conversie
opslag
conversie
uitvoer
digita
liseren
scannen
vector
DB
grid
DB
VERA
vector
plotter
raster
plotter
Object-gerichte gridtechnologie
Entiteit
Semantiek Geometrie
Vector
model
Raster
model
A p I f(p)
A j— p j
invoer
Fig. 2. De plaats van omzettingen in een ViS/GIS bij geïntegreerd
gebruik van vector- en rastergestructureerde gegevens.
hiërarchische structuur.) De hiërarchische structuur staat
toe, dat bij aggregaties eigenschappen kunnen worden
overgenomen of doorgegeven (dit heet generalisatie en
aggregatie in object-georiënteerde systemen). Bovendien
wordt in object-georiënteerde systemen elke keer dat een
entiteit in het bestand voorkomt (occurrence), deze voor
zien van „boodschappen" die weergeven welke opera
ties mogen worden uitgevoerd met betrekking tot de be
treffende occurrences van entiteiten.
De basis van de ontwikkeling van vastgoed- en geogra
fische systemen zijn de objecten in de werkelijkheid. Dit
geldt ook voor de ontwikkeling van uitwisselingsformaten
en object-georiënteerde systemen. Middels een abstrac
tie worden objecten in het conceptuele model voor het
bestandsontwerp gevormd tot entiteiten en attributen met
domeinen voor de waarde. Deze benadering wordt ook
wel een object-gericht bestandsontwerp genoemd. Overi
gens wordt een object-gerichte benadering vaak verward
met een object-georiënteerde benadering. De overeen
komst is een benadering vanuit terreinobjecten; het ver
schil bestaat uit de hiërarchische structuur en de classi
ficatie-, aggregatie- en generalisatietechnieken die wel in
object-georiënteerde modellen en niet in object-gerichte
modellen bestaan.
Alle bovenvermelde ontwikkelingen hebben ertoe geleid,
dat aan de Faculteit der Geodesie (Sectie Vastgoedinfor
matie en Kartografie) een theoretisch model is ontwikkeld
om ook object-gerichte gridbestanden te creëren.
In de klassieke werkwijze met gridgestructureerde
bestanden wordt elke gridcel gezien als een afzonderlijke
entiteit met de coördinaten (bijvoorbeeld rij- en kolom
nummer) als ruimtelijke attributen. Bij deze gridcel-
indeling bestaat geen enkele relatie tussen de geogra
fische eenheden in het terrein en de gridcellen in het
Daarnaast is ook een generalisatie toegepast, omdat het onder
scheidend vermogen op een grafische kaart ongeveer 0,1 mm is.
Voor een digitaal bestand geldt echter, dat de resolutie van de
in het bestand op te nemen objecten afhankelijk is van de ge
wenste resolutie bij het gebruik van de gegevens. Afbeelding kan
op elke gewenste schaal gebeuren, terwijl de precisie waarmee
de lijn door de tekenautomaat wordt getekend, in het geheel
geen relatie vertoont met de precisie van de oorspronkelijke ge
gevens.
bestand. Daarom is het noodzakelijk om elke gridcel die
tot een geografische eenheid behoort, te voorzien van
alle kenmerken van de betrokken geografische eenheid.
Er bestaan verschillende methoden om vast te stellen
welke gridcellen tot een bepaalde geografische eenheid
behoren:
a. V I Pi Mp e V
b. V PlO (pu) u V 1/2 O (pu)
waarbij:
Mp een tevoren aangewezen punt van iedere gridcel is;
O (Pij) de oppervlakte van een cel is;
V de geografische eenheid voorstelt,
zodat geldt voor:
a. de gridcel pu behoort geheel tot een geografische
eenheid V, als een tevoren opgegeven punt Mp zowel
binnen de gridcel als binnen de geografische eenheid
ligt;
b. de gridcel p: j behoort geheel tot een geografische
eenheid V, als meer dan de helft van de oppervlakte
van de gridcel binnen de geografische eenheid V ligt.
Bij een tweedimensionale beschouwing van het terrein
komen feitelijk alleen vlak-objecten voor, omdat elk object
in het terrein een fysieke afmeting heeft. In de kartografie
zijn deze vlak-objecten geometrisch altijd weergegeven
door de omtrekkende lijn (feitelijk betekent dit in coördi
naten opnemen)
Gridcellen zijn vlak-elementen en daarom kunnen terrein
objecten in het model worden beschreven als een occur
rence van een entiteit bestaande uit een verzameling
gridcellen, die een relatie hebben met de niet-ruimtelijke
attributen van die entiteit (fig. 3). Om de bestandsgrootte
te beperken, wordt dus niet voor elke gridcel afzonderlijk
een relatie gelegd met de niet-ruimtelijke attributen. Het
is een wijdverspreid misverstand dat gridgestructureerde
bestanden erg groot zijn (in vergelijking met overeen
komstige vector-bestanden) en dat is meestal de reden
waarom gridgestructureerde bestanden nog maar weinig
worden toegepast in VIS.
Speciale aandacht moet worden gegeven aan de topo
logie.
Fig. 3. Logische en wiskundige voorstelling van een entiteit in een
grid- en vectorgestructureerd model, waarin:
IA I de verzameling niet-ruimtelijke attributen voorstelt:
I p de verzameling ruimtelijke attributen voorstelt: de coördinaten
van de punten of de rij- en kolomnummers van de gridcellen:
f (p) de wijze van interpolatie (het type verbinding tussen punten):
geeft de relatie aan tussen de metrische en semantische attri
buten van een entiteit.
NGT GEODESIA 91 - 1
17