gekozen voor een aparte beschikking tot vaststelling van
de waarde in plaats van koppeling zoals nu aan de be
lastingheffing zelf. Dit is uit het oogpunt van rechtszeker
heid en duidelijkheid voor de burger een goede zaak,
maar het betekent wel een extra procedure en dus ook
extra werk.
De RAVI pleitte daarom voor een aparte waarderings
kamer bij de gerechtshoven. Het kabinet voelde daar in
zijn aanvankelijke standpuntbepaling terecht niet voor,
terwijl VNG, Unie en IPO het mede lieten afhangen van
de voorgenomen herstructurering van de rechterlijke
organisatie. Welnu, die gaat thans in de richting van
administratieve kamers bij in ieder geval de gerechten in
eerste aanleg. Dat sluit goed aan bij de kadastrale
beroepsprocedure, achtereenvolgens bij rechtbank en
Hoge Raad.
Kenbaarheid voor derden-verkrijgers
Zoals gezegd, sluit het tweede voordeel van kadastrale
registratie van fiscale waarden nauw bij het eerste aan:
zo goed als financiële zakelijke lasten via deze registratie
kenbaar behoren te zijn voor derden-verkrijgers in het
rechtsverkeer, behoort dit ook te gelden voor de fiscale
waarden die daaraan ten grondslag worden gelegd. Voor
de RAVI was dit dan ook een reden tot opneming van
deze waarden in de registratie van het Kadaster. Ook
VNG, Unie en IPO waren voor een volledige openbaar
heid als waarborg voor een juiste en zorgvuldige waarde
vaststelling. Zij lieten daarbij evenwel de belangen van
derden buiten beschouwing. De werkgroep en ook het
kabinet willen de voor- en nadelen van openbaarheid nog
nader afwegen bij de voorbereiding van de wetgeving,
met name in verband met de zogenaamde concurrentie
gevoeligheid van bedrijfsgegevens. Dat bezwaar geldt
echter ook voor eigendoms- en hypotheekgegevens,
waarbij tenslotte toch het belang van derden zwaarder
weegt.
Voordeel voor andere beiastingheffers
Het voordeel van kadastrale registratie van fiscale waar
den is voor andere beiastingheffers dan de gemeenten,
met name de Rijksbelastingdienst en de waterschappen,
zelfs tweevoudig, overigens zonder dat zij het zelf in de
gaten hebben. Ik zei al, dat gemeenten ingevolge het Be
sluit Gemeentelijke Onroerend-goedbelastingen voor de
objectafbakening uitgaan van de zogenaamde kleinste
zelfstandig bruikbare eenheid binnen een kadastraal per
ceel. Dit komt, doordat de gemeenten naast de eigena-
renbelasting ook een gebruikersbelasting kennen, waar
voor zij dit gegeven nodig hebben. Rijksbelastingdienst
en waterschappen heffen echter alleen belasting van de
eigenaren, althans voor zover het om gebouwd onroe
rend goed gaat, zodat zij wat dit betreft slechts de waar
den van de kadastrale percelen nodig hebben. Daar komt
nog bij, dat de waterschappen scheiding moeten maken
tussen gebouwd en ongebouwd onroerend goed, omdat
zij het laatste naar kadastrale oppervlakte belasten. Dit
brengt mij dan tegelijk op het tweede voordeel van kadas
trale registratie voor andere beiastingheffers, waarbij
zelfs van een enorme lacune in het rapport sprake is.
Waardebepaling cultuurgrond
Wat men namelijk helemaal over het hoofd heeft gezien,
is de waardebepaling van onroerend goed in verreweg
het grootste deel van ons land, namelijk het landelijk ge
bied. Begrijpelijk is deze vergissing wel, maar te excuse
ren valt zij niet. Begrijpelijk, omdat cultuurgronden zowel
NGT GEODESIA 90 7/8
van de inkomstenbelasting als van de gemeentelijke
onroerend-goedbelasting zijn vrijgesteld, terwijl het wa
terschap ze niet naar waarde doch naar oppervlakte be
last. Desalniettemin past voor deze vergeetachtigheid
geen excuus, omdat andere rijksbelastingen zoals de
vermogensbelasting, de successierechten en de over
drachtsbelasting wel degelijk ook van cultuurgronden
worden geheven. Bovendien moeten deze gronden zoals
gezegd bij waterschappen en trouwens ook bij gemeen
ten worden afgebakend van het gebouwd onroerend
goed. Die afbakening kan niet anders dan langs kadas
trale weg geschieden. Het zou trouwens ook een goede
zaak zijn de waarde van cultuurgrond langs die weg te
doen vaststellen en in ieder geval te registreren. De land-
inrichtingsdienst van het Kadaster heeft hiermee veel
ervaring opgedaan. Ook bij een eventuele keuze van een
nieuwe waardegrondslag voor de pachtprijzen, zoals
door mij eerder bepleit [20], kan een dergelijke registratie
van groot nut zijn.
6. Wettelijke regeling gemeentekadaster
Motieven
Na alles wat ik in het voorgaande over de rol van het
gemeentekadaster bij de drie nieuwe kadastrale taken
heb gezegd, zal het wel duidelijk zijn waarom ik een meer
uitgewerkte regeling van het gemeentekadaster in de
Kadasterwet dringend nodig blijf vinden. Het gemeente
kadaster moet namelijk primair perceelsgewijze verwij
zingen inhouden naar publiekrechtelijke beperkingen die
door de gemeente bij plan, verordening of beschikking
aan het onroerend goed worden opgelegd. Deze verwij
zingen moeten dan vervolgens ook worden toegeleverd
aan de Dienst van het Kadaster en de Openbare Regis
ters voor opneming in de kadastrale registratie. Ook ge
gevens omtrent het gebruik en de waarde van onroerend
goed kunnen langs dezelfde weg in die registratie worden
ingevoerd. In de artikelen 104 en 105 van de Kadaster-
wet, zoals zij thans luiden, wordt het gemeentekadaster
hoogstens impliciet erkend, namelijk als resultaat van
toelevering van kadastrale gegevens door het Rijk aan de
gemeente en via deze weer aan derden. In de omge
keerde verhouding toelevering via het gemeente
kadaster aan het Rijk is niet voorzien.
Afschrift en complement
Dit brengt mij tot slot nogmaals op de verhouding tussen
rijks- en gemeentekadaster. In het ADRAU-rapport van de
grote steden werd destijds de vraag gesteld of het ge
meentekadaster afschrift van het rijkskadaster moest zijn
dan wel complement. Voor mij is het niet öf-öf, maar
èn-èn. Gemeentekadaster en rijkskadaster moeten de
zelfde gegevens inhouden, voor zover deze juridisch zijn
vastgesteld, en wel ongeacht door welke instantie deze
vaststelling heeft plaatsgehad. Ook moet ingevolge de
Kadasterwet voor beide dezelfde vaststellingsprocedure
gelden. Dit ondanks het feit dat de belanghebbende
burger in het ene geval bij de Dienst van het Kadaster en
de Openbare Registers terechtkomt en in het andere bij
B en W van de betrokken gemeente. Alleen dan kan men
de vergaande mate van decentralisatie toepassen, die
ook op het gebied van de vastgoedinformatie voor ons
land zo karakteristiek is13).
13) Zie over de decentralisatie van de vastgoedinformatievoorzie
ning de zgn. BlOS-nota (Bestuurlijke Informatievoorziening
Openbare Sector), Tweede Kamer, vergaderjaar 1987- 1988,
20644, no. 1 - 2 en rapport Werkgroep Wet WOG, par. 5.3.
317