelijke visualisatie (5). Deze laatste drie stappen worden als essentieel gezien in het pro duktieproces. 4.1. Verzamelen van gegevens In fig. 5 worden verschillende technieken gepresenteerd, gebruik makend van diverse methodieken voor het verzamelen van de coör dinaten. Het betreft onder andere de terrestrische opname, de fotogrammetrische opname en het digitaliseren van bestaand kaart materiaal. Voor wat de digitale terreinmodellen betreft, is de keuze van een van deze technieken afhankelijk van de aard van het terrein en de beschikbare programmatuur en apparatuur. 72 NGT GEODESIA 90 - 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 12