Veranderingen op til Eerste proeven met fotogrammetrie Ingrijpende reorganisatie Fig. 6. Camera aangeschaft in 1922. Een grote vooruitgang. gehele oppervlak een patroon van diagonale lijnen, lood recht op elkaar, heel dun ingegraveerd. De grisé-lijnen hadden een afstand van elkaar van 1/6 mm. Door deze lijnen kon later het etsvocht de steen aantasten. Op elk der drie stenen werd het gedeelte dat wit moest blijven, met asfalt afgedekt. Eveneens werden de gedeel ten die op de gele, blauwe of rode steen geen tint in die kleuren mochten aannemen, met asfalt afgedekt. De ver schillende in kracht toe- of afnemende tinten in dezelfde kleur werden verkregen door herhaalde etsing van de steen. Door herhaling, soms wel tienmaal, van de etsing kon men een sterk genuanceerd, verdiept beeld maken. Drukte men dan op het reeds gedrukte zwarte beeld deze drie kleurstenen af, dan kreeg men door het over elkaar heen drukken een grote verscheidenheid van tinten. Op deze wijze werden ook de Waterstaatskaart, verschei dene bladen van de kaart 1 25 000 en de hoogteschake ringen van de geologische kaart 1 600 000 vervaardigd. Later wist men het grisé ook op de stenen aan te brengen door overdruk in plaats van door graveren. Vóór 1883 werden alle kaarten op de handpers gedrukt, de stenen met de hand ingericht en met de handrol geïnkt. Vanaf 1883 gebeurde dat machinaal in de snel pers. Alleen het papier moest nog met de hand worden ingelegd. De druk van de kaart werd direct van de steen op het papier verkregen. De persen liepen op een 1 pk- gasmotor. In 1891 werd een steenslijpmachine aangeschaft, later nog twee snelpersen en een papiersnijmachine. De foto grafische afdeling, die in de winter vaak tot werkeloos heid was gedoemd, kreeg vanaf 1878 veel meer mogelijk heden door toepassing van de elektriciteit en de aanschaf van een camera met een groothoek-aplanaat en prisma. Door de uitbreiding van de apparatuur en de toename van de hoeveelheid stenen en zink werd in 1904 een nieuw gebouw aan de Kalvermarkt in 's-Gravenhage betrokken. Helaas brak daar in de nacht van 10 op 11 oktober 1912 brand uit, waarbij veel schade werd toegebracht. Nadat dit was hersteld, werden later offsetpersen aangeschaft, een zinkplaten kornmachine en bij de fotografie in 1922 een houten camera voorzien van een apochromaat, prisma, belichtingsbakken met koolspitslampen en een negatief vlak van 60 x 70 cm (fig. 6). Deze aanschaffingen werden gedaan in verband met het betrekken van het nieuwe gebouw door de Topographische Inrigting aan de Princessegracht in 1922. In 1923 werd een graveer- machine voor het schrift gekocht, die een grote verbe tering opleverde ten opzichte van de handgravure. De letters konden op de stenen van 50 x 60 cm worden ge- NGT GEODESIA 90 - 10 graveerd van mallen, die speciaal voor de Inrigting waren vervaardigd. Zoals eerder werd opgemerkt, was de samenwerking tussen de Militaire Verkenningen en de Topographische Inrigting niet geweldig. Het bijwerken van de kaarten bij de Topographische Inrigting aan de hand van allerlei informatie, echter zonder gebruikmaking van de terrein verkenningen, had tot gevolg dat de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de kaarten achteruitgingen en veel kritiek ontmoetten. Ook de directeur van de Topographische Inrigting wilde daarin wel verbetering brengen. Hij trad in 1918 in over leg met de luchtvaartafdeling te Soesterberg om na te gaan of het mogelijk was luchtfoto's te gebruiken voor karteringen. Besloten werd een stuk terrein in De Bilt te fotograferen. Dit is echter nooit uitgevoerd, omdat de luchtvaartafdeling na het einde van de eerste wereld oorlog sterk werd afgeslankt en blijkbaar geen mogelijk heden meer had hierop in te gaan. In 1928 werd een proef genomen voor het vervaardigen van topografische kaarten met luchtfotogrammetrie door de Triangulatie Commissie. Daarin hadden zitting prof. Dieperink van de Landbouwhogeschool (LH) te Wage- ningen en de heren Kwisthout van het Kadaster, Van Riel, lector aan de LH te Wageningen, Hasselman van de Artillerie en Brückel, directeur Militaire Verkenningen, onder voorzitterschap van P. J. Hamelberg van het Kadaster. Deze proef „Hilvarenbeek" wees uit dat de kaart 1 25 000 heel goed kon worden vervaardigd door toepassing van het ontschrankingstoestel van Roussilhe. Deze proef werd in 1929 gevolgd door het project ,,Den Hout". In het rapport daarvan werd eveneens de foto grammetrie als een uitstekende techniek genoemd voor het maken van de kaart 1 25 000. Dit keer werd met gunstig resultaat de „Autograaf" van Wild beproefd. Tenslotte werd als derde proef in 1930 een gebied bij Oosterhout gekarteerd, waarbij de „Aerokartograph" van Hugershoff werd gebruikt. Ook deze proef slaagde goed. Intussen was door de Minister van Oorlog een reorganisa tiecommissie, de „Commissie Blokhuis", ingesteld om het werk van de Topographische Inrigting door te lichten. Hierover werd een lijvig rapport opgesteld. Ook werd Van Roon, oud-majoor van de Nederlands-Indische Topogra fische Dienst, om advies gevraagd. Daaruit ontspon zich een levendige discussie over het gebruik van de foto grammetrie. Van Roon was ertegen en de Triangulatie commissie, de directeur van de Militaire Verkenningen en prof. Schermerhorn, die ook aan de discussie in de vak pers deelnam, ervoor. Tevens werd door de Militaire Verkenningen nagegaan of er behoefte was aan een kaart 1:10 000. De conclusie van dit laatste onderzoek was, dat de kosten voor deze kaart niet opwogen tegen het betrekkelijk geringe ge bruik. Het reorganisatieonderzoek leidde tenslotte tot de sa menvoeging van de Militaire Verkenningen en de Topo graphische Inrigting tot de Topografische Dienst, met een opnemingsdienst, een reproduktiedienst en een admi nistratieve afdeling. De luchtfotogrammetrie werd de 431

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 7