./-X
Gridgestrucfcureerde VISsen
X1.Y1, X2.Y2,
X7,Y7,X8,Y8
7*
Gridvorm;
Rastervorm:
door ir. H. J. G. L. Aalders, universitair hoofddocent aan de Faculteit der Geodesie van
de Technische Universiteit Delft.
SUMMARY
Grid structured LIS's
In LIS, data is usually vector structured due to the method of data capture as photogrammetry, land-
surveying or digitizing. Using existing maps scanning is also an option as input. Since raster/vector con
version is still not acceptable as a general proces, a method is researched to store real terrain phenomena
in a raster structured format.
In de vastgoedinformatie is van oudsher gebruik gemaakt
van kaarten. Met de opkomst van de automatisering en
de informatietechnologie zijn Vastgoed Geografische In
formatiesystemen (VIS/GIS) ontwikkeld om kaarten digi
taal op te slaan en te gebruiken. Daarbij is een bekende
techniek uit de kartografie gebruikt: lijnen gedefinieerd
als een aaneenschakeling (keten) van rechte verbin
dingen tussen punten (vectoren), die zowel lijn- als (de
omtrek van) vlak-objecten voorstellen.
De ontwikkeling van de aardobservatietechnieken (sinds
1972) heeft ertoe geleid dat vele GISsen ook gebruik
maken van een (grid)celstructuur. Daarbij wordt het be
treffende gebied ingedeeld in kleine, aaneengesloten, in
oppervlakte gelijke, meestal vierkante gebiedjes (beeld
elementen genoemd, ook wel (grid)cellen of pixels als
een samentrekking van „picture elements"). De grootte
van elke gridcel bepaalt de resolutie voor de opname of
weergave van het beeld. De verwerking van dergelijke
beelden gebeurt op zogenaamde beeldverwerkings
systemen.
Door hun aard is de organisatie van gegevens in een
VIS/GIS met een vectorstructuur of met een gridstructuur
nogal verschillend (fig. 1Een rasterstructuur kan dan
worden gezien als een speciaal geval van de gridstruc
tuur [2].
Ontwikkelingen
De pogingen om de invoering van bestaand kaartmate
riaal in digitale vorm langs automatische weg om te zet
ten, heeft geresulteerd in de ontwikkeling van optische
aftasters (scanners) en programmatuur om de in grid- of
rastervorm verkregen gegevens om te zetten naar vector-
vorm. Deze ontwikkeling is in de tweede helft van de
zeventiger jaren op gang gekomen, maar een bevredi
gende algemene oplossing bestaat nog steeds niet. Wel
is het mogelijk voor bepaalde typen kaarten een conver
sie te maken, waarbij de kennis van de impliciete ken
merken van en de relaties tussen objecten die op de kaart
zijn weergegeven, worden gebruikt om de gewenste
nauwkeurigheid bij de grid/vector-omzetting te verbete
ren en de „kosmetische" indruk van het eindresultaat te
verhogen. Dergelijke programmatuur is zeer toepassings-
afhankelijk en zou daarom moeten worden ontwikkeld
voor elke andere toepassing.
Voorts is nog een andere beschouwing van belang bij het
gebruik van vectoren: scannen is een proces dat wordt
toegepast om het kaartmateriaal snel in digitale vorm om
te zetten; dat is een invoerproces. Het merkwaardige is,
dat sinds de invoering van rasterbeeldschermen (begin
jaren zeventig) alle beeldschermuitvoer ook in rastervorm
geschiedt. Met de ontwikkeling van deze rastertechno-
logie voor beeldschermen heeft ook een ontwikkeling
plaatsgevonden om lijnplotters te vervangen door raster-
plotters, omdat de tekensnelheid er enorm mee wordt
verhoogd, ongeacht de dichtheid van de tekening. Deze
ontwikkeling heeft kunnen plaatsvinden, omdat de con
versie van vector- naar rastervorm relatief eenvoudig is
en zeer nauwkeurig kan worden uitgevoerd, in tegen
stelling tot het tegenovergestelde.
Sinds enige tijd wordt de ontwikkeling van systemen voor
gegevensbeheer (Data Base Management System,
DBMS) object-georiënteerd uitgevoerd. Dit betekent dat
gebruik wordt gemaakt van een hiërarchische structuur
met superklassen, klassen en subklassen. (Daar niet alle
objecten in de werkelijkheid een hiërarchische relatie
hebben, wordt in de nieuwste ontwikkelingen op het ge
bied van object-oriëntatie vaak afgeweken van een zuiver
-I 2 Vectorvorm
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
1
1
1
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
1
1
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
1; 0 rij 1, geen snijdingen
2; 4,10 rij 2; snijding op 4 en 10
3; 3,12 rij 3; snijding op 4 en 12
4; 2,13 rij 4: snijding op 3 en 13
S; 2,14 rij 5; snijding op 2 en 14
6; 2,13 rij 6; snijding op 2 en 13
Fig. 1.
a. vectorstructuur, waarbij een lijn wordt weergegeven door zijn
karakteristieke punten met elkaar te verbinden;
b. gridstructuur, waarin van elke gridcel wordt verteld welke waarde
de cel heeft:
1 voor de weergave van een lijn;
0 voor de weergave van een vlak;
c. rasterstructuur, waarbij van de opeenvolgende gridcelien In één
rij met dezelfde waarde alleen de begin- en eindpunten worden
aangegeven per aftastlijn.
16
NGT GEODESIA 91 - 1