Recente ontwikkelingen en projecten daarvoor dus intens zwart zijn op een heldere, trans parante ondergrond. In potlood getekende originelen moesten dus in inkt worden overgetekend. Als tekening drager gebruikte men zellon en kodatrace, transparante materialen die niet erg maatvast waren. Voor de kaart 1 25 000 werden de zwarte en rode vlakvullingen en het lijnwerk apart getekend; de vlakke tinten werden op de drukvorm ingewassen. Toen de kaart 1 25 000 in de stereografische projectie werd gekarteerd, werden de potloodtekenstukken 1 16 666 van de ontschrankte luchtfoto's verkleind naar schaal 1 25 000 en gekopieerd op astralon om het lijn werk voor de drie kleuren te vervaardigen. Deze werden vervolgens via positief-kopie overgebracht op de druk plaat. Voor de kaart 1 50 000 werden de tekenstukken 1 16 666 van de ontschrankte luchtfoto's verkleind naar 1 33 333 en overgebracht op papier dat op aluminium was geplakt. Dit leverde de gids voor de deelteken- stukken ten behoeve van de kaart 1 50 000. De fotografie schakelde over op een nieuwe camera (Little-John) met negatiefvlak van 100 x 100 cm en met een draairaster. Rasters kwamen meer en meer in gebruik, speciaal voor het combineren van de kleuren en het reduceren van de benodigde drukgangen. Schrift werd verkregen door gezet boekdrukschrift fotografisch op transparante film over te brengen. De namen werden dan op de juiste plaats op een doorzichtige ondergrond geplakt. In 1957 kwam een eerste fotografisch zetapparaat in gebruik, de Hadego. In 1959 ging men over van de astralonkopie op het over brengen van beelden via de fotografie. De natte collo- diumplaten werden vervangen door fabrieksfilm. Het tekenen op astralon werd vervangen door het inwassen van de kleuren te vervangen door het strippen van de kleurvlakken met behulp van peelcoats. Dit gaf een duidelijke tijdwinst. Bij het invoeren van de gravure kwam al gauw de vraag naar voren om bij herziening van kaarten de oude, niet- gewijzigde situatie op de nieuwe gidsen door te etsen. Dit werd eerst toegepast op de nieuwe fotogidsen van de basiskaart. Bij de herziening werd na de ontschranking een nieuw fotobeeld op stabilene aangebracht. Van het oude blad werden alle veranderde lijnen afgedekt en de niet-veranderde situatie kon daarna op de nieuwe kaart worden doorgeëtst. Deze dooretsmethode werd later ook voor de kaart 1 25 000 toegepast. Verplaatsing van de Dienst naar Emmen De Topografische Dienst en haar voorgangers hebben heel wat vestigingsplaatsen gehad. In maart 1974 kon digde de regering aan de Dienst opnieuw te verplaatsen, naar Emmen, in het kader van de spreiding van rijks diensten. Na veel besprekingen en protesten werd dit in 1975 in de Tweede Kamer definitief bekrachtigd. Deze gebeurtenis heeft een grote invloed gehad op de werk zaamheden. Veel verloop van personeel trad op; veel nieuw personeel moest worden opgeleid. Nadat in 1982 in Emmen al met een voorvestiging van tekenaars en topografen was gestart, kwam in juli 1984 de drukkerij in het nieuwe gebouw in Emmen klaar en werden twee nieuwe tweekleurenpersen geïnstalleerd en later ook de uit Delft overgekomen tweekleurenmachine. De camera kwam na een revisie ook uit Delft over en langzamerhand werd de verhuizing een feit; 15 oktober Fig. 10. Het nieuwe gebouw in Emmen. 1984 werd administratief als overplaatsingsdatum vast gelegd. Op 20 juni 1985 werd de officiële opening gevierd in aanwezigheid van mr. Pieter van Vollenhoven en veel militaire en burgerlijke autoriteiten (fig. 10). Een kleine groep medewerkers kon tot 1 januari 1990 in Delft achter blijven om daar hun carrière af te bouwen. Intussen ging met flinke vertraging de normale produktie door. Bij de fotogrammetrie werden in 1975 de foto's 18 x 18 cm vervangen door die met een formaat van 23 x 23 cm, opgenomen met de Aviogon-lens met een brand puntsafstand van 21 cm op schaal 1:18 000 (vlieghoogte 3780 m). Deze foto's gaven opnieuw een besparing van 20% in de aerotriangulatie en de ontschranking. Er werd een orthofotoscoop PPO 8 van Wild aangeschaft, waar mee door partiële ontschranking ook fotobeelden van heuvelgebied konden worden gemaakt. De automatisering deed zijn intrede met de aanschaf van een Gradicon-digitizer, een jaar later gevolgd door een Contraves-elektronische coördinatograaf. Deze werd aangedreven door een PDP 11-45 computer, die boven dien kon worden gebruikt voor de blokvereffening en andere berekeningen. Uiteraard moest voor de eigen werkzaamheden nog veel programmatuur worden ont wikkeld. In 1978 gaf de Koninklijke Luchtmacht opdracht een digi taal terreinmodel van Nederland samen te stellen. Daar voor werd een PDP 11-34 computer aangeschaft met twee interactieve werkstations en een drumplotter. Na voltooiing van dit project werd alle aandacht gericht op het ontwikkelen van digitale methoden voor de standaardkaartseries. Na enige relatief eenvoudige kaar ten (gemeentenkaart, spoorwegkaart) werd in 1981 be gonnen met de digitale produktie van de kaartserie 1 250 000. Daarna werd een begin gemaakt met de kaartserie 1 50 000 (fig. 11). De achterstand bij de produktie van de 1 25 000 was zeer toegenomen door personeelsverloop ten gevolge van de verplaatsing. Om het werk aan deze kaart sterk te verkorten, werd besloten om de 1 25 000 direct van de basiskaart 1:12 500 te verkleinen. Twee bladen van de basiskaart werden verkleind en samengevoegd, zodat alles wat op de kaart 1:10 000 stond, ook in één kleur zwart op de kaart 1 25 000 kwam. De huizen werden zwart en de wegen onvertekend, dus smal. De kleuren werden door strippen aangebracht. De gebruikers bleken in het algemeen enthousiast over deze oplossing. De kaarten kwamen sneller klaar en de zwarte huizen vond NGT GEODESIA 90-10 435

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 11