EN,
komen nog de relatief zeer hoge investeringskosten.
'Scannerszijn derhalve voor kartografische en planologi
sche toepassingen vooralsnog niet geschikt en zijn te
duur".
Ondanks alle inspanningen in de sindsdien verstreken
jaren plus het versnellen van de computerbewerkingen,
en daarmee het verlagen van de prijs van computertijd, is
veel van wat hij toen opmerkte, nog steeds geldig.
Onderscheid dient te worden gemaakt tussen het scan
nen van teksten en het scannen ten behoeve van het ver
krijgen van informatie over op kaarten zichtbare lijnen. Bij
scannen wordt in eerste instantie informatie verkregen
over welke „kleurwaarde" een punt heeft in een recht
hoekig raster (bijvoorbeeld wit of zwart of een intensiteit
van grijs). Vooral bij het uit puntinformatie destilleren van
letters en cijfers speelt patroonherkenning een belang
rijke rol. Voor getypte tekst zijn reeds goede vorderingen
gemaakt met het correct herkennen van lettertekens op
basis van een gescand beeld. Bij het bewerken van
teksten die op kaarten zichtbaar zijn, worden minder goe
de resultaten geboekt. Vaak wordt dit veroorzaakt door
dat de tekst niet goed is af te zonderen van de rest van
de figuratie. Fig. 1 geeft hiervan een voorbeeld.
Ook de plaats van de tekst op de kaart is minder regel
matig dan bij getypte teksten. Bij het herkennen van
handgeschreven tekst treedt bovendien het probleem op,
dat de letters en cijfers niet overal op de kaart dezelfde
vorm hebben. In het artikel van Damoiseaux [1987] wordt
verslag gedaan van een proef voor het scannen van een
hoogtecijferkaart. Kort weergegeven is de belangrijkste
uit deze proef te trekken conclusie, dat 95% van de hoog-
tecijfers automatisch goed werden herkend, waarbij
wordt opgemerkt dat het mogelijk bleek de cijfers goed te
scheiden van de ondergrond.
Recent is door Lemmens [1989] nog een verwante tech
niek in dit tijdschrift beschreven. Onderwerpen uit dat
artikel zullen hier niet opnieuw worden toegelicht.
In deze publikatie wordt verder niet gesproken over het
digitaliseren van tekst, maar alleen over het verkrijgen
van lijnen uit het scannen van kaarten.
De basis voor veel inventarisaties is een kleinscha
lige topografische kaart. De daarbij beschikbare schaal
1:10 000 is zeer geschikt voor het vastleggen van veel
gegevens. Deze schaal betekent vaak een voldoende
detaillering van de informatie. In het algemeen wordt er
daarbij op gerekend, dat de gegevens voor plannings
doeleinden worden gebruikt. Het is dan bijvoorbeeld niet
nodig dat een grotere detaillering wordt bereikt dan de
nauwkeurigheid die voor verdere berekeningen wordt ge
vraagd. Voor veel toepassingen in de agrarische sector is
het vaak voldoende met de breedte van een ploeg reke
ning te houden. Dit betekent dat een afwijking van enkele
meters in de vastlegging van de ligging van een lijn op de
kaart nog acceptabel is.
De nauwkeurigheid die voor meer juridische vraag
stukken en voor veel technische toepassingen (zoals bij
leidingenregistratie) wordt vereist, zal beduidend hoger
liggen. Betere mogelijkheden zijn dan de kadastrale
kaart, de Grootschalige Basiskaart van Nederland met
een schaal van 1 2000 en veelal door gemeentelijke
diensten vervaardigde kaarten met een schaal van
1 500.
Scannen betekent het automatisch aftasten van het
kaartbeeld, waarbij dit beeld wordt vertaald in een afwis
seling van „witte" en „zwarte" punten. Uit deze afwisse
ling dienen de lijnen te worden geconstrueerd. Bij toepas
singen waar een geringe nauwkeurigheid voldoende is,
NGT GEODESIA 90 - 5
wordt het af te tasten beeld op een apparaat met een rol
gelegd; bij toepassingen met een hogere precisie wordt
vaak een „flatbed" scanner gebruikt. Ook worden wel op-
zetstukken gemaakt voor matrixprinters. In plaats van
printen geschiedt dan met een dergelijke printer het om
gekeerde: een cel meet de lichtintensiteit van het gere
flecteerde beeld, vertaalt dit in binaire informatie en zendt
de gegevens naar de computer. Ook bestaan er plotters
met een dergelijk opzetstuk. Voor scanners die grote
formaten papier kunnen bewerken, wordt ook gebruik ge
maakt van scanners met een zeer nauwkeurig aange
stuurde trommel.
In principe dienen twee methoden van scannen te worden
onderscheiden. De eerste bestaat hierin, dat alleen wordt
vastgesteld welke punten zwart en welke wit zijn. De
plaats van de zwarte punten wordt daarbij vaak via een
algoritme, bijvoorbeeld via „quadtrees", vastgelegd op
verwisselbare magneetschijven om een zo compact
mogelijke opslag van de verkregen gegevens te kunnen
bewerkstelligen. Een dergelijke techniek wordt ook ge
bruikt bij het „faxen". Door het compact opslaan van in
formatie over de plaats van de „zwarte" punten is een
snelle overdracht van gegevens daarbij via de telefoon
mogelijk. Aan de andere zijde van de telefoonlijn staat
dan een soortgelijk apparaat dat de compacte informatie
weer omzet in een voor de mens interpreteerbaar beeld,
bijvoorbeeld met inschakeling van een laserprinter.
De informatie over de locatie van „zwarte" punten kan
ook goed worden gebruikt als ondergrond voor een nieuw
te vervaardigen kaart, waarbij een printer of een elek
trostatische plotter wordt ingeschakeld. Deze methode
van werken is uitstekend geschikt wanneer een verklei
ning van een tekeningenarchief wordt nagestreefd. Het
terugvinden van tekeningen kan ermee worden vereen
voudigd, wanneer tevens gegevens van deze digitaal op
geslagen tekeningen worden opgenomen in een data
base.
i
-
\j-
V- 1
Fig. 1. Fragment van een topografische kaart schaal 110 000,
waarop zichtbaar is welke niet in een digitaal lijnenbestand onder te
brengen informatie op de kaart voorkomt en daarbij ook wèl af te
beelden informatie bedekt: de naam BENNEKOM, een aanduiding
van een wegwijzer, steil rand en symbolen voor bos, bomenrij, tuin en
aarden wal. Het ruitkruisje heeft ook invloed op de situatie!
217