wijl overheid en bedrijfsleven hun schouders hebben gezet onder de
taak om de inpassingen daarvan in praktijk te brengen. Van een pro
gramma van beperkte duur kan niet bij voorbaat worden verwacht
dat het karwei volledig wordt geklaard. De bereikte resultaten en ont
stane mogelijkheden bieden de BCRS echter voldoende vertrouwen
om, mede op basis van de evaluatie, nu voorbereidingen te treffen
voor een gewenst vervolg van het programma. Vanuit de BCRS
wordt gestreefd naar een afronding van de besluitvorming daarover
in de loop van dit jaar.
Ir. G. Blom, directeur-generaal van de Rijkswaterstaat, gaat in zijn
betoog in op de wat meer specifieke resultaten van het NRSP voor
het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Hij geeft hiervan enkele
voorbeelden en doet dit vergezeld gaan van dia's. Tijdens dit sympo
sium werd overigens slim gebruik gemaakt van dia's voor de aan
kondiging van de sprekers. Blom stelt dat in de afgelopen vier jaar
een forse sprong voorwaarts is gemaakt, en pleit voor een nationale
aanpak bij een verdere stimulering van de remote sensingactivitei-
ten. Hij geeft een aantal voorbeelden voor toepassingen binnen V&W
waarvoor aandacht wenselijk wordt geacht in een vervolgprogramma
en onderschrijft de aanbevelingen van de evaluatiecommissie voor
verlenging van het NRSP.
Prof. dr. K. Verhoeff, directeur Wetenschap en Technologie van het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, geeft vervol
gens informatie over een drietal Nederlandse (BCRS) projecten. Hij
doet dit over de Landelijke Grondgebruiksdatabank, het zogenaam
de Heimon (heidevergrassings)project, en een onderzoek ten be
hoeve van een waterhuishoudingsplan in Drenthe. Deze voorbeel
den tonen aan, wat in samenwerking tussen DLO-instituten (Dienst
Landbouwkundig Onderzoek), Landbouwuniversiteit-vakgroepen en
andere universiteiten is bereikt. Maar ook samen met het bedrijfs
leven is onderzoek verricht. In de naaste toekomst zullen vooral com
binaties van technieken worden onderzocht, onder meer voor het
doen van oogstvoorspellingen. Ten behoeve van onderzoek over
tropisch regenwoud zal in het kader van de Stichting Tropenbos de
toepassing van radarreflectiemetingen voor „monitoring" van het
tropisch bos worden nagegaan. Tot nu toe is er veel werk verricht in
de inventariserende fase. De toepassingen beginnen nu te komen,
aldus Verhoeff.
Dr. E. van Spiegel, directeur-generaal voor Wetenschapsbeleid,
geeft vervolgens het belang aan van remote sensing voor het onder
zoek naar de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering. De
kwaliteit van het Nederlandse achtergrondonderzoek vormt een
goede uitgangspositie om een bijdrage te leveren in de ontwikkeling
van grote internationale observatiesystemen ten behoeve van het
World Climate Research Program en het International Geosphere-
Biosphere Program, zo merkt hij op. Remote sensing wordt in Neder
land breed gedragen door de overheid, het bedrijfsleven en de
dienstverlenende sector. Bovendien zal het een steeds belangrijker
rol spelen bij maatschappelijke vraagstukken.
Doorgaan op de ingeslagen weg is de enige mogelijkheid om nu de
vruchten te plukken van de kennis en know-how die Nederland in
middels heeft opgebouwd, zo besluit hij zijn betoog.
Het programma na de pauze wordt ingeleid door de, voor dit sympo
sium door de BCRS ingekorte, film van het European Space Agency
,,The mysterious planet".
Dr. J. J. Burger, Hoofd Divisie Aardobservatie van het European
Space Research and Technology Centre (ESTEC), stelt aan het ein
de van zijn bijdrage dat kosten voor research en ontwikkeling ten be
hoeve van remote sensing hoog zijn. Verhoudingsgewijs gering zijn
ze echter in vergelijking met het belang van remote sensing in toe
passingen gericht op een juist beheer van de aarde en de daaruit
voortvloeiende economische consequenties. Telecommunicatie
heeft inmiddels bewezen economisch attractief te zijn.
Remote sensing is meer complex. Niet alleen technisch, maar vooral
ook wat betreft het berekenen van de baten die over zo vele verschil
lende organisaties zijn gespreid. Het is nodig de politiek ervan te
overtuigen dat daarom een beleid op langere termijn is gewenst.
Jhr. mr. A. W. G. van Riemsdijk, directeur NEDECO, merkt op dat
bij NEDECO aangesloten bureaus bereid zijn „opmerkelijk" veel in
remote sensing te investeren. Op deze manier scheppen zij nieuwe
marktkansen in sterk ontwikkelde, doch enigszins traditionele vak
gebieden waarin innovatie welkom is. Van Riemsdijk stelt dat het
NRSP heeft aangetoond dat commercialisering van opzichzelfstaan
de remote sensingtoepassingen een langzaam proces is. Hij haalt
hierbij het voorbeeld aan van het project Landelijke Grondgebruiks
classificatie van Nederland. Uniek, zeer waardevol, maar commer
cieel nog geen succes. Hij verwacht dat de remote sensingmarkt in
deze eeuw relatief klein van omvang zal blijven. Toch is het zo dat
remote sensing marktstrategische doelen dichterbij brengt. Als wij,
als consultants, in zaken willen blijven, zullen wij onze kennis moe
ten vernieuwen, innoveren en daarmee onze bijdrage leveren aan de
vooruitgang. Daarom, zo zegt hij, is het essentieel om de smalle weg
van de commercialisering van remote sensing begaanbaar te
houden.
Ir. R. Vellema, lid van de evaluatiecommissie NRSP en oud-BCRS-
lid, sluit de rij van sprekers. Helaas moest de voorzitter van de
evaluatiecommissie, mr. B. W. Biesheuvel, door ziekte verstek laten
gaan.
Vellema geeft in het kort weer hoe de evaluatie van het NRSP heeft
plaatsgevonden en geeft als algemene conclusie dat het NRSP in de
periode van drie jaar waarover is geëvalueerd, tot een goed resultaat
heeft geleid. Hij verwoordt tevens de (krachtige) aanbeveling van de
evaluatiecommissie om het programma voort te zetten. Gebleken is
dat de hoofddoelstellingen, operationalisering en commercialisering
een langere periode vergen dan vijf jaar.
Daarnaast investeert Nederland te zamen met de andere Europese
partners in ESA in een omvangrijk en ambitieus aardobservatie
programma. Het benutten van de daarmee te bereiken resultaten
vraagt een periode van zeker tien jaar. In de negentiger jaren voor
ziet de commissie voor remote sensing veelbelovende toepassingen.
Nederland heeft nu, dank zij het NRSP in Europees verband een
sterke positie in remote sensing weten te veroveren. Het wordt een
nieuwe uitdaging deze positie vast te houden.
J. G. Kalhorn sluit vervolgens het symposium, waarna een aperitief
wordt aangeboden in de tentoonstellingszaal.
C. A. Jongepier
ZEEUWSE VASTGOEDDAG TE MIDDELBURG
Wat is de spil: Kadaster, gemeente of leverancier?
Kadaster en de gemeente Middelburg organiseerden 28 mei 1990
een bijeenkomst welke de titel.Zeeuwse vastgoeddag" meekreeg.
Beide diensten en de PZEM presenteerden in de Middelburgse
schouwburg hun (geautomatiseerde) informatiemogelijkheden voor
een bijna tweehonderdkoppig publiek, voornamelijk afkomstig uit de
wereld van de gemeentelijke diensten. Niet minder dan acht spre
kers beklommen het podium om hun licht te laten schijnen op de
(on)mogelijkheden van de verschillende vastgoedsystemen.
Voorzitter mr. A. F. Faas (directeur Kadaster Middelburg) leidde de
dag in met een vergelijking naar de voetbalwereld, vooral de samen
werking welke in een elftal zo noodzakelijk is.
De eerste spreker, ir. R. M. Th. Adriaansens (directeur PPD) rea
geerde hierop direct met de opmerking dat de provincie niet was
opgesteld in het elftal, waarop Faas ze een scheidsrechtersplaats
toedacht. Ir. Adriaansens onderstreepte het nut van de samen
werking vanwege de voordelen: lagere kosten, eenmalige gegevens-
inwinning, verbetering van de samenhang van de gegevens en effec
tieve uitwisselingsmogelijkheden. Vanzelfsprekend kwam hij daarbij
op de GBKN terecht. De charme van de GBKN is volgens hem de
bruikbaarheid van de kaart, de mogelijkheid tot uitbreiding en de
kans om meerdere potentiële participanten te interesseren. Tegelij
kertijd is dat echter ook zijn noodlot: veel pogingen om tot integrale
systemen te komen, hebben schipbreuk geleden, omdat de vele
wensen van de participanten tot te complexe of te kostbare systemen
zouden leiden. Die problemen zijn op te lossen door overleg en
stapsgewijze aanpak. Voor dat stapsgewijze overleg verwacht hij alle
goeds van het binnenkort op te richten Intergemeentelijk Overleg
Vastgoed Zeeland (IOV).
De volgende rij van sprekers opende vervolgens hun poorten om de
aanwezigen een blik in hun keuken te gunnen.
Het Kadaster (Faas) kon trots melden dat de directie Zeeland in alle
automatiseringsprojecten voorop heeft gelopen (AKR-Hypotheken
en LKI) en hoe het Kadaster daarom, sinds 1985, „tot uw dienst" kan
zijn. Het Kadaster wil graag de wensen van de klanten weten om de
uitwisselbaarheid en het gebruik van de gegevens te optimaliseren.
Hij hanteerde het begrip „basisregistratie" en verstond daaronder:
een verzameling basisgegevens over een bepaald type objecten die
in het gehele land op dezelfde wijze worden verzameld en bijgehou
den. Voorbeeld van zo'n basisregistratie noemde hij de GBKN. Zijn
eindconclusie was dan ook dat de gegevens van het Kadaster als
basisregistratie kunnen dienen, mits daarbij aan de wensen van de
gebruikers wordt voldaan. Regionaal overleg is daarvoor een nood
zaak. De PKC zou hierin een belangrijke rol kunnen spelen. En daar
was dan de scheidsrechtersfunctie weer terug.
Blijf bij de les
Burgemeester J. C. Th. van der Doef, in zijn hoedanigheid van
voorzitter van het Platform Vastgoed van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten, waarschuwde dat „vastgoed" bij de gemeenten
de komende jaren een belangrijker en duurdere rol zal gaan spelen
dan de GBA. Daarom is de belangstelling daarvoor bij vele gemeen
ten groeiende. Weliswaar meer op het niveau van de technici dan
van de bestuurders, maar dat hoort zo.
328
NGT GEODESIA 90 - 7/8