reacties Een derde taak van het District is het uitvoeren van onteigeningen. Vooral het bepalen van de onteigeningscompensatie vraagt daarbij veel werk. Hierin zit vanzelfsprekend een element van waardebepa ling en van de taxatie van verschillende soorten schades. Het District (bestaande uit 3 „surveyors", 8 „survey engineers", 10 „technicians" en 14 bureaumedewerkers) besteedde in 1987-1989 zijn tijd als volgt: 20,3% planning; 38,2% akteposten; 16,3% road surveys; 9,7% onteigeningen; 15,5% diversen. Gedetailleerde managementinformatie is meegegeven aan de deel nemers. Sluiting Bij de sluitingsceremonie kon de congress-director de volgende mededelingen doen: 1085 gedelegeerden; 261 partners; 59 studenten; 91 tentoonstellingsbezoekers; 422 tentoonstellingsstaf; 1212 dagjesmensen; 3134 totaal deelnemers; 78 landen (record in de geschiedenis van de FIG). ir. P. van der Molen Reactie op ,,GIS voor bosaanleg" m WAT ZIJN KARTOGRAFISCHE GEGEVENS? Het septembernummer 1990 van NGT Geodesia biedt een schitte rend overzicht van de snelle veranderingen die zich in ons vak afspelen als gevolg van de automatisering. Ik heb het met veel genoegen en instemming gelezen, maar werd erg verdrietig toen ik in het schema „Algemene opbouw GIS-systeem", onderaan p. 381, weer eens de termen „kartografische gegevens" en „kartografische database" tegenkwam. Het is net zoiets als kweek in de tuin, je kunt eraan trekken, je kunt gaan spitten, maar het lijkt onuitroeibaar, steeds weer steekt het de kop op. Je wordt er moedeloos van, maar in de overtuiging dat ontwikkeling begint bij de jeugd, pak je toch maar weer de schop, in de hoop dat deze kweek verder geen school meer zal kunnen maken. Een kaart is een grafische, dus zichtbare, voorstelling van een deel van het aardoppervlak. De gegevens die je hierin aantreft, zijn „uit spraken" over elementen op het aardoppervlak. Deze gegevens zijn te onderscheiden in geometrische gegevens (deze zeggen iets over vorm en ligging) en niet-geometrische ofwel attribuut-gegevens (deze zeggen iets over gesteldheid, gebruik, geschiktheid e.d.). De gegevens worden in een kaart allebei grafisch uitgedrukt door middel van stippen, strepen en vlekken en door middel van grafische variabelen als ligging, grootte, kleur, helderheid, richting, textuur, vorm en tekst. De kaartlezer interpreteert, met behulp van de legenda en zijn al aanwezige kennis omtrent de wereld, het patroon wat hij op het papier aantreft als uitspraken over het terrein. De geo metrische en attribuutgegevens zijn echter ook nog op een andere manier vast te leggen, namelijk digitaal, in reeksen bits en bytes, onzichtbaar voor ons, maar heel goed te bewerken door eveneens digitaal vastgelegde algoritmen, en later ook uitstekend weer te geven. Het onderscheid tussen grafisch en digitaal is materieel en formeel, het betreft een verschil in informatiedrager en in de vorm van de tekens waarin de wereld wordt beschreven; het onderscheid tussen geometrisch en niet-geometrisch is semantisch, het is een verschil in betekenis, in datgene waarnaar verwezen wordt. De grote fout die veel GIS-leveranciers, GIS-docenten en GIS- studenten nu steeds maken is, dat ze het materiële begrip grafisch of kartografisch gelijkstellen aan het semantische begrip geo metrisch. Dat zou niet zo erg zijn, wanneer een tekening of kaart uit sluitend geometrische gegevens zou bevatten, dus alleen uit zwarte punten en lijnen zou bestaan, en wanneer de aarde plat was. Maar dat is niet zo. Een kaart met alleen geometrische gegevens kan geen legenda hebben, want er zijn geen attribuutgegevens weergegeven. De lezer moet de kaart interpreteren uitsluitend met zijn eigen ervaring. Vaak lukt dit uitstekend, wat erop duidt dat een kaart waar geen enkel attri buut op is weergegeven door middel van grafische variabelen als kleur en grijswaarde, wel degelijk semantisch is (daarom is het ook onjuist om in plaats van over attribuutgegevens over semantische gegevens te spreken!). Het begrip kartografisch omvat evenwel ook de weergave van attributen, één van de moeilijkste onderwerpen van het vakgebied van de kartografie, en het komt dus wat vreemd over wanneer (karto)grafische gegevens tegenover attribuutgegevens worden geplaatst. Doordat veel geografische informatiesystemen nog tweedimensio- NGT GEODESIA 90-11 naai van opzet zijn en hun invoer verkrijgen door digitalisatie van kaarten, blijft de wezenlijke gedachte, dat we in GIS driedimensio nale digitale modellen van onze zeker niet platte wereld kunnen bouwen, die we later op alle mogelijke manieren (karto)grafisch, dat wil zeggen tweedimensionaal, kunnen weergeven, nogal op de achtergrond. GIS wordt nog te vaak, zie het gewraakte schema, beschouwd als opslaan van kaarten („vectorkaart", „rasterkaart") en als „kaartmanipulatie". Hetzelfde verschijnsel doet zich trouwens voor in de CAD-wereld. Zelfs wanneer een GIS tweedimensionaal is, kan het geen kwaad onderscheid te maken tussen digitale (raster- of vector)modellen van het terrein (die de attributen omvatten!) en kaarten of digitale modellen van kaarten. Het woord „kaartopmaak" in het schema is juist, want het gaat hier niet om een manipulatie in het digitale model van het terrein, maar om een voorbereiding van de grafische weergave van dat digitale model, en het woord „kaart" in de kolom uitvoer is ook prima. Vijf van de zeven keer is dus het woord kaart misbruikt, en voor dit ove rigens goede schema verdienen de dames en heren studenten zeker geen prachtig cijfer. Op de vraag of het hun kan worden verweten, moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik vrees van niet. ir. R. van der Schans

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 27