I HET AANBOD UIT DE PRAKTIJK BESTANDEN GEGEVENS 1. BOUWVERGUNNINGEN 2. WONINGKARTOTHEEK 3. KADASTRAAL BESTAND ETC. 1.01 BOUWLAGEN 1.02 WOONOPPERVLAK 1.03BESTEMMING 2.01 DATUM GEBRUIK 2.02 WONINGTYPE 2.03AANTAL WOONVERTREKKEN 3.01 KADASTRALE AANDUIDING 3.02PRIVAATRECHTELIJKE BELEMMERINGEN 8.01 TYPE ARMATUUR 8.02 LOKATIE AANDUIDING ETC. consistentie van gegevens verbeteren; op het gebied van norme ring en standaardisering wordt al het nodige gedaan. Denk hier bij aan de interbestuurlijke aanpak van de uniformering van het waardebegrip. Natuurlijk moet worden gewezen op het grote belang van de GFO's die binnen gemeentelijke kring zijn en worden ontwikkeld; grotere klantgerichtheid; wil vastgoedinformatie echt voldoen aan de maatschappelijke behoefte, dan moet zij klantgericht kunnen worden geleverd; samenwerking; van belang is de samenwerking tussen de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers en de gemeenten. Die samenwerking heeft structuur door middel van het reguliere overleg SKG; regelgeving; regelgeving moet duidelijkheid scheppen voor allen die op het terrein van de vastgoedinformatie werkzaam zijn. Zij kan dan betrekking hebben op de afstemming van taken tussen de verschillende betrokkenen en afstemming van gegevensdefi- nities en normen voor kwaliteit en opslag van geautomatiseerde registraties; basisregistraties; het beleid is erop gericht op middellange ter mijn goed omschreven basisregistraties voor vastgoed te laten ontstaan van registratieve en van kartografische aard, die naar behoefte kunnen worden gekoppeld. Achter deze laatste zinsnede zit meer verborgen dan in eerste in stantie lijkt. Voor het samenvoegen van registraties c.q. het benoe men van basisregistraties denkt de staatssecretaris namelijk aan een landelijk coördinatiepunt bij het Kadaster. Ondanks het grote belang van vastgoedinformatie voor gemeenten, lijkt hier voor de VNG vooralsnog geen rol weggelegd. De inleiding werd afgesloten met een kort overzicht van de ontwikke lingen bij het Kadaster, de RAVI, de KLIC's, de GBKN en de GFO's. Behoudens enige ordenings- en coördinatieproblemen leek de staatssecretaris erg optimistisch over de vastgoedinformatievoorzie ning in de komende jaren. J. C. Th. van der Doef, voorzitter van het Platform voor Vastgoed informatie, begon zijn voordracht met het corrigeren van een op merking van Heerma. In tegenstelling tot datgene wat Heerma sug gereerde, benadrukte de voorzitter dat er voor gemeenten een niet onbelangrijk verschil bestaat tussen de coördinatie op vastgoed- gebied en de rol van het Kadaster in Nederland. Alvorens in te gaan op de interbestuurlijke problematiek, merkte Van der Doef het vol gende op: de noodzakelijke investeringen zullen een veelvoud zijn van die voor de GBA (Gemeentelijke Bevolkings Administratie), waarbij dan wel moet worden bedacht dat die investeringen bij een goede keuze en invoering naar verwachting rendabel zullen zijn; de aandacht zal in eerste instantie moeten worden gericht op het scheppen van goede voorwaarden in de vorm van organisatie en kennis; het zal financieel vooral gaan om het verzamelen, opslaan en onderhouden van de vastgoedgegevens en de organisatie van de informatievoorziening. Hiermee is ook het belang aangegeven van een goede regeling van het gegevensbeheer en de rol die de GFO's daarbij kunnen spelen, alsmede het belang van een geïntegreerde aanpak van de vastgoed informatie binnen gemeenten. Van der Doef constateert dat zijn visie betreffende coördinatie en afstemming harmonieert met datgene wat Heerma heeft verwoord. Daarmee is een goede basis voor de toe komst gelegd voor de komende structurering van de vastgoedinfor matievoorziening binnen het openbaar bestuur. Een aantal spel regels voor de interbestuurlijke informatievoorziening, zoals die in VNG-verband zijn ontwikkeld, worden door de inleider als volgt sa mengevat: NGT GEODESIA 90 - 6 binnen het openbaar bestuur vindt het informatiebeheer over gegevens zo laag mogelijk in de bestuurskolom plaats, dus bij gemeenten; gemeenten verstrekken alleen informatie aan derden op wette lijke titel; gemeenten zijn een afzonderlijk informatiedomein. Interbestuur lijke informatiesystemen houden dus op aan de grens van de ge meentelijke organisatie; voorstellen betreffende de interbestuurlijke informatievoorzie ning moeten tijdig centraal bij BiZa en VNG worden aangemeld; voor de kostenverrekening wordt uitgegaan van de voorstellen in het BOCO-rapport „Op waarde geschat"; bij het gebruik van datacommunicatie voor de informatievoorzie ning tussen departementen en gemeenten wordt uitgegaan van een beperkt aantal, wel omschreven standaarden. Een voorbeeld van de toepassing van deze regels is, dat de parle mentaire behandeling van de Kadasterwet tot het bestuurlijke com promis leidde dat het Kadaster geen regels kon opstellen ten aan zien van de gemeentelijke informatievoorziening. Onder handhaving van de formele taak van het Kadaster werd respectievelijk in artikel 104 en 105 van diezelfde wet het recht op afschrift van kadastrale ge gevens en de mogelijkheid tot een permanente terminalaansluiting voor AKR geregeld. Wat betreft het coördinatiepunt voor basisregistraties is sprake van een duidelijk meningsverschil tussen de staatssecretaris en Van der Doef. In de spelregels wordt gesproken over centraal en niet- centralistisch systeembeheer dat een gezamenlijke verantwoorde lijkheid van Rijk en gemeenten moet zijn; dit is volgens de inleider wat anders dan een coördinatiepunt bij het Kadaster. In de relatie tussen gemeenten en Kadaster ziet Van der Doef, dat de volgende problemen ons de komende tijd zullen bezighouden: registratie van publiekrechtelijke beperkingen; tijdstip van levering van kadastrale gegevens aan gemeenten; grootschalige basiskaartvervaardiging; bestuurlijke aspecten. Veel van deze problemen zullen op landelijk niveau moeten worden opgelost. Het zal duidelijk zijn, dat het GFO-project van grote beteke nis is voor de gemeenten. Daarbij gaat het om normalisatie van gegevens zonder richtlijnen voor de inhoudelijke applicaties binnen gemeenten. De gegevens zullen echter de basis moeten vormen voor die applicaties en de integratie tussen de verschillende toe passingen mogelijk maken, zowel binnen als buiten de gemeenten. Drs. H. Bos ging in zijn inleiding in op de gegevens in het GFO- vastgoed. Hij stelde dat, naarmate de kwaliteit van de informatievoorziening bij de overheid ter discussie wordt gesteld en er vraagtekens worden geplaatst bij de efficiency van de automatiseringsaanpak, het tijd wordt de hand in eigen boezem te steken en aan te geven welke vraag naar informatie men nu eigenlijk met welke kwaliteit en kosten beantwoord wil zien. Om richting te geven aan deze overgangsperiode en aan de periode daarna, worden GFO's gemaakt. De gemeenten zijn uniek in de wij ze waarop zij hun informatie gebruiken, structureren en presenteren. De organisatiestructuren en personen zijn te verschillend om over één kam te scheren. Een ding is echter wel gemeenschappelijk: men doet het met dezelfde gegevens. Organisatiestructuren en personen leveren andere combinaties van gegevens, maar de grondstoffen zijn gelijk. Standaardisatie op gegevensniveau is dan ook de centrale doelstelling van een GFO. Het GFO-vastgoed is een subjectief, normstellend produkt, een produkt dat zowel op bovengemeentelijk als op binnengemeentelijk niveau een startmotor wil zijn voor de echte normering. Een startmotor ook, omdat zij zich daarbij in eerste instantie zal moeten richten op dat minimumpakket aan gegevens, VASTGOED \^OBJECTEN ASPECTEN\^^ STRUCTURERING AANBOD BOUWWERK KADASTRAAL OBJECT LEIDING •- ETC GEBRUIK - GEBRUIK - TYPE WONING - BEBOUWD/ONBEBOUWD - BEHEERDER - TYPE LEIDING KWALIFICATIE - BOUWJAAR - BOUWLAAG - BOUWTECHN. KWAL. - OPPERVLAK - ONDERHOUDS- TOESTAND IDENTIFICATIE - GEOMETRIE - ADRES - KADASTRALE AANDUIDING - GEOMETRIE RECHTSTOESTAND - JURIDISCHE BESTEMMING - EIGENAAR - PRIVAATRECHTELIJKE BELEMMERING - EIGENAAR FINANCIEEL/ ECONOMISCH - Financieringswijze WAARDE O.G. 277

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 21