paalde welke kaarten moesten worden vervaardigd, een
bureau met kartografische tekenaars maakte de model
len en voerde de kartografische werkzaamheden uit. De
Topografische Dienst verzorgde de reproduktie en het
drukken.
In hetzelfde jaar werd door het Ministerie van Landbouw,
de Rijksplanologische Dienst en het CBS een opdracht
verleend voor de oppervlaktebepaling van het grondge
bruik, later gevolgd door het uitgeven van de grondge-
bruikskaart 1 10 000. In een aparte afdeling werd het
grondgebruik op de kaart 1:10 000 ingetekend en daar
van werd de oppervlakte bepaald. De resultaten werden
afgeleverd aan de afdeling Bodemstatistiek van het CBS.
In 1977 nam het CBS het werk geheel over.
Het Ministerie van Overzeese Rijksdelen gaf in 1954 op
dracht Nederlands-Nieuw-Guinea te karteren op schaal
1 100 000 met behulp van luchtfoto's gemaakt door de
Amerikanen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Verder
moest gebruik worden gemaakt van alle in Nederland
beschikbare gegevens.
Veldwerk behoefde niet te worden gedaan. De autoritei
ten in Nieuw-Guinea zouden alleen hulp geven bij het
vaststellen van de namen. De Meetkundige Dienst van de
Rijkswaterstaat zou de fotogrammetrische plot vervaardi
gen en de Topografische Dienst zou het interpretatie-
werk, het tekenwerk en de reproduktie verzorgen. Deze
kartering werd begeleid door een permanente karterings-
commissie, bestaande uit prof. Roelofs van de TH, de
chef der Hydrografie, de chef van de topografische afde
ling van een oliemaatschappij en de directeur van de
Topografische Dienst.
De gehele kartering is nooit voltooid. Toen ongeveer 75%
klaar was, werd Nederlands-Nieuw-Guinea overgedragen
aan Indonesië. Alle kaarten, luchtfoto's en karterings-
documenten werden in 1963 overgedragen aan Indone
sië.
Gezien deze opdrachten en het eigen karteringsprogram-
ma telde de Dienst in de 50er jaren meer dan 300 perso
neelsleden. Ook was meer ruimte nodig en in 1956 werd
een nieuw verbruiksmagazijn annex kaartenmagazijn
met daarboven een ruime tekenzaal gebouwd naast het
gebouw Westvest 9.
Nieuwe produktiemethoden
Het tekenen op astralon werd in de volgende jaren
achterhaald door nieuwe graveertechnieken. Na een aan
tal proeven werd in 1959 voor het tekenen van de basis-
kaart overgestapt op het graveren op stabilene, een
polyester-materiaal voorzien van een graveerlaag en een
lichtdruklaag.
Met de twee jaar eerder aangeschafte ontschranker Zeiss
SEG V werden de luchtfoto's na de puntsbepaling en ra-
diaaltriangulatie ontschrankt op schaal 1:12 500. Deze
beelden werden, samen met uitgetekend terrein uit de
Wild Autograaf A8 (in 1955 gekocht) gemonteerd en daar
na via lichtdruk overgebracht op het graveermateriaal.
Met behulp van de verkenningsgegevens werden de
bladen gegraveerd en vervolgens vergroot tot 1 10 000
en verkleind tot 1 25 000. De kaart 1:10 000 was aldus
snel drukklaar. De verkleining naar schaal 1 25 000 gaf
een uitstekende gids voor het verdere kartografische pro
ces: het graveren van de deelgravures zwart, blauw en
rood voor deze kaartserie. Tevens werd een verkleinde
basiskaart uitgangspunt voor de generalisatie ten be
hoeve van de kaartserie 1 50 000.
In deze tijd werd een samenwerking gestart met de Meet
kundige Dienst van de Rijkswaterstaat om de hoogtekaart
van Nederland op schaal 1:10 000 samen te stellen.
Door veel diensten werd al jarenlang in het land gewater
past. De Meetkundige Dienst begon de beschikbare
waterpassingen en de plotkaarten op te vragen. Boven
dien waren in de eigen Dienst ook veel gegevens aan
wezig. De gecontroleerde hoogtegegevens werden op
een topografische kaart 1:10 000 in potlood gekarteerd,
met een dichtheid van één punt per hectare.
Deze werkbladen kwamen bij de Topografische Dienst en
de hoogtecijfers werden daar in boekdrukschrift op een
doorzichtig polyestervel gemonteerd. Dit resultaat werd
gecombineerd met een gerasterd lijnenbeeld van de
kaart 1 10 000 en op bestelling voor gebruikers ge-
lichtdrukt.
Bij de NAVO was behoefte ontstaan aan een kaartserie
op de kleinere schaal 1 250 000. Men besloot deze kaart
in de UTM-projectie samen te stellen en een verplichte
legenda aan de landen voor te leggen. De bedoeling was
deze kaart om de vier of vijfjaar te herzien. Daarentegen
besloot men in de NAVO in 1964 de kaart 1 25 000 uit
de militaire behoefte te schrappen. Men vond de kaart
1 50 000 nauwkeurig genoeg en bovendien was het
vervoer van de vele bladen 1 25 000 voor de legeronder
delen een te omvangrijk karwei.
In Nederland werd door de Minister van Defensie een
commissie ingesteld om na te gaan of de kaart 1 25 000
voor de civiele gebruikers nog nodig was en zo ja, wie de
kosten van deze kaart ging betalen. Deze commissie was
van mening dat de kaart beslist noodzakelijk was en dat
de Topografische Dienst deze moest maken. Over de
betaling heeft men veel jaren gepraat, terwijl de produktie
gelukkig gewoon doorging. In 1989 werd een acceptabele
oplossing gevonden.
Na indringende vragen in de Tweede Kamer over de coör
dinatie op karteringsgebied gaf de Ministerraad aan een
tweetal externe organisatiebureaus opdracht na te gaan
of tussen het Kadaster, de Topografische Dienst, de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat en de Land-
inrichtingsdienst meer samenwerking op landmeetkundig
en kartografisch gebied kon worden verkregen. Na een
uitvoerig onderzoek en een rapport werd besloten een
permanente commissie in te stellen, de Contact Commis
sie voor Landmeetkundige en Kartografische aange
legenheden (CCLK). Daarin hebben de directeuren van
deze instellingen zitting; zij bespreken periodiek hun
plannen voor de komende jaren, de aanschaffingen en
gaan na waar samenwerking mogelijk is.
In kartografische kring gingen stemmen op om de Topo-
graphische en Militaire Kaart op schaal 1 50 000 uit de
19e eeuw te herdrukken en als facsimile voor het publiek
beschikbaar te stellen. Met veel moeite wisten ir. J. A.
v.d. Linden en M. F. Fortuin een goed stel afdrukken van
deze kaart te vinden. De afdeling fotografie zag kans om
van deze drukken een uitstekend negatief te vervaar
digen. De uitgeverij Unieboek nam het risico van deze uit
gave op zich. De uitgave werd een succes; tot heden
worden deze kaarten nog geregeld verkocht.
Ontwikkeling van de reproduktietechniek
Bij de reorganisatie in 1932 ging men bij de reproduktie
over van de steengravure naar de fotolithografie. Dit hield
in dat men direct uitgaande van de te reproduceren teke
ning een drukvorm kon vervaardigen. Het origineel moest
434
NGT GEODESIA 90 - 10