Satellietopnamen
De militaire behoefte aan digitale topografie
Periode 1973-1989
DLMS
1 250 000
1 50 000 1 10 000
Digitale hordenloop.
aspecten van deze wijze van gegevensinwinning zijn de
recente ontwikkelingen in de luchtopnametechniek van
belang. Wanneer met behulp van GPS niet alleen de
positie, maar ook de stand van het vliegtuig ten opzichte
van het referentiesysteem kan worden bepaald, komt het
aerotriangulatieloze tijdperk in zicht. Het digitaliseren kan
dan beginnen op de dag dat de luchtfoto's en de floppy
met oriënteringsparameters zijn ontvangen van de op
namemaatschappij. De snelheid en de flexibiliteit van de
bestandsopbouw kunnen hierdoor aanmerkelijk worden
verbeterd.
Regelmatig wordt de vraag gesteld waarom TDN geen
gebruik maakt van satellietopnamen. De Fransen clai
men immers dat SPOT-beelden kunnen worden gebruikt
voor karteringen op de schaal 1 50 000. Wat betreft de
metriek zou het nog wel kunnen, maar de resolutie van
maximaal 10x10 meter is onvoldoende om de topogra
fie te kunnen karteren. Een nieuwbouwwijk bijvoorbeeld
is op een satellietbeeld wel te herkennen, maar de indivi
duele straten en gebouwen niet. Voor kleinere kaartscha-
len speelt dit probleem niet meer. Er zijn in Nederland
echter zoveel alternatieve bronnen beschikbaar voor het
verzamelen van de benodigde gegevens, dat satelliet-
beelden (nog) geen rol spelen.
gegevens en twee voor rastergegevens. De standaard
voor vectorgegevens betreft niet alleen de uitwisseling
van gegevens, maar ook de definitie van de punt-, lijn- en
oppervlakte-objecten en de structuur die de onderlinge
relaties tussen de objecten vastlegt. DIGEST (DIGital Ex
change STandard) is nog pril, maar veelbelovend als het
gaat om het kappen in het (civiele) woud van standaards
en uitwisselingsformaten.
Op nationaal niveau bestaat de Interservice Werkgroep
Digitale Geografische Informatie (IWDGI), die in de perio
de 1988-1990 de behoefte aan digitale geografische
informatie bij de drie krijgsmachtdelen heeft geïnventari
seerd en binnenkort met een eindrapport met aanbeve
lingen komt. DGIWG en IWDGI hebben het proces van
bewustwording van het nut van geografische informatie
in digitale vorm binnen de militaire organisatie sterk be
vorderd.
De huidige militaire vraag naar bestanden beperkt zich
tot gescande kaarten op de schalen 1 50 000 en
1 250 000 en DLMS (terreinstoffering en hoogtege-
gevens). Men wordt zich echter bewust van het nut van
gestructureerde en grootschalige gegevens. Simulatie
van de werkelijkheid wordt steeds belangrijker nu de
oefenmogelijkheden onder politieke druk staan. Het reali
teitsniveau van een gesimuleerd terrein wordt in hoge
mate bepaald door de gedetailleerdheid van de topografi
sche gegevensbank.
Het Digital Landmass System (DLMS) was het eerste
internationale samenwerkingsverband om digitale topo
grafische gegevens volgens dezelfde normen te produ
ceren. Het DLMS-project beoogt radarbeelden te genere
ren uit digitale topografische gegevens. Dit project komt
in een volgende aflevering van deze mini-serie aan de
orde. De deelnemers zijn België, Bondsrepubliek Duits
land, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Nederland, Noor
wegen, Verenigde Staten en Spanje. In de meeste landen
is het bestand inmiddels aan de tweede editie toe. Het
informatieniveau van het DLMS-bestand is te vergelijken
met de inhoud van de kaartserie 1 250 000. Aangezien
dit het enige bestand van een omvangrijk gebied is,
bestaat de tendens het bestand ook te gebruiken voor
toepassingen waarvoor meer detailinformatie nodig is. De
wet van de remmende voorsprong doet zich ook hier
gelden.
Enkele jaren geleden is de Digital Geographical Infor
mation Working Group (DGIWG) opgericht. Deze werk
groep heeft tot doel de nationale inspanningen in het
gehele veld van de kleinschalige digitale geografische
informatie-inwinning te coördineren. DGIWG heeft in
middels drie standaards geproduceerd, één voor vector-
NGT GEODESIA 90 - 9
De ontworsteling aan het spaghetti-tijdperk.
In 1973 besloot de TDN automatiseringsapparatuur aan
te schaffen ten behoeve van de kaartvervaardiging. De
landmeetkundige afdeling werd daartoe uitgebreid met
de Sectie Automatisering. Twee landmeetkundigen en
een kartografisch tekenaar kregen de beschikking over
363