De taakverdeling Rijk - gemeenten is dan in beginsel af gestemd op de ruimtelijke reikwijdte, waarbinnen zo'n GBKN een duidelijke functie bekleedt voor de lagere overheid. Op deze manier dient die GBKN dus veel ge meentelijke activiteiten en omgekeerd. Dit wil overigens niet zeggen, dat de gemeenten ook het grootste nut hebben van de GBKN. In het verleden is door middel van enquêtes, rapporten, lezingen enz. bewezen, dat het Kadaster, gemeenten, waterschappen en nutsbe drijven een gezamenlijk nut hebben. Bij een collectief produkt is kwantificering van het nut zinloos. Ik wil ook wel minder belasting betalen, omdat ik minder gebruik maak van allerlei collectieve voorzieningen. Het nut voor de gemeente gaat pas echt spreken, wan neer het een GBKN (dus met meer topografische details) is geworden. Alleen dan is het mogelijk allerlei specifieke objecten te kunnen beheren en de kaart te raadplegen of aan anderen aan te bieden. Ervaringen met de bijhouding van de GBKN- Zaanstad aantal schaal oppervlakte totale oppervlakte 379 1 500 12,5 ha 4738 ha 102 1 1000 50,0 ha 5100 ha 9838 ha Plans van het project GBKN-Zaanstad. Binnen het GBKN-project Zaanstad functioneert een pro jectgroep ten behoeve van de communicatie, het overleg en de voortgangsbewaking. De gemeente verzorgt de aanmaak van 231 gehele en 148 gedeeltelijke raamkaar- ten schaal 1 500; dit zijn alle kaarten in het bebouwde gebied. Het Kadaster vervaardigt op dezelfde manier alle kaarten in het landelijke gebied; dat zijn 102 raamkaarten schaal 1 1000 en 148 gedeeltelijke bladen schaal 1 500. Vanwege de beheersbaarheid is het gebied op gedeeld in drie deelgebieden. De fotovluchten dateren uit 1985,1986 en 1987, respectievelijk corresponderend met de deelgebieden 1, 2 en 3. De uitwerking van de foto's geschiedt alleen voor het landelijke gebied, dat het Kadaster digitaal in kaart brengt. De gemeente stelt de bebouwde gebieden samen uit gedigitaliseerde kaart- bladen en vult de rest aan met terrestrische metingen. Ik ga niet verder in op de ervaringen met de gemeente lijke vervaardigingswijze met behulp van een IGOS-werk- station, waarmee de digitale fotogrammetrische karterin gen uit het LKI-systeem van het Kadaster worden afge werkt. Het gaat mij erom de nu (eeuwig?) voor de deur staande bijhouding van deze GBKN te bespreken. In de overeenkomst met het Kadaster zijn daarover afspraken gemaakt. De gemeente verzorgt het gemeentelijke aan deel in de bijhouding, dat een omvang heeft van 36,81% van de werkelijke kosten. Het Kadaster doet dat voor haar eigen bijhoudingsaandeel (50%) en dat van de provin ciale nutsbedrijven en de PTT (13,19%). Daarnaast heeft de gemeente de plicht om de meldingen van mutaties in de topografie te registreren. Daartoe is een methodiek ontworpen, waarbij de veranderingen in de harde topo grafie zoveel mogelijk schriftelijk vanuit interne afdelin gen bij de afdeling Landmeten en Kadaster (L&K) worden gemeld. Elke mutatie moet daarna raamkaartgewijs wor den gelokaliseerd en vervolgens opgenomen in het bijhoudingssysteem. In de toekomst zullen dergelijke meldingen van elders reeds zijn voorzien van het raam- kaartnummer, zodat de lokalisatie sneller verloopt. Elke gemeente heeft, naarmate er meer activiteiten op en in de bodem plaatsvinden, de behoefte om bepaalde mutaties met betrekking tot de meest essentiële topogra fie op korte termijn in de kaart te verwerken. Het patroon dat hierbij wordt gevolgd, kent in het algemeen een volg orde in prioriteit. Dit wordt verduidelijkt in het onderstaan de bijhoudings-, c.q. vernieuwingsschema. Als ik spreek van korte termijn, dan leert de ervaring dat gebruikers de veranderingen uit de eerste vier catego rieën binnen een half jaar na melding op de kaart willen zien verwerkt. Hier spreken we over een glijdende bij houding, anders gaat een belangrijk nut van de kaart ver loren. Ook de GBKN moet worden gezien als een produkt met een uiterste verkoopdatum. Met de huidige appara tuur moet het mogelijk zijn dergelijke GBKN-mutaties snel over te dragen, zodat medegebruikers er snel over kunnen beschikken. De categorieën vijf en zes kunnen met een cyclus van één tot twee jaar worden bijge houden. Fig. 1 tracht duidelijk te maken welke soorten kaartbeel den zijn betrokken bij de keuze van een vaste of glijdende bijhoudingsperiodiciteit. Elke gebruiker weet waar hij aan toe is; bijvoorbeeld in het straat- en bebouwingsbeeld moet hij rekening houden met het feit, dat op een gelever de basiskaart de actualiteit van de topografie maximaal ongeveer een halfjaar kan achterlopen. Bij een vaste pe- gebied hoofdcategorie categorie bijhoudlngscyclus GBKN GBKN 1. bebouwd gebied realisering van woningbouwplannen utiliteitsbouw civiele- en waterbouwkundige werken harde topografie 1. bebouwing, kunstwerken zachte topografie 2. infrastructuur (hetzij nieuw of aangepast) bij 1 zoals wegkanten, paden en slootkanten 3. nieuwe zachte topografie in het straat- en stadsbeeld 4. reconstructies in het straat- en stadsbeeld 5. restant van de kaartinhoud 2 jaar vast Vi jaar glijdend 2 jaar vast 2. landelijk gebied idem als boven aanleg van groenplannen, landinrichtingsplannen 6. a. harde topografie (zie boven) b. zachte topografie (zie boven) 2 jaar vast 2 jaar vast Schema voor bijhouding/vernieuwing GBKN 116 NGT GEODESIA 90 - 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 4