schenen later op schaal 1 5000 1 2000 in calque- vorm. Tegelijkertijd met de schaalvergroting werd de kartering van een 500m brede strook binnendijks terrein versmald tot 50m. Bij de vaststelling van deze „nieuwe stijl" in 1959 werd besloten dat, wanneer van bepaalde riviergedeelten uit andere hoofde kaarten zijn gemaakt van voldoende kwaliteit en inhoud, de rivierkaart daarvan gebruik zal maken [25]. Zouden de latere GBKN-versies (niet) aan die eis voldoen? Voor de kunstmatige natte hoofdinfrastructuur als het Amsterdam-Rijnkanaal werden overeenkomstige beheer- kaarten gemaakt als voor rijkswegen. Het naar een bestek uitgevoerde werk werd volledig gemeten en op schaal 1 1000 gekarteerd [26]. De termijn van eventueel herkarteren is door de stabiele vorm van deze infrastruc tuur veel langer dan bij autowegen. Beheerkaarten van een primaire vaarweg als het Julianakanaal uit 1937 zijn decennia in gebruik. De natte infrastructuur van lagere orde wordt op gelijke wijze gekarteerd wanneer deze bij de Rijkswaterstaat in beheer is. Sanering van het beheer van de natte infrastructuur is in voorbereiding. Een aantal provinciale diensten maakt van haar vaarwegen overeen komstige beheerkaarten. Voor de mariene infrastructuur vervaardigt de Directie Noordzee van de Rijkswaterstaat zelf documentatiebla den van het continentaal plat en gedetailleerd materiaal van de vaargeulen voor de grote zeehavens [27]. Gebruik in het buitenland Uit buitenlandse congresbijdragen en (jubileum)literatuur is het bestaan van grootstedelijke, landmeetkundige diensten een bekend fenomeen. Dit geldt minder of niet voor dergelijke diensten van (andere) beheerders van infrastructuur. Daarbij moet worden opgemerkt, dat in sommige westerse landen reeds grootschalige topografie in landelijke dekking aanwezig is. Internationaal gezien besteedt zowel de wegbouwkun- dige als de landmeetkundige literatuur aandacht aan detailtopografie voor aanleg, maar niet voor het beheer van infrastructuur. De Westeuropese landen hebben het beheer van autowegen (inclusief de E-routes) verschil lend georganiseerd. Kleinschalige topografie voor plan ning van verhardingsonderhoud en ongevallenpresen tatie wordt algemeen toegepast. In 1987 is door de auteur informatie ingewonnen over het gebruik van detailtopografie voor het beheer van auto snelwegen in West-Europa. De respons was behalve van uit West-Duitsland minimaal, waar de praktijk in de diver se deelstaten verschilt, terwijl er in tegenstelling tot Nederland een kaart 1 5000 met landelijke dekking is. In Rheinland worden voor wegbeheer fotokaarten gebruikt op een schaal van ongeveer 1 1000, met daarop een waarschuwing voor ,,verbliebener Radialverzerrungen". In de diapositieve fotokaart worden handmatig de kadas trale grenzen, gemeentenamen, perceelnummers, onder grondse kabels en leidingen en taludsymbolen aange bracht. De interessestrook naast de weg is ongeveer 100m breed (fig. 7). Zoals bekend is de produktie sneller en goedkoper dan van lijnenkaarten. Verspreiding vindt plaats door het lichtdrukken van de films. Bijhouding ge beurt systematisch via mutatiemeldingen en correctie bladen. Voor gebruik, dat uitgaat boven beheer en onder houd, worden fotogrammetrische stereokarteringen of tachymetrische opnamen toegepast, net als in Neder land. Een Vlaams leerboek wijdt een korte paragraaf aan het Fig. 7. Fragment Autobahn-Feldkarte Rheinland. opmeten van de definitieve toestand van civieltechnische projecten, conform de Nederlandse praktijk. ,,Het inge tekend project kan niet volstaan ais definitief plan. Daarenboven zullen gedurende de uitvoering kleine ver anderingen aan het project aangebracht worden. Steeds op basis van dezelfde grondslag (veelhoeksmeting) wordt de definitieve toestand in plan gebracht" [28]. Een diepgaand vergelijkend internationaal onderzoek naar het gebruik van detailtopografie voor het beheer van vaar- en spoorwegen is mij niet bekend. Literatuur 1. Aldus A. Hoekstra op een NGL-bijeenkomst. NGT Geodesia 1989, p. 28. 2. Pistorius, G. P. F., De relatie tussen de nutsbedrijven en de GBKN. NGT Geodesia 1989, p. 124 e.v. 3. Ormeling, F. J. en M. J. Kraak, Kartografie. Ontwerp, productie en gebruik van kaarten. Delft 1987, p. 229/230. Polytechnisch zakboekje PBNA. Arnhem 1987, p. F1/9. Meten en Uitzetten I. St. Bevordering Wegenbouw, z.j. (c. 1980). 4. Boeije, L. A. H., De toekomstige rol van de grootschalige basis- kaart bij de gemeente. NGT Geodesia 1989, p. 73. 5. Koeman, C., Geschiedenis van de kartografie van Nederland. Alphen a/d Rijn 1983, p. 235. 6. Krijnders, J. J., Een advies voor de standaardisering van symbo len voor grootschalige kaarten. NGT Geodesia 1989 no. 6, p. 290 e.v. 7. RAVI-rapport 16, Een ontwerp voor grafische presentatie van topografische elementen. 8. Ormeling, F. J., Moderne kartografie in Utrecht in de twintigste eeuw. Utrecht in kaart gebracht. Tentoonstellingscatalogus 1990, p. 12. 9. Alberda, J. E., Inleiding landmeetkunde. Delft 1979(2), p. 319en 390. 10. Quee, H., Woord vooraf bij het themanummer Landmeetkunde en Kartoqrafie bij de Nederlandse Spoorwegen. NGT Geodesia 1984, p. 285. 11. Quee, H., Geautomatiseerde kartografie bij de Nederlandse Spoorwegen. Kartografisch Tijdschrift 1983 no. 3, p. 21 Luitwieler, J. A., De topografisch-kadastrale beheerkaart van de Nederlandse Spoorwegen. NGT Geodesia 1984, p. 293 e.v. Verkenning van het onderzoeksveld op het terrein van de topo grafische basisbestanden. CTB van de RAVI 1986, p. 12. RAVI-rapport 18, De grootschalige topografie in beeld, 1990, p. 31 en 79. 12. Schermerhorn, W. en H. J. van Steenis, Leerboek der landmeet kunde. 's-Gravenhage, 4e druk, p. 450/451. 13. Bergansius, L. J. A., Betekenis en nut van de Meetkundige Dienst voor de Rijkswaterstaat voor zoveel de voorbereiding en aanleg van nieuwe wegen, de verbetering van bestaande wegen alsmede het beheer en onderhoud van de wegen betreft. Tijd schrift voor Kadaster en Landmeetkunde 1956 no. 5 (in overdruk verschenen als jubileumboek bij het 25-jarig bestaan van de MD). 442 NGT GEODESIA 90 - 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 18