wing worden alle uitvoeringswerkzaamheden uitbesteed
aan particuliere bedrijven. De Topografische Dienst voert
het projectmanagement.
Ontstaan van het Project
De Financiële Verhoudingswet geeft objectieve verdeel-
maatstaven, waarmee de hoogte van de algemene uit
kering wordt bepaald. Deze maatstaven behoren repre
sentatief te zijn voor het uitgavenpatroon van de ge
meenten.
In de vorige wet uit 1960 bepaalde het aantal inwoners
voor ongeveer 60% de hoogte van de algemene uit
kering. De uittocht van inwoners uit met name de grote
steden naar de omliggende gemeenten (eind jaren '70)
veroorzaakte een daling in de gemeentelijke inkomsten in
deze steden, terwijl de lastendruk niet wijzigde. De ver-
deelmaatstaven waren niet meer representatief voor de
gemeentelijke uitgaven. Vandaar dat de huidige wet van
1984 meer gewicht toekent aan de veel stabielere bebou
wingsmaatstaven. Tabel 1 geeft de verdeelmaatstaven
weer van de oude en nieuwe wet en hun procentuele aan
deel in de hoogte van het uitkeringsbedrag.
Verdeelmaatstaf
in oude
wet
in nieuwe
wet
1Vast bedrag per gemeente
1,3%
1,3%
2. Oppervlakte land binnenwater
2,1%
2,1%
3. Oppervlakte buitenwater
0,1%
4. Grondoppervlakte bebouwd
9,3%
5. Aantal inwoners
57,4%
16,6%
6. Aantal woningen
9,9%
53,9%
7. Gemiddelde hoogte van de
bebouwing
7,6%
8. Verfijningen
13,3%
7,6%
9. Interim-maatstaf bebouwing
14,5%
10. Aanvullende uitkeringen
5,3%
Tabel 1. Project Bebouwing is bedoeld om de maatstaven 4 en 7 te
bepalen. Samen zijn ze goed voor 16,9% (ruim 2,1 miljard gulden)
van de algemene uitkering.
Om de nieuwe maatstaven 4 (grondoppervlakte be
bouwd) en 7 (gemiddelde hoogte van de bebouwing) te
kunnen vaststellen, is destijds gekozen voor fotogramme-
trische technieken. De luchtfotografie moet garanderen
dat de gegevens van alle gemeenten in dezelfde periode
worden vastgesteld. De fotogrammetrische uitwerking
garandeert de objectiviteit van de metingen, ontkoppeld
van het opnamemoment.
Vanaf 1976 tot en met eind 1980 zijn diverse proeven
gedaan alvorens de huidige verdeelmaatstaven en hun
meetregels definitief konden worden vastgesteld. Uit
eindelijk is in 1981 het eerste Project Bebouwing (PB1)
van start gegaan. In 1983 is PB2 uitgevoerd en ver
volgens om de drie jaar een project.
Meetregels
In de Financiële Verhoudingswet 1984 is vastgelegd
welke bebouwingsgegevens moeten worden bepaald en
op welke wijze. Niet zonder meer alle bebouwing moet
worden gemeten. Alleen gebouwen groter dan 50 m3
tellen mee voor de uitkering, waarbij de wet kassen, cara
vans en woonboten uitsluit. Een tweede eis is, dat deze
bebouwing binnen kommen ligt, waarvan de gezamen
lijke inhoud meer dan 25 000 m3 bedraagt.
Een kom ontstaat als een groep bebouwing is te omslui
ten door een polygoon (de komgrens). De komgrens loopt
via de gebouwen, waarbij de zijdelengten zo lang moge
lijk worden gekozen, echter niet langer dan 200 meter.
Door het hoekpunt van het meest noordelijke gebouw als
startpunt te nemen en steeds in rechtsomgaande richting
binnen een straal van 200 meter de maximale afstand te
zoeken naar het volgende punt, ontstaat een eenduidig
gedefinieerde komgrens.
leder gebouw wordt vastgelegd door de hoekpunten van
het dak te meten. Daarbij wordt tevens de hoogte ten op
zichte van het maaiveld gemeten. De dakconstructie zelf
wordt niet gemeten, maar wordt aangegeven door middel
van een codering. Elk gebouw wordt namelijk voorzien
van een code waaruit onder andere de bouwvorm blijkt.
De onderstaande bouwvormen worden onderscheiden:
plat/schuin (lessenaars)dak
gebroken dak;
ronde gebouwen;
buizenparken (raffinaderijen)
stapelgebouwen.
Alle gebouwen worden tijdens de meting teruggebracht
tot deze elementaire vormen, waarbij uitbouwen kleiner
dan 50 m3 (erkers, serres, enz.) worden weggelaten.
Bij de inhouds- en oppervlaktebepaling wordt rekening
gehouden met de bouwvorm. Zo wordt bij de inhoudsbe-
paling van een gebouw met een gebroken dak 1,5 meter
bij de hoogte opgeteld en telt de oppervlakte van een
stapelgebouw (een gebouw op een gebouw) niet mee.
Tijdschema
Project Bebouwing kent een cyclus van drie jaar. Het tijd
schema binnen de cyclus ziet er, uitgaande van het
lopende project, als volgt uit:
Eind 1988 zijn offertes gevraagd voor zowel de luchtfoto
grafie als de uitwerking. Op grond van de aanbiedingen
zijn gebieden toegewezen aan de geselecteerde leveran
ciers en nadat de financiering rond was, zijn er contracten
opgesteld.
Aanvang 1989 begon de TDN met de voorbewerking van
de oude bestanden. Hierbij zijn de in het vorige project
als vervallen gecodeerde gebouwen verwijderd.
Van half februari tot mei 1989 zijn de luchfoto's gemaakt.
De uitwerking begon in juli en de eerste tussenprodukten
zijn in oktober afgeleverd. De uitwerking beslaat een
periode van anderhalf jaar.
Eind 1990 zullen alle gegevens bij de TDN zijn afge
leverd. In juni stuurt het Ministerie van Financiën de
gemeenten een circulaire, waarin de meetresultaten zijn
opgenomen. Na afhandeling van eventuele bezwaren van
de gemeenten (het is dan inmiddels eind 1991) worden de
gegevens definitief vastgesteld; deze zullen gelden voor
de periode 1992 t/m 1994. Inmiddels is de projectleiding
eind 1991 alweer gestart met de voorbereidingen voor het
volgende project.
Luchtfotografie
In de eerste fase van het project worden luchtfoto's ge
maakt van het gehele Nederlandse grondgebied. Het
gaat om zwart-wit fotografie, waarbij het land door oost
west stroken systematisch wordt bedekt (behalve bij de
Waddeneilanden). Bij een langsoverlap van 60% gaat het
486
NGT GEODESIA 90-11