Teterjng tegemoet te komen aan de wensen van de gebruikers. Bovendien wordt met systeemleveranciers bekeken of hun programmatuur en onze gegevens op elkaar kunnen worden afgestemd. Hierbij wordt zo mogelijk rekening ge houden met de standaarden die op veel plaatsen worden ontwikkeld. In Nederland heeft de classificatie van topografische objecten zijn tweede uitgave reeds beleefd. De classifica tie is echter sterk op de grootschalige kartografie gericht en daardoor niet geschikt voor de meer geaggregeerde kleinschalige informatie van de Dienst. Bovendien is er voor kleinschalige topografische objecten een NATO- standaard op komst, ontwikkeld door de Digital Geo graphic Information Working Group (DGIWG). De DGIWG is een internationale werkgroep van militaire geografi sche instituten, die zeer veel tijd heeft besteed aan een standaard voor geografische informatie. Deze standaard geeft niet alleen de definities voor de topografische objec ten die in de standaard gegevensbank kunnen worden opgenomen, maar geeft ook aan hoe de structuur van een vector- of rasterbestand er moet uitzien en in welk formaat dient te worden uitgewisseld. Voor dit laatste pro bleem is er nationaal het eenvoudige, maar voor veel toe passingen doeltreffende SUF (Standaard Uitwisselings Formaat). Andere belangrijke standaarden op dit gebied zijn die van de Werkgroep V van de CERCO (Europese Organisatie van Nationale Geografische Instituten) en de coproduktie van Philips en Bosch voor verkeer en ver voer, het GDF (Geographic Data Files). De eerste is nage noeg een kopie van het werk van de DGIWG en de twee de wordt nu uitgetest middels een internationale „bench mark" met subsidie van de Europese Gemeenschap. Rastergegevens De gebruiker die alleen een achtergrond nodig heeft om zijn gegevens ruimtelijk weer te geven, kan dat doen door een transparant over de kaart te leggen en daarop zijn gegevens in te tekenen. In het digitale tijdperk kan dat door de papieren kaart af te tasten en in een raster bestand op te slaan. Dit rasterbestand kan op een beeld scherm als referentie worden weergegeven, waarover de informatie van de gebruiker kan worden aangebracht. Rasterbestanden worden op veel plaatsen aldus toege past, met name binnen Defensie. De kartograaf schijnt hier niet meer nodig te zijn. De topografische kaart, na een lange ontwikkeling geworden zoals we hem nu ken nen, is geschikt om met veel details tot op een tiende millimeter te worden afgedrukt op een stuk papier. De zelfde kaart wordt nu afgebeeld op een te klein scherm met een te grove resolutie en met afwijkende kleuren en intensiteiten. Dit leidt natuurlijk tot ongelukken en hoewel velen het zich nog niet bewust zijn, valt hier veel te onder zoeken voor de moderne kartograaf. Een beeldscherm heeft beperkingen ten opzichte van de druktechniek, maar heeft ook veel andere mogelijkheden, die benut kunnen worden bij het weergeven van de topografie. Als men volgens deze nog te ontwikkelen principes een rasterbestand wil vervaardigen, zal men over een goed vectorbestand moeten kunnen beschikken. Daarom zijn we bij de Topografische Dienst begonnen met de ont wikkeling hiervan. Daarbij wordt sinds kort wel gebruik gemaakt van rastertechnieken, zowel bij de inwinning van de gegevens als bij de weergave van de informatie. Het basisbestand blijft in onze filosofie een vectorbestand. 3rm Linii ran de likenhol tten j,en Banken iï I 4.1 tevent lauwhoel Laurens sti®# Wucht fOOQl CadeA r+ikamf idodi éusdi NGT GEODESIA 90 - 7/8 Fig. 4. Wijzigingen in het kaartbeeld, die in 1990 zijn ingevoerd.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 5