Gemeentelijke landmeter
Kleine en grote gemeenten
Toestandsinformatie over topografie
De begrippen actualiteit en bijhouding hebben veel met
elkaar te maken. De gegevensbank zal actueel zijn, in
dien voldoende aandacht wordt gegeven aan de bijhou
ding. Twee methodieken van bijhouding worden onder
scheiden: cyclische en continue.
Cyclisch houdt in dat men met vaste tussenpozen (bij
voorbeeld twee of vijf jaar) de kaarten vernieuwt. Cycli
sche bijhouding komt al gauw in strijd met de eis van ac
tualiteit en moet derhalve worden afgewezen. Met conti
nue of projectmatige bijhouding bedoelen we dat ernaar
wordt gestreefd elke relevante verandering van het ter
rein na realisatie onmiddellijk op te meten. In principe
vraagt dit niet meer meetactiviteit (tenzij men de periode
van de cyclische bijhouding zo groot kiest, dat het terrein
inmiddels meerdere keren is gemuteerd alvorens het
weer een keer wordt ingemeten) dan de cyclische bijhou
ding, immers alles wordt slechts één keer opgemeten; het
vraagt wel meer organisatie. Bovendien zal het nodig zijn
dat men is geïnformeerd over de toestand van het terrein:
waar en wanneer zijn relevante mutaties gereedgeko
men, zodat het meetproces zo spoedig mogelijk kan be
ginnen.
Het spreekt voor zich dat men het beste is geïnformeerd
bij een organisatie die nauw betrokken is bij de uitvoering
van werken of deze zelf uitvoert. Men kan ook zeggen:
lokaal, dicht bij de bron van het gebeuren. En dat is de
gemeente: opdrachtgever/bron van het bestemmings
plan, het stedebouwkundig ontwerp en het weg- en
groenontwerp, bron van huisnummering, straat- en ande
re naamgeving, toezichthouder op de bouw, bewaker van
rooilijn en hoogte, beheerder van wegen en groenvoorzie
ningen, rioolbeheerder en in veel gevallen ook beheerder
van andere leidingnetten, vergunningverlener en vaak
landmeter van kadastrale percelen. Kortom de gemeente
is de bron van het gebeuren; dat is niet te veel gezegd.
De gemeentelijke landmeter ziet de dingen eenvoudig ge
reedkomen, want hij heeft het zelf uitgezet (realisatiepro-
Fig. 4. De gemeentelijke landmeter: spin in het mathematische web
van ruimtelijke ordening en topografische registratie.
NGT GEODESIA 90 - 9
ces). Ook kan hij betrekkelijk kleine projecten zelf effi
ciënt uitvoeren, omdat hij niet van ver hoeft te komen en
geheel thuis is (ook in technische zin) in het terrein.
Voorts maakt hij deel uit van een multidisciplinaire organi
satie. Hij heeft gemakkelijk toegang tot de ontwerpers en
kent de uitvoerders en beheerders, zodat het beschikken
over toestandsinformatie geen enkel probleem is. Er is
geen grotere souplesse en betrokkenheid denkbaar, ook
als het gaat om het vermogen de wensen van gebruikers
inzake prioriteiten in te schatten. De gemeentelijke land
meter is spin in het mathematische web van ruimtelijke
ordening en (topografische) registratie (fig. 4).
Men stelt wel, dat er met de taakuitoefening van gemeen
ten als homogene groep problemen zijn. Er bestaan im
mers kleine en grote gemeenten en de taken die aan gro
tere gemeenten gemakkelijker zijn toe te vertrouwen,
kunnen niet door de kleinere worden uitgevoerd, omdat
die niet de beschikking hebben over een adequaat appa
raat. Het relativeren van deze stelling is noodzakelijk. In
de eerste plaats neemt het aantal gemeenten voortdu
rend af en daarmee verdwijnen de kleinste. Dit proces is
reeds tientallen jaren gaande en lijkt te versnellen (fig. 5)
1250
1000
750
500
250
O
Fig. 5. Aantal gemeenten in Nederland.
Uit veel bijeenkomsten blijkt dat het belang van vastgoed
informatie en van topografie in brede kring wordt inge
zien, ook bij de kleine gemeenten. Automatisering is in
middels ook geen geheim van enkelingen meer, maar
wordt gemeengoed. De ambtenaar van een kleine ge
meente zit evengoed achter een GBA-terminal als zijn
collega van een grotere gemeente. Personal computers
komen als paddestoelen uit de grond. Nieuwe generaties
ambtenaren groeien met de elektronika op en zijn er vol
komen mee vertrouwd. Systemen worden steeds ge
bruiksvriendelijker en goedkoper. Dat is zeker waar, als
het gaat over een tijdsbestek van vijf a tien jaar. Een
periode die we zeker nodig hebben om de topografie
overal digitaal ter beschikking te krijgen.
Voorts geldt dat de hoeveelheid gereedgekomen topogra
fie tot nu toe te veel is gemeten in termen van oppervlak
te. Als het om hoeveelheden gaat, speelt de objectdicht
heid en niet te vergeten de mutatiegraad een grote rol.
Deze scoren beide hoog in stedelijke gebieden (centra),
waar de gemeenten niet klein zijn. Bevolkingsdichtheid is
een betere maat voor de hoeveelheid topografie dan de
oppervlakte. Het CTB-rapport van de RAVI laat dat zien
in enkele grafieken (fig. 6).
371
1015
997
913
811
672
1960
1970
1980
1990
1950