Eerst echter nog iets over de werkwijze van de RAWB; deze is als volgt. Allereerst heeft een verkenningscommissie onder leiding van dr. ir. L. H. Ruiter, oud-directeur van het Unilever Research Labora torium, een reeks gesprekken gevoerd met bij het geodetisch onder zoek betrokken personen, zoals hoogleraren van de Faculteit der Geodesie van de TU Delft en de vakgroep Landmeetkunde en Tele- detectie van de LU Wageningen, directeuren van het Kadaster, de Meetkundige Dienst en het ITC en een aantal managers uit het be drijfsleven. Daarnaast zijn meer dan dertig vooraanstaande buiten landse wetenschappers op het vakgebied naar hun oordeel ge vraagd over het niveau van de Nederlandse onderzoekers, onder andere via de vraag spontaan op te geven welke onderzoekers uniek onderzoek verrichten. Op grond van dit alles is een verkennings rapport opgesteld, dat vervolgens plenair in de RAWB is besproken en tot het gepubliceerde advies heeft geleid. In het hoofdstuk .Conclusies en Aanbevelingen van de Raad", dat net als de rest van het advies uitmunt in direct en onomwonden taal gebruik, treffen we dan het volgende aan als eind-aanbeveling: Zoals het verkenningsrapport schetst wordt in Nederland het geodetisch onderzoek voornamelijk uitgevoerd in de Faculteit der Geodesie van de TUD. In deze faculteit vindt het fundamenteel geo detisch onderzoek plaats, en binnen de beperkte capaciteit ook enig opdrachtonderzoek. Gelet op de vele gebruikers en de veelsoortige toepassingen van geodesie is het te overwegen een Instituut voor Toegepast Geodetisch Onderzoek op te richten. Binnen de taak van dit instituut zal de exploitatie van het observatorium Kootwijk dienen te vallen. De Raad beveelt de Minister van V&W, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en de Minister van Defensie aan overleg te starten over de wenselijk heid van een dergelijk instituut waarin de onderzoeksvragen en -activiteiten van de diverse betrokken diensten (de Meetkundige Dienst, het Kadaster, de Topografische Dienst en de Dienst der Hydrografie) kunnen worden gebundeld. Ook in het verkenningsrapport dat als appendix is toegevoegd in het advies, zijn zeer kernachtige uitspraken te vinden, bijvoorbeeld ten aanzien van de kwaliteit van het onderzoek: „De kwaliteit van het onderzoek in de mathematische en fysische hoek van de Faculteit der Geodesie (vakgroep A) moet bestempeld worden als zeer goed. De onderzoekers behoren zonder twijfel tot de internationale top, daarmee een in het verleden gevestigde reputatie hooghoudende. Men participeert in een aantal belangrijke interna tionale wetenschappelijke activiteiten. Er is een doelbewuste keuze gemaakt voor theoretisch werk in verband met de hoge kosten ver bonden aan het meer experimentele onderzoek. Wat betreft vakgroep B is ten aanzien van juridische, planologische en vastgoedonderzoekactiviteiten internationale vergelijking uiter aard veel moeilijker. De hoogleraar in de vastgoedinformatie is een internationaal erkende autoriteit die bij herhaling verzocht wordt ontwikkelingslanden te adviseren met het opzetten van systemen voor vastgoedregistratie. Er is nog steeds behoefte aan opbouw van kennis en aan verdere ontwikkeling van de theoretische basis. Foto- grammetrie en remote sensing zouden wellicht een natuurlijker plaats hebben in vakgroep A". Of te aanzien van de opleiding: Het is toe te juichen dat in de faculteit der Geodesie de basisoplei ding van twee-en-een-half jaar voor alle studenten dezelfde is. Het is niet alleen in principe goed (alle afgestudeerden kunnen worden aangesproken op de basale kennis van een geodeet waardoor com municatiemoeilijkheden tijdens hun loopbaan geringer zijn), maar het vermijdt ook de situatie dat twee richtingen ontstaan: Een zachte en een harde, met alle negatieve gevolgen vandien." En tenslotte met betrekking tot de organisatiestructuur: „De Faculteit der Geodesie is relatief klein. Soms wordt om reden van doelmatig bestuur de suggestie gedaan deze faculteit samen te voegen met de Faculteit Civiele Techniek. Daar was geodesie vroe ger immers een onderdeel van! Nu zou het evenwel onverstandig zijn de Faculteit der Geodesie als zelfstandige eenheid op te heffen. Deze faculteit heeft een geheel eigen identiteit met een grote interna tionale reputatie. Door de ontwikkeling van de satellietgeodesie is er ten aanzien van het wetenschappelijk onderzoek een goede samen werking ontstaan met de Faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttech niek. Met civiele techniek zijn er in feite geen aanknopingspunten meer. En tenslotte: Zou het bestuur inderdaad doelmatiger worden wanneer de faculteit opgeheven wordt? Enkele gesprekspartners hebben de gedachte geopperd de juridi sche en planologische geodesie als onderdeel van de Faculteit der Geodesie te laten vervallen omdat het een vreemde eend in de bijt is. Dat is geen goede gedachte, omdat het waardevol is dat juist per sonen met een geodetische opleiding (denk aan de basisopleiding van twee-en-een-half jaar) maatschappelijk actief zijn in dit belang rijke grensgebied van recht en geodesie. Andere gesprekspartners hebben gesuggereerd het OTB (Onder- 394 zoeksinstituut Technische Bestuurskunde) onder te brengen bij de Faculteit der Geodesie omdat er een relatie is met de vakgroep B van die faculteit. Deze suggestie is geen goede: Het toevoegen van het OTB aan de faculteit zou een geweldige onbalans creëren, boven dien brengt het geen enkel voordeel voor het OTB. Aanwezigheid in hetzelfde gebouw heeft beide partijen dicht genoeg bij elkaar ge bracht". „Het ITC speelt een heel belangrijke en unieke rol in de ontwikke lingssamenwerking. Deze rol kan versterkt worden wanneer een koppeling tot stand komt met de Faculteit der Geodesie. Bij voorkeur zou het ITC terug geplaatst moeten worden naar Delft, dan kan maxi male wisselwerking met de faculteit plaatsvinden, en kan aansluiting tot stand komen met IHE (ontwikkelingssamenwerking civiele tech niek) en IHS (ontwikkelingssamenwerking bouwkunde)". Van oudsher is het Kadaster, ressorterend onder VROM, verant woordelijk voor de registratie van de (x-, y-)coördinaat van objecten in Nederland. De Meetkundige Dienst ressorteert onder V&W en is verantwoordelijk voor de registratie van de z-coördinaat de NAP- standaard) van dezelfde objecten. Met de komst van satellietgeo desie worden deze drie coördinaten onafscheidelijk gemeten. Een voor de hand liggende samentrekking van bovengenoemde taken zal, ondanks het departementsoverschrijdende karakter, onder ogen moeten worden gezien". Ik denk dat ieder die deze uitspraken heeft gelezen, het met mij eens is, dat dit duidelijke meningen zijn, die onverbloemd naar voren wor den gebracht. Uiteraard kun je over de wenselijkheid of haalbaarheid van de aanbevelingen die worden gedaan van mening verschillen, maar gezien het „gewicht" van een RAWB-advies lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat „dit muisje nog wel een staartje zal hebben Voor hen die geïnteresseerd zijn in de volledige tekst, is het advies te bestellen als RAWB, no. 74, ISBN 90 346 23 114 bij het DOP, Postbus 20014,2500 EA 's-Gravenhage voor de somma van f 12,50. Frits J. J. Brouwer COÖRDINATEN EN FRIESE KUNST Daar waar Friesland ophoudt en ander land of water begint, werden deze zomer vier plaatsen in deze provincie gemarkeerd door een grootschalig kunstwerk. De geografische coördinaten van Leeuwar den, de 53e breedtegraad en de 5e lengtegraad, vormen een kruis waarvan de punten zijn doorgetrokken tot aan de provinciegrenzen. Op die vier plaatsen is het project Noard-Sud-East-Westte vinden. Het is een combinatie van het thema „grens" van het vijfjaarlijkse Frysk Festival, en het begrip „breedtegraad" van de manifestatie „Elf steden/Elf landen". „De coördinaten zijn rigoureus doorgetrokken tot aan de grens. De plaatsen waar ze de provinciegrenzen kruisen, waren ook voor de or ganiserende (provinciale) werkgroep een verrassing aldus Ida Stroosnijder in het weekblad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (1990, no. 29/30). Het noordelijke punt is op het strand van Ameland, ter hoogte van paal 13. De 5e lengtegraad verlaat Friesland aan de zuidkant via de Grietendijk, gemeente Lemsterland. Op de grens van Friesland en Groningen stroomt het riviertje de Lauwers: bij Surhuizum bevindt zich de oostpunt van het project. Bij Roptazijl tenslotte, onder de rook van Harlingen, bleek zich de westpunt te bevinden, op de zeedijk. In het riviertje de Lauwers bijvoorbeeld zijn over een lengte van 250 meter zigzaglijnen uitgezet door middel van blauwe metalen buizen, die met de punten in de rivierbodem zijn geplant. Eén van de kunste naars, Anke Kuypers, zegt: „Zo zijn Friesland en Groningen als het ware aan elkaar genaaid of geritst". De 85 000 gulden die de provincie beschikbaar stelde, waren niet helemaal toereikend: het „programmaboekje" kon er komen dank zij een sponsor. STUDIEDAG „LANDMETEN EN VASTGOEDINFORMATIE" Om de laatste ontwikkelingen binnen de landmeetkunde meer be kendheid te geven bij de civieltechnici en hoe deze ontwikkelingen nuttig te gebruiken zijn, wordt op donderdag 25 oktober 1990 in Utrecht de studiedag Landmeten en vastgoedinformatie" georga niseerd. Na de opening om 10.00 uur zal ir. P. van de Molen, directeur Kadas ter Gelderland, het belang van de kadastrale vastgoedinformatie voor iedereen bespreken. F. G. van Oort, hoofd afdeling Landmeten gemeente Ede, behandelt de digitale kaart als draagbalk onder de vastgoedinformatie en B. Ph. Vromen, account-manager TeleAtlas Vastgoed BV doet dit voor de beleids- en beslissingsondersteuning van bedrijfsmiddelenbeheer. Milieubeheer en de inzet van landmeetkundige technieken worden verduidelijkt door ing. J. van der Veen, hoofd afdeling Vastgoedin- NGT GEODESIA 90 - 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 34