ject dat aan de linker- en aan de rechterzijde van die grens ligt; onderscheid wordt gemaakt naar de detaillering en inwinningswijze van informatie in particulier en open baar terrein. Voor deze uitgangspunten en definities zie [2], [3]. Uiteraard dient het TIS zo te worden ingericht, dat ob jecten en gegevens over die objecten op grond van een duidige definities kunnen worden vastgelegd en in proce dures c.q. algoritmen verwerkt. Hoe wordt interactief gemuteerd? We onderscheiden het constructief inbrengen van nieuwe informatie en het projecteren van nieuwe informatie over de bestaande. De eerste methode gaat uit van het per vector classificeren, ligging bepalen en conflicten oplos sen, zoals onder andere snijding en het niet aansluiten. De gegevens zijn veelal afkomstig van „eigenmaten" en/of meetlijnconstructies. In de tweede methode zijn ligging en classificatie al bepaald en dienen alleen eerder genoemde conflicten te worden opgelost. Meestal is ech ter in beide gevallen sprake van een vectorgeoriënteerd tekensysteem, waarin objectherkenning c.q. -identificatie en het baseren van consistentie op objecten nog niet tot de mogelijkheden behoren of onvoldoende zijn uitge werkt. Mutaties worden partieel of volledig beschouwd. Een voorbeeld van een mutatie die betrekking heeft op volle dige objecten is „sloop" (verwijder een object en voeg een nieuw object toe of herstel het object waar het gesloopte bouwwerk heeft gestaan). Een voorbeeld van een partiële mutatie is het veranderen van de vorm van een object door het plaatsen van een „aanbouw", maar ook een herberekening of transformatie van coördinaten. Bij toevoegen of verwijderen van een object wordt de totale gegevensverzameling van dat object in de mutatie betrokken. Bij wijzigingen van een object heeft de mutatie slechts betrekking op een deelverzameling van die ge gevens. Bijzonder is het feit dat bijna iedere object mutatie gevolgen heeft voor zijn omgeving, waardoor veel zorg moet worden besteed aan die relatie. Een mutatie dient als een proces, een verzameling samenhangende handelingen, te worden beschouwd, die een concrete begintoestand omzetten in een concrete eindtoestand. Een zinvolle tussentoestand is in dit proces niet te onderscheiden. Het behoud van consistentie in en tussen objecten staat daarin centraal. Het effect van mutaties op een object en zijn omgeving is afhankelijk van de ordening en samenhang van objecten. Een logisch informatiemodel waarbij objecten naar soort en inhoud worden onderscheiden, laat zien dat consis tentie op verschillende niveaus kan worden toegepast. In Nijmegen is ervoor gekozen objecten van een verschillen de soort geen logische relatie te geven en als separate „informatielagen" te beschouwen [3]. De samenhang tussen deze lagen kan worden bepaald door ruimtelijke projectie. Tussen de lagen worden geen consistentieregels gedefinieerd. Per laag bestaat een drietal groepen waaruit een aantal specifieke consisten tieregels is af te leiden. Deze groepen bevatten respectie velijk kartografische, thematische en geometrische voor waarden die gericht zijn op objectklassen. Omdat de mutatieproblematiek en het bewaken van de consistentie tijdens het onderzoek [1] en [3] duidelijk De kleurverschillen geven de variatie in inwinningstechnieken aan: rood terrestrisch gemeten, groen gedigitaliseerd vanaf een analoge basiskaart, blauw gedigitaliseerd vanaf een ontschrankte luchtfoto, zwart geconstrueerd. NGT GEODESIA 90 - 12 5 57

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1990 | | pagina 21