Huidige TDN-activiteiten voor DLMS
aangeeft, maar het maximale percentage bladbe
dekking (dus tijdens de zomer);
„percent of roof coverage", het dakoppervlak per
oppervlakte-eenheid, veelal direct gecorreleerd
met het „number of structures".
Tenslotte wordt aan elk element nog een uniek nummer
toegekend.
Al deze (hulp)coderingen zijn een gevolg van het zeer
specifieke toepassingsgebied van de in te winnen gege
vens. Al deze gegevens, behalve het element-nummer,
vertellen iets over de manier waarop en de mate waarin
een bepaald object op het aardoppervlak radarstraling
reflecteert. Het element-nummer heeft alles te maken
met het plaatselijk uitdekken van een groter element door
een qua oppervlakte kleiner element, bijvoorbeeld een
kerktoren binnen een vlak met woonhuizen. Om dit te
bereiken, wordt een hiërarchie binnen het totaal aan
elementen aangebracht, waarbij de elementen met de
hoogste prioriteit het hoogste nummer krijgen. De ele
ment-nummers die de analist uitdeelt, moeten liggen in
het bereik van 1 tot 16383. De nummering hoeft echter
niet aaneengesloten te zijn.
Ook de coördinaten van de DFAD-elementen worden in
WGS-coördinaten geregistreerd. De opslageenheid is 0,1
sec., de nauwkeurigheid is 130 m horizontaal bij 90% be
trouwbaarheid. Een verticale nauwkeurigheidsgrens is
voor DFAD alleen van toepassing op verticale hindernis
sen hoger dan 46 m en bedraagt 10 m.
DFAD wordt opgeslagen in manuscripten ter grootte van
maximaal één cel, met een minimumgrootte van 5 min. x
5 min. Elke onderverdeling binnen een cel is toegestaan,
mits geen gehele graadlijn wordt overschreden. Deze
regel heeft tot gevolg gehad, dat binnen de CDB een
groot aantal manuscriptformaten zijn ontstaan.
TDN en DFAD
TDN heeft haar manuscripten een formaat gegeven van
12 min. breedte en 30 min. lengte, zijnde ongeveer 45 cm
x 70 cm op schaal 1 50 000. Op deze schaal worden de
op te nemen elementen verzameld op overlays. Bij dit
verzamelen wordt gebruik gemaakt van diverse bronnen:
bestaand kaartmateriaal schaal 1 50 000 als meetkun
dige grondslag en verder luchtfoto's, diverse andere
kaarten, gegevens van de Hydrografische Dienst, Rijks
waterstaat, gemeenten, nutsbedrijven, enz. Vervolgens
worden de verschillende elementen gedigitaliseerd,
waarbij tegelijkertijd de complete codering aan elk ele
ment wordt gekoppeld. Omdat de DFAD-structuur geen
relaties kan vasthouden tussen twee of meer aan elkaar
grenzende elementen, worden deze ook als losse objec
ten opgeslagen; we spreken dan van een „spaghetti"-
structuur.
Het digitaliseren wordt uitgevoerd in het RD-stelsel. Na
uitvoering van diverse controles wordt het bestand ge
transformeerd naar WGS en omgezet in het uitwisselings
formaat, gebaseerd op een 36-bits structuur. TDN heeft
haar aandeel van de CDB-opbouw tussen 1979 en 1983
ingezonden.
DLMS-Editie 2 en WGS-84
De Specs, zoals hierboven beschreven, zijn vanaf het be
gin aangeduid met de toevoeging „Editie 1Kleine wijzi
gingen, zoals bijvoorbeeld het toevoegen van een extra
code, hebben de toevoeging van amendementnummers
noodzakelijk gemaakt, waarbij het editienummer is uitge
breid tot „1.1", „1.2", enz.
Rond 1980 werd een nieuw type radar ontwikkeld, dat
meer in het terrein kan onderscheiden dan uit de DLMS-
gegevens kan worden gesimuleerd. Het gevolg hiervan
is, dat er behoefte komt aan een veel uitgebreidere code
ringsset voor DFAD dan tot nu toe voorhanden is. Dit
heeft geleid tot een nieuwe editie: „Editie 2".
De nieuwe coderingen hebben allemaal betrekking op zo
genaamde „lines of communication" (LOC's), zijnde we
gen, waterwegen, zowel voor transport als voor het afwa
teringsstelsel, en spoorwegen (fig. 2). Ook wordt de cate
gorie bruggen belangrijker. Verder wordt het element
„cleared way" geïntroduceerd, zijnde een soort accentu
ering van de (spoor)wegen voor zover deze bebouwde ge
bieden doorsnijden.
Een andere, nog recentere wijziging, is de overgang van
WGS-72 naar WGS-84. Bijna alle tot nu toe in de CDB op
genomen gegevens zijn gerelateerd aan WGS-72. Nu
echter afgelopen voorjaar de NATO Geographic Confe
rence de WGS-84 standaard heeft aangenomen en
tevens heeft aangegeven hoe deze dient te worden toe
gepast, worden ook de DLMS-gegevens in dit stelsel ver
zameld. Aangezien in principe geen correcties worden
aangebracht in de gegevens voor de overgang van
WGS-72 naar WGS-84, zullen kleine discrepanties tussen
„oude" en „nieuwe" gegevens ontstaan. Deze zullen
echter voor het overgrote deel ruim binnen de nauw
keurigheidscriteria vallen.
TDN zal het opnemen van LOC's in DFAD realiseren door
binnen bebouwde gebieden alle doorgaande wegen op te
nemen, terwijl daarbuiten alle verharde, niet doodlopen
de wegen zullen worden opgenomen. Spoorwegen wor
den altijd meegenomen, en waterwegen bij een mini
mumlengte van 3000 m. De toevoeging van deze nieuwe
elementen zal de element-dichtheid aanzienlijk vergro
ten, wat weer een grote reductie van het aantal „regional
features" tot gevolg zal hebben. Tevens zal zich nu het
feit gaan voordoen, dat sommige elementen veel nauw
keuriger in het bestand worden opgenomen dan andere:
de (spoor)wegen worden namelijk voor meerdere doel
einden verzameld, onder andere voor DFAD en voor de
produktie van de topografische kaart 1 50 000, waarvoor
een veel grotere puntdichtheid noodzakelijk is dan voor
bijvoorbeeld de begrenzing van een bosperceel, voorals
nog alleen op te nemen in DFAD.
Het DTED-bestand dat begin jaren '80 werd ingezonden,
is rond 1987 vervangen door een vernieuwde versie,
waarin de reeds vermelde problemen met laaggelegen
land werden opgelost door aan de landzijde van en even
wijdig aan de altijd op te nemen nul meterlijn een tweede
lijn op te nemen met een hoogte van +1 m om de over
gang tussen water en land te markeren. Vervolgens werd
het normale reliëf weer gevolgd.
Voor het bijhouden van het DFAD-bestand kwam wat
meer kijken:
herziening van het oorspronkelijke bestand. Vooral de
vlak-elementen moesten worden aangepast aan de
actuele situatie;
verzamelen van wegen, spoorwegen en waterlopen.
Voor wat betreft de wegen en de spoorwegen werd
hiermee in 1985 een begin gemaakt, eerst alleen ten
behoeve van de kaartserie 1 50 000, later ook voor
DFAD. De waterlopen worden alleen (nog) verzameld
voor DFAD;
NGT GEODESIA 90-12
545