Vergelijking van meetuitkomsten
Conclusies en aanbevelingen
SB
Kg em.
H.S. ond.
H.S. bov.
BB
Fig. 5. Rondheidsafwijkingen bepaald met de draaiarmmethode.
B. B. bakboord.
H.S. hartlijn (boven en onder).
S. B. stuurboord.
gebruikt. Op de foto's komt het verdichte, gesignaliseer-
de puntenveld voor. De twee additionele parameters zijn
na vereffening opgelost en hieruit is een tabel afgeleid,
waarin de afstanden tot het fotomidden met de bijbe
horende vertekening zijn vermeld. Bij de berekening zijn
tevens de gekalibreerde cameraconstante en de ligging
van het gekalibreerde hoofdpunt bepaald.
Bij de uiteindelijke bundelvereffening voor de bepaling
van de spantpuntcoördinaten zijn de gevonden kalibratie-
gegevens gebruikt. Bij deze vereffening zijn de X, Y, Z-
coördinaten van tweehonderd objectpunten bepaald uit
ongeveer dertienhonderd stellen fotocoördinaten die door
meting zijn bepaald uit dertig foto's.
De rondheidsafwijkingen per spant zijn daarna bepaald
met een programma dat gebaseerd is op de kleinste
kwadratenmethode.
De invoer per spant zijn de X, Y-spantcoördinaten van
veertig spantpunten, de benaderde waarden voor de
straal en de ligging van het cirkelmiddelpunt. Als onbe
kenden worden de straal van de cirkel en de coördinaten
van het cirkelmiddelpunt opgelost. Per spant worden
cirkelafwijkingen van gemeten spantpunten berekend. In
fig. 4 zijn de afwijkingen voor de spanten 1, 3 en 5 gra
fisch weergegeven.
Op de Y-as in de figuur staan de cirkelafwijkingen en op
de X-as is de cirkelomtrek met de spantpunten getekend.
De grootste afwijking bedraagt ongeveer 5 mm. Uit de
figuur blijkt, dat de rondheidsafwijking in de verschillende
spanten dezelfde trend vertoont. Hieruit blijkt dat van
boven naar beneden bij het object dezelfde vervorming
optreedt.
De rondheidsafwijkingen van de spanten 1, 3 en 5 zijn
tevens door de RDM bepaald met behulp van de draai
armmethode. De resultaten van de fotogrammetrie en de
draaiarmmethode zijn met elkaar vergeleken. De presen
tatie van de rondheidsafwijkingen bepaald met de draai
armmethode geschiedt grafisch (door de RDM), zoals
aangegeven in fig. 5.
In de figuur zijn de positie van de hartlijn en de bakboord-
NGT GEODESIA 90 - 4
SB
H.S. ond.
H.S. bov.
BB
Fig. 6. Fotogrammetrisch bepaalde rondheidsafwijkingen.
en stuurboordposities geprojecteerd op de buitenwand.
In zwart zijn de cirkelafwijkingen aangegeven, waarbij
zlRmax 3,6 mm en zlRmin -3,1 mm.
Ten behoeve van de fotogrammetrie zijn voor hetzelfde
spant de cirkelafwijkingen getekend in fig. 6. Vergelijking
van de figuren toont aan dat de afwijkingen op dezelfde
plaats voorkomen. Van drie spanten van de RDM zijn de
cirkelafwijkingen in de figuren gedigitaliseerd met een
precisie van 0,4 mm. Vervolgens zijn voor honderdtwintig
punten de verschillen bepaald met de uitkomsten zoals
verkregen met fotogrammetrie. Hieruit is een standaard
afwijking o berekend door het kwadratisch gemiddelde te
bepalen. Gevonden is een waarde van 1,2 mm.
De gemiddelde standaardafwijking voor de X, Y-
coördinaat van de cirkelboogpunten voor de fotogramme
trie, zoals berekend door Bingo, bedraagt 0,5 mm. De
RDM heeft voor de bepaling van rondheidsafwijkingen
met de draaiarmmethode een precisie van 1 mm opge
geven. Indien deze waarden worden samengevat, wordt
een waarde gevonden van
o 12 0,42 0,52 1,2 mm
Deze waarde stemt overeen met o, zoals afgeleid uit de
meetresultaten. Dit bewijst dat de aannamen voor de
standaardafwijkingen correct zijn.
bij de draaiarmmethode moet de meetapparatuur
kunnen worden opgesteld in het middelpunt van het te
meten spant en moet de draaiarm vrij kunnen be
wegen. Dit is niet altijd mogelijk in verband met opge-
laste objecten ter plaatse van het spant. Bij de koorde-
brugmethode treden ook moeilijkheden op bij opge-
laste objecten.
Als nadeel van de genoemde methoden geldt verder,
dat de metingen van de verschillende spanten onaf
hankelijk geschieden. Coördinaten van spantpunten
worden niet in hetzelfde referentiestelsel bepaald,
waardoor het niet mogelijk is afwijkingen van een
kegel of bolvorm te berekenen;
de koorde-brugmethode en draaiarmmethode zijn
eenvoudig en kunnen daarom worden uitgevoerd door
mensen met weinig opleiding. Het meetinstrumenta
rium is goedkoop;
167