doordat afscherming van satellietsignalen optreedt. CARIN functio neert hier goed. Het aanvullende karakter van de twee systemen blijkt goed uit de omgekeerde situatie buiten het stedelijke gebied. Het dynamische model weet de posities zo te combineren, dat de nauwkeurigheid van de hybride oplossing in elke situatie groter is dan die van de systemen afzonderlijk. R. L. Voute WORLD DATA BANK: BESTANDSORGANISATIE, RUIMTELIJKE ZOEKOPERATIES EN GRAFISCHE REPRESENTATIE In dit afstudeeronderzoek is een systeem van programma's ont worpen dat, uitgaande van een bestaande digitale kaart van de hele wereld, een kaart produceert van een door de gebruiker te bepalen deel van de aarde op een gewenste schaal en volgens een gekozen kaartprojectie. Uitgegaan is van de World Data Bank, een door de CIA (Central Intelligence Agency) gemaakt sequentieel bestand met lijnsegmenten voor kustlijnen, staatsgrenzen en rivieren. De gebruiker moet zijn wensen over de kaartprojectie en de schaal van een eventuele plot invullen in een file. Het programma start daar na met de afbeelding van een wereldkaartje, waarin de gebruiker interactief een gedeelte kan selecteren. Uit het digitale bestand wor den de relevante gegevens geselecteerd (bounding-box methode). Nadat de geselecteerde gegevens eventueel zijn gereduceerd (Douglas-Peucker algoritme) en de lijnsegmenten die de uitersten van het geselecteerde gebied overschrijden, zijn gedipt (Sutherland- Cohen algoritme), kan het geheel volgens de gekozen kaartprojectie worden afgebeeld. Een conclusie is dat dit systeem het mogelijk maakt om efficiënt een kaart van ieder willekeurig gebied van de aarde te produceren met een behoorlijke detaillering. Voor een goed kaartbeeld waarin visu ele hiërarchie een plaats heeft, is het echter nodig om de lijnsegmen ten uit te breiden tot gesloten lijnstukken (polygons) of om topologi sche relaties aan te brengen. G. A. M. Nootebos VASTGOEDINFORMATIE: TECHNIEK OF ORGANISATIE? In deze scriptie wordt ingegaan op de organisatorische aspecten van de realisatie en de invoering van een vastgoedinformatiesysteem bij een gemeentelijke organisatie. Aan de hand van een praktijkvoor beeld wordt de verhouding tussen techniek en organisatie bespro ken. Het totale pakket aan gegevens binnen een gemeentelijke organisa tie wordt vaak in een viertal clusters verdeeld, te weten bevolking, activiteiten, vastgoed en middelen. Door uniformering van overeen komstige gegevens in verschillende basisregistraties dient koppeling tussen deze clusters mogelijk te worden. Voor de cluster vastgoed vormt het informatieplan het organisa torische raamwerk waarmee een langdurig invoeringstraject (vijf tot acht jaar) voor een integraal vastgoedinformatiesysteem kan worden beheerst en bestuurd. In het vastgoedinformatieplan zal een globaal inzicht worden gegeven in de onderscheiden processen en de informatiestromen daartussen. Het informatieplan dient door het gemeentebestuur te worden geac cordeerd, opdat de continuïteit van de ontwikkelingen zo goed mogelijk is verzekerd. Het plan dient op bestuurlijk, management en uitvoerend niveau te worden gedragen. Het realiseren van een integraal vastgoedinformatiesysteem vergt een grote inspanning, zowel in financiële zin als in de zin van inzet van menskracht. Vastgoedinformatie is in de eerste plaats organisatie, en in de tweede plaats techniek. W. T. de Vries EEN AARDGETIJDENANALYSE UIT ZWAARTEKRACHTS WAARNEMINGEN EN DE INVLOED VAN ZEEGETIJDEN De getijdepotentiaal kan men schrijven als de som van een aantal getijdencomponenten. Voor de beschrijving van aardgetijden ge bruikt men de constanten van Love. Bij de analyse van aardgetijden worden de zwaartekrachtswaarnemingen geschreven in de vorm van een tweede standaardvraagstuk, waarbij de restwaarden worden vereffend over verschillende getijdencomponenten. Met behulp van het computerprogramma HYCON zijn vier gravi- meterwaarnemingsreeksen van verschillende lengte geanalyseerd. Door verschillende problemen (onregelmatigheden in de waarnemin gen, klokfouten, schaalverschillen, drift van het instrument en veel vuldige justeringen aan het begin van de waarnemingsreeks) bleken bij slechts twee gedeelten van de meetseries de getijdenfactoren nauwkeurig bepaald. Uit de amplitudeverhoudingen bleek, dat de in vloed van zeegetijden vooral bij halfdaagse componenten voor kwam. Deze invloed is op twee manieren theoretisch beschreven: 1. met behulp van belastingsgetallen, die de relatie aangeven tus sen het belastingseffect van de zeegetijden en de invloed hiervan op zwaartekrachtswaarnemingen; 2. met behulp van kwaliteitsfactoren, die de mate van dissipatie van energie als gevolg van getijden weergeven. In een uitgebreidere analyse zal meer aandacht moeten worden besteed aan programmatuur- en vVaarnemingsafhankelijke invloe den en zullen bij de theoretische bepaling van de getijdenfactoren ook ellipsoïdische en rotatie-invloeden moeten worden mee genomen. C. S. Han THEMATISCHE KOPPELING TUSSEN DIGITALE BEELDEN EN GEOGRAFISCHE INFORMATIESYSTEMEN De gehele procedure om een klassieke kaart bij te werken, is erg arbeids- en tijdsintensief. Ook kan niet alle informatie betreffende een gebied op een verantwoorde manier in een kaart worden weer gegeven. De technische ontwikkeling van een Geografisch Informa tie Systeem (GIS) heeft het mogelijk gemaakt alle informatie omtrent een gebied in een computer op te slaan en de gewenste gegevens te manipuleren en op te vragen. Het probleem van een vlotte bij werking blijft echter bestaan. Een geautomatiseerde interactie, gebaseerd op thematische infor matie, tussen digitale beelden en een GIS moet de bijwerking kun nen versnellen. In dit afstudeeronderzoek is een zodanige procedure opgezet, dat het GIS in eerste instantie ten dienste staat van een gelabeld beeld. Dit gelabelde beeld is verkregen na multispectrale classificatie van multispectrale opnamen van de huidige situatie. Aan de hand van het laatst bijgewerkte GIS-bestand kunnen mogelijke veranderingen worden gedetecteerd. Dit vindt plaats aan de hand van een histo- gramcheck. Deze histogramcheck, waarbij per GIS-polygoon het gelabelde beeld wordt onderzocht, vormt de thematische interactie tussen GIS en recente digitale beelden. Nadat van enkele polygonen is geconclu deerd dat een verandering in het grondgebruik is ontstaan sinds de laatste bijhouding, worden deze gebieden geanalyseerd. Op deze wijze kan uiteindelijk het GIS-bestand worden bijgewerkt. R. C. P. van der Schoot EEN VERGELIJKING VAN KUNSTMATRICES EN CO VARI ANTIEFUNCTIES De kunstmatrix speelt een belangrijke rol in de vereffeningstechniek. Deze matrix wordt op twee manieren gebruikt. In de eerste toepas sing wordt de matrix gebruikt voor de beschrijving van een criterium voor de precisie van een net. Als tweede toepassing kan de kunst matrix worden gebruikt als vervanging van de covariantiematrix. In het afstudeeronderzoek is de laatste toepassing gebruikt. Doel van het onderzoek was een kunstmatrix te vinden, die een optimale benadering kan geven van de covariantiematrix. De kunstmatrix is opgebouwd uit covariantiefuncties. In Delft wordt een covariantie- functie gebruikt, die ontwikkeld is door Baarda. In het afstudeer onderzoek is gezocht naar andere covariantiefuncties die een betere kunstmatrix kunnen geven. Daarbij is gebruik gemaakt van een schattingsmethode die uit de elementen van de covariantiematrix de parameters van de kunstmatrix schat. In de toepassing van deze schattingsmethode is de functie, ontwik keld door Baarda, vergeleken met de Gauss-functie. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek was, dat de Baarda-functie beter vol deed dan de Gauss-functie. Verder bleek dat de gebruikte schat tingsmethode een goed alternatief is voor de conventionele bepaling van de covariantiefunctie. R. P. E. van Rossem N. M. Sap BEGINSELEN VAN DE INTRINSIEKE GEODESIE In de geodesie is het gebruikelijk punten aan te duiden met coördina ten. Veelal zijn deze coördinaten gedefinieerd ten opzichte van een ellipsoïdisch referentiestelsel. Een andere mogelijkheid is het ge bruik van intrinsieke grootheden van het zwaartekrachtsveld als coördinaten. Intrinsieke grootheden zijn fysiek aanwezig en meet baar. Voorbeelden hiervan zijn de richting van de zwaartekracht en de zwaartekrachtspotentiaal. Om met deze grootheden als coördina ten te kunnen werken, zijn basisformules afgeleid die de transforma tie naar een lokaal astronomisch stelsel beschrijven. Tevens zijn de afleidingen van de beide hoofdvraagstukken der geodesie gegeven. Omstreeks 1950 werd de intrinsieke geodesie geïntroduceerd door de Italiaanse wiskundige A. Marussi. In een historisch overzicht is in deze scriptie de achtergrond achter deze introductie beschreven. Tevens is aangegeven hoeveel kritiek vrijwel onmiddellijk werd geuit. De meest belangrijke vraag was of de intrinsieke grootheden wel als coördinaten kunnen worden gebruikt, dat wil zeggen een één- éénduidige relatie met punten in het terrein hebben. De behandeling van het singulariteitsprobleem toont aan dat we op aarde geen NGT GEODESIA 90 - 2 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 23