publikaties
beheer van grootschalige topografie behoort in principe bij de ge
meenten", zo vervolgde hij.
Uitbesteding aan derden leek hem alleen gewenst onder de voor
waarde, dat opdracht daartoe lokaal kan worden verstrekt, inclusief
prioriteiten en tijdpad. Financiering van de topografie moet ook
volgens Zeillemaker gezamenlijk worden aangepakt. Daarvoor is
zijns inziens een beheerorganisatie nodig, waarin partijen naar hun
belang zijn vertegenwoordigd. ,,Er is geen sprake van monopolie
posities", zo luidde zijn laatste stelling.
Derde spreker was prof. dr. J. Gazdzicki van de TU Delft. Zijn on
derwerp Topographic data in spatial information systems" gaf een
algemeen overzicht. Topografische gegevens werden gegroepeerd
en karakteristieken van gegevens en gebruik benoemd. Een over
zicht van inwintechnieken volgde ook. Gazdzicki citeerde de kosten
verdeling van de Royal Institution of Chartered Surveyors uit 1988:
gegevens 77%, apparatuur/programmatuur 18%, advisering 5%.
(Een feit blijft dat ingevolge het Koninklijk Besluit van 9 juli 1975 het
Kadaster is belast met de vervaardiging, bijhouding en uitgifte van
de GBKN. Na de eerste twee sprekers was het wellicht evenwichtig
geweest om een Kadasterman aan het woord te laten.)
Adri den Boer
SURVEYING
H. Kahmen en W. Faig, Surveying, De Gruyter, Berlin, New York,
1988, 578 pag., gebonden, prijs DM 198,ISBN 311 008 3035.
Dit boek is een vertaling en herziening van de uit drie delen be
staande reeks „Vermessungskunde" uit de befaamde Sammlung
Göschen. Volgens het voorwoord verscheen de eerste Duitse uit
gave, van de hand van P. Werkmeister, in 1910. Hij verzorgde de
diverse drukken tot 1949, toen zijn opvolger als hoogleraar in Hanno
ver, W. Grossmann, het auteurschap overnam, van 1950 tot 1980.
Diens opvolger, H. Kahmen, heeft de taak overgenomen. Hij is sinds
1986 hoogleraar aan de Technische Universiteit van Wenen. De
mede-auteur van de hier besproken Engelse vertaling en bewerking,
W. Faig, is hoogleraar aan de bekende geodetische opleiding van de
Universiteit van New Brunswick in Fredericton, Canada.
De drie delen Vermessungskunde hebben een respectabele staat
van dienst: ze zijn respectievelijk aan hun 16e, 14e en 12e druk toe!
Volgens het voorwoord is het boek zo geschreven, dat het kan
dienen als inleiding voor beginners, terwijl het genoeg diepgang
heeft om ook de „seasoned professional" van dienst te zijn. De
verwachting wordt uitgesproken dat het door de behandeling van
moderne ontwikkelingen waardevol zal zijn voor de voortgezette
opleiding van „professionals" in verschillende geo-wetenschappen
en verwante gebieden, zoals landmeetkunde, civiele techniek, karto-
grafie, bouwkunde, aardrijkskunde, planologie, enz.
Het gebruik van het woord „professionals" duidt aan dat dit in wezen
wordt gebruikt op lezers van hoger beroeps- of universitair niveau.
Dit blijkt ook uit de wijze van behandeling van de diverse onder
werpen.
De stof is ingedeeld in 14 hoofdstukken, met een omvang in pagina's
als aangegeven:
1. Basiskennis (30).
2. Onderdelen van instrumenten (22).
3. Theodolieten en hoekmeting (66).
4. Afstandmeting (76).
5. Grondslagen van berekeningen in vlakke coördinatenstelsels
(18).
6. Puntsbepalingsmethoden in het platte vlak (60).
7. Hoofdzaken betreffende horizontale geodetische netwerken
(12).
8. Opnamen met eenvoudige instrumenten en hun verwerking
(36).
9. Waterpassing (66).
10. Trigonometrische hoogtemeting (26).
11. Barometrische hoogtemeting (26).
12. Driedimensionale plaatsbepaling (54).
13. Uitzetten van wegen, enz. (42).
14. Technische metingen (34).
Per hoofdstuk is de tekst strak georganiseerd in paragrafen, sub- en
sub-subparagrafen, de laatste met een ietwat overdadige vierdelige
nummering (bijvoorbeeld 2.3.1.1 Cross Hairs). De inhoudsopgave
beslaat dan ook 12 pagina's en is goed bruikbaar om een onderwerp
op te zoeken, beter dan het erg beknopte zakenregister van 4 pagi
na's, waarin „cross hairs" niet voorkomt, evenmin als „laser" of
„hydrostatic level", om maar iets te noemen.
Het eerste hoofdstuk „Fundamentals" schetst de functie van het
hele vakgebied en behandelt daarna referentie-oppervlakken (geo-
ide en ellipsoïden). Eén paragraaf is gewijd aan maatstelsel en
-eenheden; hierin wordt gedetailleerd het Sl-stelsel behandeld. De
auteurs vermelden nog de uit 1960 daterende definitie van de meter;
de sinds 1983 geldende definitie waarbij de lichtsnelheid in vacuüm
de meter vastlegt, wordt niet genoemd. In de tekst en in voorbeelden
wordt voor hoeken overwegend het sexagesimale stelsel gebruikt,
dat immers in Engelstalige landen overheerst. Vaak wordt trouwens
het equivalent in gon erbij gegeven.
Het grootste deel van dit eerste hoofdstuk, zo'n 20 pagina's, wordt
in beslag genomen door „Error Theory". Een landmeetkundeboek
kan niet zonder een behandeling van de stochastische variabiliteit
van meetuitkomsten en begrippen als nauwkeurigheid en vereffe
ning. Maar het blijft een hachelijke onderneming even in het kort de
waarnemingsrekening inclusief de theorie van de methode der
kleinste kwadraten mee te nemen, immers „a little knowledge is
dangerous". Dat is zeker hier van toepassing, waar de auteurs de
behandeling hebben gehandhaafd in de, laten we zeggen klassieke,
vorm die men onder andere in de oude Duitse literatuur vindt, en dan
op een weinig zorgvuldige manier.
Er zijn wat verwijzingen naar de mathematische statistiek, maar die
zijn vrijblijvend, behalve dat een recept wordt gegeven voor de bere
kening van betrouwbaarheidsintervallen op grond van de verdeling
van Student.
Naast enkele speciale, eenvoudige gevallen wordt van de vereffe
ningsmethoden eigenlijk alleen het tweede standaardvraagstuk be
handeld, onder invoering van de matrixnotatie; een aparte paragraaf
geeft een korte inleiding tot de matrixrekening. Het behandelde
wordt verderop toegepast, onder andere bij overbepaalde enkel-
puntsbepalingen en gelijkvormigheidstransformaties.
Als in het bovenstaande wat uitvoerig en kritisch is ingegaan op een
deel van het eerste hoofdstuk, dan is dat toe te schrijven aan het
persoonlijke vergrootglas van de recensent. Dit moet zeker niet de
toon zetten voor een oordeel over het hele boek. De schoolmeester
kan wellicht de wenkbrauwen fronsen bij sommige nauwkeurigheids
beschouwingen, of hier en daar een kritische speldeprik plaatsen,
bijvoorbeeld bij fig. 8.3.2 waar het stelsel van hoofdmeetlijnen van
een eenvoudige detailmeting geen controle bevat. Maar het heeft
geen zin op alle slakjes zout te leggen; dit is waarschijnlijk het volle
digste en grondigste, algemene boek over de landmeetkunde dat er
bestaat.
Naast de grondige behandeling van allang bestaande landmeet
kundige instrumenten en methoden die al in de vroegere Duitse
drukken voorkwamen, moet speciaal de aandacht worden gevestigd
op de voortreffelijke behandeling van moderne, elektronische tech
nieken.
De auteur Kahmen is internationaal befaamd als expert op dit gebied
en dit is goed te zien, bijvoorbeeld aan de heldere en diepgaande
behandeling van de elektronische afstandmeting. Van elektronische
componenten en instrumenten worden duidelijke structuurschema's
en beschrijvingen gegeven. Onder andere door middel van sche
ma's wordt ook aandacht besteed aan de zeer actuele integratie van
meting en verwerking, zoals interactieve opneming en kartering bij
gebruik van elektronische tachymeters, evenals aan gegevensbank
systemen.
Over het algemeen kan worden gezegd dat de behandeling van veel
onderwerpen gaat tot de grens waar de specialismen beginnen. Dit
geldt ook voor de fraaie overzichten van satelliet- en traagheids
plaatsbepaling die deel uitmaken van hoofdstuk 12 over driedimen
sionale plaatsbepaling, samen met tachymetrische en planchetop
nemingen „bien étonnés de se trouver ensemble".
Voor verdere studie zijn er door het hele boek verwijzingen naar de
literatuur, waarvan een uitgebreide lijst is opgenomen, die naast
Engelstalige ook een aantal Duitstalige publikaties bevat.
Voor zover uw recensent weet, is dit het eerste Engelstalige boek
over landmeetkunde dat is geschreven vanuit de middeneuropese,
hoofdzakelijk Duitstalige traditie. Ook als zodanig is het een grote
aanwinst.
De wijze van behandeling is merendeels goed herkenbaar voor
iemand met een Nederlandse vakachtergrond, want die staat niet los
van genoemde traditie. Het Engels van de vertaling is over het alge
meen zeer goed, bij vaktermen echter niet altijd idiomatisch. Zo is
„Überstimmung" gladweg vertaald door „overdetermination". Over-
tallige waarnemingen heten soms, correct, „redundant", maar ook
wordt gebruikt „superfluous measurements" of men spreekt van
„overdeterminations". Een punt wordt onveranderlijk „point" ge
noemd, ook waar in het Engels „station" zou worden gebruikt. Een
basisvergrotingsnet heet „base magnification net" of „base enlarge
ment net" in plaats van „base extension net".
De duidelijkheid wordt niet geschaad door zulke vormen. Het is wel
jammer dat men voor kaarthoek de verwarrende Amerikaanse term
280
NGT GEODESIA 90 - 6