f
Met name de faciliteit van grafische produktvariatie kan
zodra er topografie in een digitaal bestand is opgenomen,
reeds door de producent worden aangeboden, ook als de
gebruiker (nog) geen toegang heeft tot het systeem. Dit is
te vergelijken met het kaart naar wens bestellen, zoals bij
gemeentewerken Rotterdam [1],
Onder andere de behoefte aan variatie in bedrijfskaartjes
bij een terreinbeheerder als Natuurmonumenten leidde
tot een geautomatiseerd beheersysteem [2],
Elementberekening, enz.
Tot de elementaire, ruimtelijke analysemogelijkheden
behoort maatontlening. Harp- en (compensatie)poolplani-
meter zijn traditioneel gereedschap van de civieltechni
sche kaartgebruiker [3], Van honderdduizenden groen-
percelen in het rijksweggebied bijvoorbeeld zijn in de
jaren '70 en '80 vanaf beheerkaarten grootten bepaald in
het kader van de RAW-systematiek (RAW Rationalise
ring en Automatisering in de grond-, water- en wegen
bouw). Bij tal van gemeenten vonden overeenkomstige
acties plaats voor beheerplannen. Meetgegevens kunnen
aan kaarten hoogstens in de tekennauwkeurigheid wor
den ontleend. De schaal van een uit metingen opge
bouwd bestand is de opnameschaal. Lengte- en hoek-
maten kunnen er in dat geval via de computer dus met de
originele meetnauwkeurigheid uit worden berekend. De
gebruiker dient te beseffen, dat dit alleen relevant is als
de idealisatienauwkeurigheid van dezelfde orde of beter
is dan de meetnauwkeurigheid.
Van vlakobjecten kunnen oppervlakten worden bere
kend, wat met name voor groen- en verhardingspercelen
van nut is. Bij het mede-opslaan van maaiveldhoogten
gaat het om zowel hellende als geprojecteerde opper
vlakten. Bij eerdere groeninventarisaties moesten de ge
projecteerde oppervlakken vanaf de kaart worden gedigi
taliseerd en berekend. De kaart bevat zelfs geen informa
tie over hellingen. Getotaliseerd zijn deze grootten basis
voor bestekken om derden te laten asfalteren, maaien,
enz. (Het voor de verrekening per dag of week meten van
door die derden gemaaide of geasfalteerde deelopper-
vlakken is nog niet vervallen: men blijft dus meetwielen
zien langs bijvoorbeeld rijkswegen!)
Voor de in theorie ook denkbare nabijheidsanalyses
(buffertechnieken) worden in deze sfeer maar enkele
praktische applicaties gezien, zoals „welke objecten
Fig. 2. Fragment van een beheerobject.
490
(obstakels) liggen er binnen één meter gras langs de
verharding die een extra maaibeurt krijgt?", „wat zijn de
uitgroeiruimten voor bepaalde bomen en struiken?" en
„wat is de werkbreedte langs die te baggeren sloot?"
Beheer en onderhoud werden met de infrastructuur zelf
steeds complexer (fig. 2).
Ook bij de controle op het uitgevoerde onderhoudswerk
worden GIS-mogelijkheden onderkend. Bij bitumineuze
verhardingen bijvoorbeeld worden kernen geboord, die in
een laboratorium worden onderzocht op hun samenstel
ling. Om op aselecte wijze te laten boren, is een speci
fieke vakindeling nodig. Als eerste moet het totale verhar
dingsperceel interactief worden geïdentificeerd (ge
vormd) en in grootte worden berekend. De vakindeling
hangt af van die grootte en dient (bij de Rijkswaterstaat)
drie varianten te kennen:
1. bij percelen kleiner dan 10 000 m2 vindt geen verdere
splitsing plaats;
2. bij percelen van 10 000 tot 40 000 m2 dient opdeling in
twintig gelijke vakken plaats te vinden. De vakken
moeten aan twee zijden worden begrensd door lijnen
loodrecht op de weg;
3. bij percelen groter dan 40 000 m2 moeten vanaf de te
identificeren beginraai vakken van 2000 m2 worden
gevormd. Er is een restperceel met afwijkende
grootte.
In alle gevallen wenst men tekeningen van de vakindeling
met ingeschreven grootten.
Thematische lagen
Via laagtechnieken leent digitale topografie zich goed
voor flexibele combinatie met plaatsgebonden gegevens
uit andere bronnen, voor het werken met meerdere
„kaartlagen" (zoals maaiveldtopografie met ondergrond
se infrastructuur, met een volledige kadastrale laag c.q.
eigendomsgrenzen of met verkeersmanoeuvrediagram-
men). Op deze wijze is het ook mogelijk de kaartinhoud
te verdichten.
Bij GIS-toepassingen op basis van digitale detailtopogra-
fie behoren herhaling van „eigen tekenwerk", zoals na
ontvangst van nieuwe films met topografie, en degenera
tie van films tot het verleden. (Men werkte vroeger lang
niet altijd met deelcalques.) Onderscheid kan worden ge
maakt tussen puur grafische overlays en analyserende
overlays onder voorwaarden. Voor dit laatste worden op
dit niveau nog weinig toepassingen voorzien. Bij wegbe-
heer is zoiets als analyse van veranderingsprocessen
door het vergelijken van topografische informatie van ver
schillende tijdstippen niet zinnig: de beheerder veroor
zaakt de veranderingen. Door lagen-analyse kunnen de
topografische objecten binnen de grens van het beheer-
gebied bijvoorbeeld worden geselecteerd. Historisch
moet ook een (uitzonderlijke) vraag zijn naar het preciese
aantal meters verlichte wegverharding. Als uit presente
lichtmast-attributen de lichtbundel kan worden berekend,
zou een lagen-analyse tussen deze bundels en de ver
harde oppervlakken het aantal verlichte vierkante meters
weg kunnen geven.
Referentiekader voor overige vastgoedinformatie
Los van de analoge beheerkaart zijn er tal van deel-
registraties bij de infrastructuurbeheerder: in dossiers en
pc's. Het plaatsbepalend element daarin is een relatieve
variabele beschrijving met veelal wegnummer/kilometre-
ring als hoogste niveau. Zelfs dat nummer en die kilo-
metrering zijn door de jaren heen aan verandering onder
hevig. In een GIS kunnen aan terreinobjecten of samen-
NGT GEODESIA 90-11