spant 3 3m Fig. 3. Opnameconfiguratie voor de objectfotografie. Per opname- punt drie opnamen. Opname-assen in het vlak van spant 3. d 0,3 R. spantcoördinaten de Z-coördinaat minder belangrijk is. leder spantpunt komt bij deze configuratie in minimaal drie foto's voor. De precisie waarmee later in de foto's moet worden gemeten, bedraagt vier micron. Werkzaamheden op de werf Achtereenvolgens worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd: objectsignalisering, plaatsing van waterpas baken en objectfotografie. Objectsignalisering De gebruikte signalen zijn vervaardigd van speciaal re flecterend materiaal. In de literatuur wordt dit type signa len aangeduid als retrotargets. Het materiaal heeft de eigenschap dat het honderd tot duizend maal zo sterk het licht reflecteert als de ondergrond waarop het is geplakt. Het gebruik van deze retrosignalen heeft de volgende voordelen: geheimhouding over de objectvorm is gewaarborgd. Er kan namelijk zodanig worden gefotografeerd, dat wel de signalen maar niet de objectvorm zichtbaar wordt op de foto; een kleinere diafragma-instelling (vier stappen terug) kan bij de fotografie worden toegepast. Voordeel: hier door ontstaat een grotere scherpte/diepte; voor de objectbelichting is een flitser, gekoppeld aan de opname-camera, voldoende. Omslachtige extra objectbelichting is niet noodzakelijk; doordat de signalen op de foto's worden afgebeeld op een egale achtergrond, kan het meetproces worden geautomatiseerd. Het oog wordt hierbij vervangen door een CCD-camera, die onder de fotodrager van de analytische plotter is gemonteerd. Het door de CCD- camera opgenomen beeld wordt verwerkt met een correlatie-algoritme. Indien de signalen op het object op regelmatige afstanden van elkaar zijn geplakt en de cameraparameters benaderd bekend zijn, kunnen de aan te meten signalen in de foto met de analytische plotter benaderd worden aangestuurd. Op deze wijze 166 kan de meting geheel automatisch verlopen. Een ge automatiseerd meetsysteem wordt beschreven in [1]. Per spant zijn dertig retrotargets aangebracht op door de RDM gewenste posities. Een gedeelte van het gesignali- seerde puntenveld is verder verdicht. Dit is gedaan om een aantal foto's te kunnen gebruiken voor de kalibratie van de meetcamera. Referentiestelsel In de luchtfotogrammetrie dient als aansluitstelsel een paspuntenveld dat het gefotografeerde gebied omsluit. De RD-coördinaten van de paspunten zijn dan bepaald met de kringnetmethode. In de terrestrische fotogrammetrie wordt vaak gewerkt in een plaatselijk coördinatenstelsel en kan voor de aanslui ting van het bundelnetwerk gebruik worden gemaakt van gegeven X, Y, Z-coördinaten, coördinaatverschillen, ge geven richtingen en afstanden. In dit geval is gebruik gemaakt van vier gegeven afstanden en zes gegeven coördinaten. Door invarbaken met magneten vast te klemmen op de metalen ondergrond, worden de af standen gerealiseerd. Op de invarbaken zijn retrotargets geplakt ter plaatse van de streepjes op de baak. De af standen tussen de streepjes zijn door aflezing bepaald. Objectfotografie De tien opnamestandplaatsen zijn op de vloer gemar keerd in de posities zoals aangegeven in fig. 3. De dertig opnamen zijn gemaakt met een meetcamera van Zeiss Jena. De camera is ter beschikking gesteld door de Meet kundige Dienst van de Rijkswaterstaat. De tijdsduur van de fotografie bedroeg ongeveer één uur. Fotogrammetrische metingen en berekeningen De fotogrammetrische metingen zijn monoculair uitge voerd met een Carl Zeiss analytische plotter van de TU Delft door de in de inleiding genoemde studenten. Omdat geen recente lensvertekeninggegevens beschikbaar wa ren van de gebruikte camera, is de camera gekalibreerd met het programmapakket Bingo. Het pakket Bingo heeft de mogelijkheid vierentwintig additionele parameters als extra onbekenden bij de bundelvereffening te betrekken. Iedere additionele parameter beschrijft een bepaalde systematische vervorming van het fotobeeld. Uit deze vierentwintig parameters zijn twee parameters geselec teerd, die de vervorming ten gevolge van radiale lens vertekening kunnen beschrijven. Voor de kalibratie zijn tien foto's vanuit vijf standplaatsen SPANT SPANT 3 SPANT 5 Omm X -3mm 8 8 co O 8 8 SPANTUITSLAG (gr.) Fig. 4. Fotogrammetrisch bepaalde rondheidsafwijkingen van de spanten 1, 3 en 5. NGT GEODESIA 90 - 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 6