Verschijningsvorm van de TMSK Produktiemethode De TMSK moet de volgende informatie bevatten: a. titel en serienummer; b. editienummer; c. trigpoints met UTM-coördinaten en hoogten boven NAP; d. navigatiepunten met UTM-coördinaten en hoogten boven NAP; e. datum terreinverkenning; f. „security" classificatie; g. legenda voor ,,overprint"-informatie; h. schetsen van trigpoints. Indien gewenst kan de volgende informatie hieraan wor den toegevoegd: i. meridiaanconvergentie (MC); j. onderscheid in weergave van de TP's zoals: onderlinge zichtbaarheid van twee of meer punten, waarvan tenminste één punt een grondpunt moet zijn; onderlinge zichtbaarheid van twee of meer boven grondse punten; andere grondpunten; bovengrondse punten; k. „zichtlijnen" tussen TP's (in de schetsen); I. navigatiepunten voor vliegtuigen (in geografische coördinaten). De TP's worden ontleend aan het RD-puntenregister, aangevuld met getrianguleerde objecten waarvan de coördinaten door de TDN of in sommige gevallen door de Artilleriemeetbatterij zijn bepaald. De coördinaten worden gegeven in centimeters. Afhankelijk van de nauwkeurig heid waarmee de hoogten van de coördinatenpunten zijn' bepaald, geldt een standaardafwijking van 0,5 m als de waarde in decimeters en 2,5 m indien de waarde in meters kan worden gegeven. TP's moeten zoveel moge lijk gelijkmatig over het kaartblad verdeeld liggen. In geval van „clusters" wordt een selectie toegepast op basis van tactische aspecten. De NavP's worden door militaire instanties geselecteerd en aan de TDN toegeleverd op een kaart 1 10 000, waarop de ligging van de punten is aangegeven. Deze punten zijn tevens voorzien van de hoogte in afgeronde meters en een codeletter. De code van de NavP's houdt verband met de idealisatie, zoals het snijpunt van de assen van wegkruisingen of van de kruising van wegen met waterlopen, voor zover deze eenduidig zijn te deter mineren in het terrein. De coördinaten worden gegeven in meters. De horizontale nauwkeurigheid moet voldoen aan een standaardafwijking van 3 meter, terwijl de standaardafwijking voor de hoogte maximaal 0,5 m mag bedragen. De ligging van de NavP's en TP's wordt op het kaartbeeld aangegeven respectievelijk met cirkels en driehoeken, overigens zonder puntnummer. In de gedrukte coördina- tenlijsten op de voor- en achterzijde staan echter wel vier- cijferige puntnummers. Een puntnummer is afgeleid uit de ZW-hoek van het kilo metervierkant waarin het punt ligt. Hiervoor worden de af gekorte UTM-coördinaten gebruikt, zoals deze op de UTM-stafkaart voorkomen. Bij een E van 697 en een N van 5795 bijvoorbeeld wordt het puntnummer: 9795. De volledige coördinaten in de lijst zijn E 97909,99 en N 95239,91. Vallen meerdere punten in een kilometer vierkant, dan wordt een volgletter A, B, enz. aan het punt nummer toegevoegd. Het begrip „afgekorte UTM-coördinaten" behoeft enige nadere uitleg. De waarden 697 en 5795 respectievelijk voor E en N zijn de volle kilometer-aanduidingen bij het vierkantennet op de kaart 1 50 000. In de militaire plaatsaanduidings methodiek is het gebruikelijk om met zgn. afgekorte coör dinaten te werken, waarbij de cijfers van de volle 100 km- waarden worden verwaarloosd. Hetgeen overblijft is 97 en 95 voor respectievelijk E en N en dat zijn precies de elementen voor het puntnummer. Overigens hebben de 100 km-vierkanten een letteridentificatie [2]. Van elk TP moet een schets worden afgedrukt, waarop duidelijk is aangegeven welk coördinatenpunt wordt be doeld, bijvoorbeeld stang, kruis, bout, steen, enz. Omdat verdere tekst op de TMSK ontbreekt, moeten deze schet sen eenduidig zijn. Met behulp van een codegetal dat betrekking heeft op het eigenlijke richtpunt, wordt de gebruiker er bovendien op attent gemaakt welk richtpunt in coördinaten is afgedrukt in de lijst. De codegetallen worden in een legenda verklaard. Het papierformaat van de TMSK is ten opzichte van de standaard stafkaart 1 50 000 met één vouwfacet 12 cm) uitgebreid, voornamelijk om ruimte te hebben voor de TMSK-legenda en coördinatenlijsten. In aantallen uit gedrukt kunnen dan tot 176 TP's en 210 NavP's worden geplaatst. Deze capaciteit is voor alle bladen toereikend. De ,,overprint"-kleur is voor alle specifieke TMSK-gege- vens paars of magenta. Indien op een blad een tweede UTM-zone voorkomt, worden de gegevens die hierop betrekking hebben, weergegeven in een blauwe „over- print"-kleur. De voorkant van de TMSK bevat: algemene gegevens, zoals titel, classificatie, serie- en editienummer, verkenningsjaar; legenda voor „overprint"-informatie; uitleg meridiaanconvergentie; legenda met betrekking tot NavP's; coördinatenlijst met hoogten van de NavP's; „ticks" en waardegetallen van de MC langs boven- en onderkader; „overprint" van alle NavP's en TP's op het kaartbeeld met respectievelijk cirkels en driehoeken. De achterkant van de kaart is gereserveerd voor de TP's: bladnaam; schetsen met puntnummer en codering; legenda met betrekking tot de codering van TP's; coördinatenlijst met hoogten. Op het moment dat de TDN de geselecteerde NavP's op kaarten 1:10 000 ontvangt, zijn de coördinaten hiervan nog niet bekend. Na onderzoek van enkele alternatieven is vastgesteld, dat de coördinaten met voldoende nauw keurigheid zijn bepaald wanneer deze worden gedigitali seerd uit de oorspronkelijke film 1:10 000. De gedigitali seerde coördinaten staan in het stelsel van de Rijksdrie hoeksmeting. Met behulp van een proefplot worden de gedigitaliseerde punten gecontroleerd door deze op de eerder toegeleverde kaarten 1 10 000 te leggen. Zowel de NavP's als de TP's worden getransformeerd naar UTM-coördinaten, indien nodig voor zone 31 en 32. Na de transformatie worden de bestanden via een com puterprogramma in het juiste uitvoerformaat gebracht. Tijdens die bewerking worden tegelijkertijd de punt nummers gegenereerd uit de UTM-coördinaten. Daarna NGT GEODESIA 90-11 483

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 3