verslagen
.t/M* EXCURSIE VVL NAAR DE MD
ffÉl Op 30 mei 1990 waren 50 leden van de VVL te gast bij
de Meetkundige Dienst (MD) van de Rijkswaterstaat te
Delft. Vooraf was ervoor gekozen de MD in de volle
breedte aan bod te laten komen. Dit betekende diversiteit in onder
werpen en dus volop afwisseling, maar ook dat de diverse onder
werpen slechts in kort bestek aan bod konden komen.
De VVL-ers werden welkom geheten door ir. L. C. Vos, plaatsver
vangend hoofdingenieur-directeur van de MD. Hij schetste het ver
anderende karakter van de MD-activiteiten, van uitvoerend naar
meer adviserend. Hij lokte de VVL-ers uit het bedrijfsleven naar het
puntje van hun stoel met de opmerking dat voor uitvoerende werk
zaamheden het uitbestedingsvolume drastisch toeneemt en dat hier
voor momenteel de opdrachtnemers over de grenzen worden ge
zocht, omdat de Nederlandse bureaus momenteel over onvoldoende
capaciteit blijken te beschikken.
Ir. G. M. Lammerts van Bueren schetste een klein stukje theorie over
satellietplaatsbepaling (GPS). Op zijn vraag welke VVL-ers niet op de
hoogte waren van de basisprincipes, bleek hoe bijdetijds de VVL-
leden zijn: niemand vroeg om nadere uitleg.
Vervolgens sloeg ir. R. E. Molendijk met zijn voordracht Het NAP vol
op in beweging ons met een aantal krantekoppen een houvast uit
handen. We gingen even twijfelen aan onze peilmerken, maar aan
het slot van zijn voordracht waren we toch gerustgesteld. We durven
nog te waterpassen en de twijfel die nog rest ten aanzien van het
NAP, wordt door de MD in de komende jaren onderzocht.
A. M. den Soerging in op het vastgoedconcept van Rijkswaterstaat:
DTB (Digitaal Topografisch Bestand), niet bedoeld als concurrent
van de vastgoedconcepten van enkele automatiseringsbedrijven
dat stelde enkele bezoekers gerust met als belangrijkste toe
passing het wegbeheer door Rijkswaterstaat. Speciale aandacht
kreeg een lopend pilot-project in de dienstkring 's-Gravenhage-Zuid.
Kanttekening: onderschat de bijhouding niet, die blijkt ook binnen de
Rijkswaterstaat-organisatie moeilijk in te vullen.
Ir. H. J. W. van der Vegt illustreerde het gebruik van geo-
informatiesystemen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat met
een GIS-toepassing van het Waddengebied, waarin zelfs de zee
honden een bijna vaste plaats hadden.
Remote sensing werd voor het voetlicht gebracht door drs. R. Alle-
wijn, waarbij hij vooral inging op de verschillende verwerkingstech
nieken. Na de lunch werd dit sprekend geïllustreerd aan de hand van
een kleurrijke dia-serie.
Rondleidingen langs de DTB-sectie en de afdeling Foto-interpretatie
en tot besluit een borrel completeerden deze door de MD uitstekend
georganiseerde dag. De MD heeft laten zien dat men zich terecht
„dienst voor geo-informatie", een dienst met een uitermate breed
taakveld kan noemen.
Wim van Pijkeren
GEO-INFORMATIEVOORZIENING OP NATIONAAL NIVEAU
Op 28 september 1990 werd in het Staringcentrum te Wageningen
een bijeenkomst georganiseerd door de Nederlandse Federatie voor
Aardobservatie en Geo-informatie. Een viertal sprekers was uit
genodigd om namens hun organisatie, respectievelijk ir. J. Polman
van het Kadaster, ir. J. van der Linde van de Topografische Dienst,
ir. A. van Kalshoven van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlabora
torium en A. Brecht van het Staringcentrum, inzicht te geven in de
doelstelling, produkten en toekomstige ontwikkelingen in relatie tot
geo-informatie.
De inhoud was voor velen ongetwijfeld bekend, waardoor enige mate
van verveling en afleiding bij de deelnemers duidelijk merkbaar
werd. Pas aan het einde van de middag werd door een stelling van
de heer Brecht de discussie op gang gebracht. Zijn stelling, hier
enigszins geabstraheerd, dat iedere dienstverlenende instantie het
leveren van geo-informatie in digitale vorm, evenals de bestaande
analoge informatie en produkten, als kerntaak zou moeten beschou
wen" zorgde voor terughoudende reacties van het Kadaster en de
Topografische Dienst. Het NLR hield zich duidelijk op de achter
grond, omdat deze ondanks de 30% overheidsfinanciering reeds in
hoge mate digitale informatie verstrekt.
Na een toelichting op de huidige verantwoordelijkheden, financiële
draagkracht en korte vergelijkingen met het buitenland, kwam voor
zichtig een beeld bovendrijven, dat wellicht in de toekomst aanzet
zou kunnen geven tot veranderingen en verbeteringen van de natio
nale geo-informatievoorziening. Het feit dat momenteel kaartprodu-
cerende (overheids)bedrijven, alsmede belangrijke afnemers c.q.
beheerders onder de verantwoordelijkheid vallen van verschillende
ministeries, betekent dat de financiering veelal een struikelblok
wordt en politiek afhankelijk is.
De wenselijkheid voor een wettelijke basis en mogelijk andere
organisatie-opzet kwam helaas niet aan de orde. Duidelijk werd wel
dat, toen de discussie op gang kwam, veel toehoorders blijk gaven
van hun betrokkenheid en bezorgdheid over de huidige nationale
voorzieningen.
Wellicht ligt hier een nieuwe taak voor de RAVI of een werkgroep van
de federatie. Enige bezinning op ministerieel niveau lijkt in ieder
geval op korte termijn wenselijk om zodoende op gestructureerde
wijze een (groei)pad aan te geven voor de jaren negentig. Rest nog
de vraag: wie neemt het voortouw?
Ter illustratie van de organisatorische „verdeeldheid" is een verwij
zing naar een bericht in het oktobernummer 1990 van NGT Geodesia
voldoende. Naast het feit dat daar wordt gemeld dat 33 miljoen
gulden beschikbaar wordt gesteld voor het stimuleren van remote
sensing toepassingen, zit in de volgende punten duidelijk het pro
bleem verweven:
het geld wordt beschikbaar gesteld door zeven departementen;
de Minister van Verkeer en Waterstaat is aangewezen als coör
dinerend minister voor het programma.
Dat veel instanties betrokken zijn bij en behoefte hebben aan goede
geo-informatie, wordt hiermee duidelijk aangegeven. Een duidelijke
eenheid is echter, zowel bij de departementen als bij de verschil
lende instanties, nog niet te herkennen. In tegenstelling tot de rol die
het Kadaster tracht te spelen in de vastgoedinformatievoorziening,
wordt de coördinatie nu bij een ander ministerie gelegd. Praktisch en
historisch gezien is dit natuurlijk verklaarbaar, maar het draagt niet
bij tot een uniforme aanpak en een breed draagvlak van de geo-
informatievoorziening.
Waarom wordt nog steeds zoveel waarde gehecht aan het verschil
van geo- en vastgoedinformatie? Een dergelijke scheiding vormt niet
alleen een onzinnige technische en educatieve barrière, maar ver
oorzaakt zo mogelijk een veelvoud aan financiële en organisato
rische problemen. En deze zijn, zo leert de historie, veel moeilijker
oplosbaar.
Na deze korte beschouwing mag niet onvermeld blijven dat de
middag werd afgesloten met de overdracht van de voorzittershamer
van de federatie aan ir. A. W. B. Kalshoven van het NLR.
Marc van de Ven
HERENIGING WEST- EN OOST-DUITSLAND MERKBAAR OP
74. DEUTSCHER GEODATENTAG ESSEN
Onder luid applaus kon de voorzitter van de Deutscher Verein für
Vermessungswesen, Dr.-ing. Hans Josef Platen onder het duizend
koppige publiek ruim 100 landmeters uit de DDR verwelkomen op de
74. Deutscher Geodatentag. Dit jaarlijkse Duitse ,,NGL"-congres
werd op 5, 6 en 7 oktober 1990 te Essen gehouden. De voordrachten
op het congres zijn zoals de trouwe bezoeker gewend is altijd
gründlich en pünktlich, en de „Fachfirmen- und Fachausstellung"
wordt elk jaar indrukwekkender.
Toch was ondergetekende als NVG-voorzitter vooral uit op het verne
men van de gang van zaken op het gebied van het „Vermessungs-
und Katasterwesen" in de DDR na 3 oktober 1990. Wat zouden de
gevolgen van de „Wiedervereinigung" zijn in de nieuwe Bundes-
lander Mecklenburg-Vorpommern, Brandenburg, Berlijn, Saksen-
Anhalt, Thüringen en Saksen? In het op 30 september 1990 in het
Oostberlijnse „Palais unter den Linden" ondertekende „Staatsver-
trag" tussen de Bondsrepubliek en de DDR staat in artikel 2 dat
Vertragsparteien garantieren nach Massgabe der An-
lage IX das Eigentum privater Investoren an Grund und Boden.
Zoals bekend staat de DDR-grondwet twee soorten eigendomsrecht
toe, namelijk de socialistische eigendom en de persoonlijke eigen
dom. De socialistische eigendom betreft de pure staatseigendom, en
de gemeenschappelijke eigendom van landbouwcollectiviteiten. Per
soonlijke eigendom is mogelijk, mits dit niet in strijd is met het staats
belang en mits de Staat toestemming heeft verleend. Er is volgens
het DDR-Zivilgesetzbuch een Grundbuch (een soort openbaar
register) en volgens ministeriële verordeningen een Liegenschafts-
kataster (een soort kadastrale legger en kadastrale kaart). Het Lie-
genschaftskataster heeft echter nauwelijks iets te maken met rechts
zekerheid, maar eerder met agrarische planning. Staatseigendom
schijnt overigens in de stukken niet voor te komen. Historische ge
gevens komen er al helemaal niet in voor, gezien het „Befehl" van
de Sowjetischen Militaradministration van vlak na de oorlog:
Das Amtgericht berichtigt (verbetertdas Grundbuch, vernich-
tet alle Eintragungen dutch Herausschneiden aus den Grundbuch-
banden und verbrennt alle diesbezuglichen Grundbuchnachwei-
514
NGT GEODESIA 90-11