Aanzien en inhoud
7
IJ--J
Metrische eigenschappen
de andere, in particulier bezit bij Koningin Beatrix, in het
oude kasteel.
Zoals opgemerkt, waren de grenzen en de topografie in
de omgeving daarvan de belangrijkste te karteren objec
ten en mogelijk heeft Leenen bij de opname daarvan een
methode van veelhoeksmeting toegepast, met gebruik
van meetketting en Hollandse cirkel [6], Hierbij is te be
denken dat sommige grenstrajecten door de gebiedsuit
breidingen later het terrein weer doorsneden. Door het
ontbreken van de meeste nu aanwezige bebossing was
het terrein met zijn tamelijk grote hoogteverschillen in
Leenens tijd beter overzichtelijk dan thans het geval is;
een omstandigheid die hij met de toepassing van in
snijdingsconstructies zal hebben benut. Het blijft echter
gissen.
Het overlijden van Stadhouder Willem IV in oktober 1751
zal de afwerking van de kaarten onder toezicht van de
niet overtuigend Oranje-gezinde Torek niet hebben be
vorderd en diens opvolger Andries Schimmelpenninck
van de Oije moest de landmeter in 1762 nog manen om
met het werk voort te maken. In een kort daarvóór op
gemaakt testament had de laatste zich nog bezorgd
getoond over de kaarten van Het Loo. Maar hij leefde
lang genoeg om ze te voltooien, het eerste exemplaar in
oktober 1762 voor de 14-jarige Erfstadhouder Willem V
en het tweede, een jaar later, voor het Hof in Arnhem. In
totaal bracht Leenen hiervoor het niet geringe bedrag
van f 3900,in rekening. Maar voor het maken van
een kopie voor de rekenkamer ontbraken hem de krach
ten en mocht geadmitteerd landmeter Frederik Beyerinck
(1694 -1779) f 475,ontvangen. De door hem gemaak
te kopie berust, na een omweg via Parijs in de Franse tijd,
nu bij het Algemeen Rijksarchief in 's-Gravenhage.
Beperken we ons verder tot Willem Leenens twee oor
spronkelijke exemplaren van de kaart. Die zijn in grote
lijnen gelijk, maar in de details zeer verschillend.
Ik kon vaststellen dat het museum in het bezit is van het
eerste, stadhouderlijke exemplaar en dat het tweede
exemplaar in bezit is bij Koningin Beatrix. Oorspronkelijk
werd het tweede exemplaar gemaakt voor het Hof van
Gelderland en het vertoont in zijn afwerking duidelijke
sporen van haast. Ik heb zelfs enige twijfel of dit door de
inmiddels zieke Leenen geheel eigenhandig is voltooid.
Zeker is dat hierbij het eerste exemplaar niet meer ter be
schikking was en dat moest worden gewerkt vanaf het
„brouillon" dat de landmeter als eerste opzet had ge
maakt. Deze werkwijze verklaart de onderlinge verschil
len die tussen beide exemplaren blijken te bestaan en die
niet bevorderlijk zijn voor het vertrouwen in de juistheid
van de topografische voorstelling.
Wat deze topografische betrouwbaarheid betreft laat, met
name, het tweede exemplaar van de kaart te wensen
over. Dat was bij historisch-geografisch onderzoek van
ruim een halve eeuw geleden al opgevallen [7], Ook wat
de beschrifting betreft, vertoont vooral weer het tweede
exemplaar een aantal kennelijke fouten die Leenen zelf
nauwelijks kan hebben begaan. De kaarten zijn getekend
op papier, in galnoteninkt en gekleurd. Opvallend zijn de
fel gekleurde wapens van Gelre en van de Prins van
Oranje, met de cartouche daaronder, waarschijnlijk uitge
voerd door een daarvoor ingehuurde kunstenaar. Het
geheel is op linnen geplakt en aan houten stokken be
vestigd om aan de wand te kunnen worden opgehangen,
maar vroeger werden de kaarten, op aanraden van
NGT GEODESIA 90 - 6
_H_
LOO
I I
Reconstructie van oorspronkelijke houten grenspaal van de hoge
heerlijkheid Het Loo. Totale lengte 15 voet, doorsnede aflopend van
12 duim tot 10 duim in het vierkant. Bovengronds waren de palen wit
geschilderd en aanvankelijk voorzien van het wapen van de stad
houder.
Leenen, opgerold bewaard in daartoe meegeleverde hou
ten kisten.
De grens van de hoge heerlijkheid en bij benadering
van de tegenwoordige gemeente Apeldoorn was met
de houten grenspalen het belangrijkste af te beelden
object, zij het in samenhang met de topografie in de om
geving daarvan en daarbinnen. In de nadagen van de
Republiek zou een begin worden gemaakt met de ver
vanging van de houten palen door stenen, waarvan er
nog een aantal bestaan. De stijl van de kaart is ken
merkend voor de overgang naar de meer systematische
wijze van topografisch karteren, die in de tweede helft
van de 18e eeuw vooral in militaire kringen in ons land
ingang zou vinden [8]; ingenieur Leenen schijnt tegen
over deze ontwikkeling niet geheel vreemd te hebben
gestaan. Onder de cartouche vinden we een schaalstok
die 1464 Gelderse landroeden beslaat en zo staat erbij
vermeld van dit schaalstokequivalent gingen er 20 in
een (breedte)graad; conclusie: één breedtegraad beslaat
29 280 Gelderse landroeden. Deze, bij mijn weten, unie
ke informatie bevestigt [9] dat de in Gelderland destijds
gehanteerde Rijnlandse roedemaat ongeveer 1 cm korter
was dan de officiële, zoals al eerder aannemelijk was
gemaakt [10]. Uit de metrieke lengte van de schaalstok-
afbeelding volgt een kaartschaal van ongeveer 1 9750,
veronderstellend dat een Gelderse landroede een metrie
ke lengte van 3,807 m had [11].
Landmeter Leenen merkte ook nog op, dat met de passer
vanaf de kaart nauwkeurige terreinafstanden op de
schaalstok konden worden afgepast. Er kan dus geen
twijfel zijn: hij maakte, wat in die tijd werd genoemd, een
„geometrische kaart". Leenens opmerking noodde tot
steekproefsgewijze controle op de topografische kaart
265