Van Gogh en de landmeter erin, spruiten eruit, staan erin geworteld met kracht. In zekere zin ben ik blij dat ik geen schilderen geleerd heb. Allicht had ik dan geleerd zulke effecten als dit voorbij te lopen nu zeg ik: neen, maar juist dat moet ik hebben. Is 't niet mogelijk, dan is 't niet mogelijk, ik wil 't beproeven, ofschoon ik niet weet hoe het hoort. Hoe ik het schilder, weet ik zelf niet, ik kom met een witte plank voor die plek te zitten die mij treft, ik kijk naar 't geen ik voor ogen heb, ik zeg tot mij zelf: die witte plank moet iets worden ik kom terug, onte vreden, ik zet het weg en als ik wat uitgerust ben, ga ik er met een soort angst naar kijken. Dan blijf ik nog ontevreden, omdat ik die prachtige natuur te veel in de geest heb dan dat ik erover tevreden zou zijn. Maar toch, ik zie in mijn werk een terugklank van 't geen mij trof, ik zie dat de natuur mij iets verteld heeft, tot mij gesproken heeft en dat ik in snelschrift dat heb opge schreven. In mijn snelschrift mogen woorden zijn die niet te ontcijferen zijn, fouten of leemtes, toch is er iets over van 't geen het bos of strand of figuur zeiden, en is het niet een tamme of conventionele taal, die niet uit de natuur zelf voortkwam maar uit een geleerde ma nier van doen of een systeem." Landschappen zijn voor Van Gogh ondenkbaar zonder de mensen die ze vorm geven en bewonen, zoals in Drenthe: „Het land u te beschrijven zoals 't zou behoren ge daan te worden zie ik geen kans toe, daar de woorden mij ontbreken, maar stel u voor de oevers van 't kanaal als mijlen en mijlen Michels of Th. Rousseau's b.v., Van Goyens of Ph. de Konincks. Vlakke plannen of stroken, verschillend van kleur, die smaller smaller worden naarmate ze de horizon naderen. Hier daar geaccentueerd door een plaggen keet of kleine boer derij of een paar schrale berkjes, populieren, eiken overal stapels turf en telkens vaart men schuiten met turf of lis uit de moerassen voorbij. Hier en daar mage re koeien van fijne kleur, dikwijls schapen, varkens. De figuren die nu dan verschijnen in de vlakte zijn van een groot karakter meestal, soms hebben ze een machtig fijn charme." Pas in Aries komt Van Gogh volledig tot ontplooiing. Zijn perspectiefraam heeft hij niet meer nodig; zijn werkdrift is grenzeloos. ,,lk ben hier pas enkele maanden, maar denk je dat ik in Parijs in een uur de tekening van de boten gemaakt zou hebben? Zelfs niet met het perspectiefraam, en dit nu is gemaakt zonder te meten, door de pen zijn gang te laten gaan." „Denk dus niet dat ik kunstmatig een koortsachtige situatie in stand houd, maar weet wel dat ik volop bezig ben met ingewikkelde berekeningen waaruit snel het ene na het andere doek zal voortvloeien, snel gemaakt, maar lang van tevoren overdacht. En als er wordt gezegd dat ze te snel zijn gemaakt, dan kun jij antwoorden dat zij te snel gekeken hebben." Van het landschap van de Crau, een paar kilometer ten noordoosten van zijn woonplaats, maakt hij verschillende tekeningen en schilderijen: „Ik heb je zojuist per post een rol met 5 grote penteke ningen gestuurd. Van die serie van Montmajour heb jij een zesde. Volgens mij zijn de twee gezichten op de Crau en op de velden langs de Rhóne het beste wat ik met de pen heb gemaakt. Ik heb je al meer dan eens gezegd hoezeer de Camargue en de Crau afgezien van een verschil in kleur en in zuiverheid van atmosfeer me doen denken aan het oude Holland uit de tijd van Ruysdael. Ik denk dat deze twee vlakke landschappen, bedekt met wijngaarden en stoppel velden, van bovenaf gezien je er een indruk van zullen geven. Ik verzeker je dat ik gesjouwd heb op die teke ningen. Ik ben ook met een schilderij begonnen, maar met de mistral is dat niet te doen, absoluut onmogelijk. De charme die deze uitgestrekte landschappen voor mij hebben, is heel intens; ik heb dan ook ner gens last van gehad, ondanks de bijzonder vervelende omstandigheden van de mistral en de muggen. Als een uitzicht die kleine ongenoegens doet vergeten, dan moet het toch wel iets hebben. Toch zie je wel dat er geen enkel effect is gebruikt; op het eerste gezicht is het een geografische kaart, een strategisch plan wat de factuur betreft." „Luister, de eerste dagen dat ik hier aankwam, heb ik met een bevriende schilder gesproken. 'Lijkt me saai om dat te schilderen', zei hij. Ik zei niets, maar ik vond het zo indrukwekkend dat ik zelfs niet de kracht had om die idioot de huid vol te schelden. Ik ga er steeds weer naar toe, steeds weer, steeds weer. Goed, ik heb er twee tekeningen van gemaakt van het vlakke landschap waar niets was dan het oneindige de eeuwigheid. Goed, komt er terwijl ik zit te tekenen, een vent langs die geen schilder is, maar soldaat. Ik zeg tegen hem: 'Vind jij het vreemd dat ik dit even mooi vind als de zee?' Welnu, de zee, die kende hij. 'Neen, dat verwondert me niet', zei hij, 'dat je dit even mooi vindt als de zee, maar ik vind dit zelfs mooier dan de oceaan, want het is immers bewoond'. Welke van de twee toeschouwers was het meest kunstenaar, de eerste of de tweede, de schilder of de soldaat? Ik geef de voorkeur aan het oog van de soldaat, nietwaar?" Enkele jaren ervoor, in Den Haag, ontmoette Van Gogh een landmeter: „Dezer dagen of liever weken heb ik heel prettig ge zelschap gehad buiten aan een jong landmeter, die zo wat scharrelde met tekenen. Hij liet mij eens teke ningen zien die ik slecht vond, en hem zeide waarom ik ze slecht vond. Ik had gedacht natuurlijk daarna nooit meer iets van hem te zullen horen, doch op een goede dag spreekt hij me er weer over aan, hij had tijd nu en mocht hij eens mee naar buiten gaan. Wel Theo, die kerel heeft het landschapstekenen zó gevat, dat hij tegenwoordig waarachtig alleraardigste schetsen uit weiland en bos en duin meebrengt. Hij moet echter nog een examen doen in oktober en zijn vader wil niet, hij er zo druk aan doet. Maar juist met zijn landmeters vak kan hij het tekenen heel best verenigen m.i." „Gisterenavond heb ik een cadeau gekregen dat mij enorm plezier deed (van die twee landmeters want er is een tweede nog bijgekomen sedert), namelijk een zeer echt Schevenings buis met staande kraag, pitto resk verkleurd en gelapt. Vindt ge dat niet aardig van die landmeters? 't Zijn aardige, vrolijke lui, die me veel gezelligheid al hebben bezorgd. Ze beginnen NGT GEODESIA 90 - 12 549

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 13