mablok was alleen mogelijk als men over veel voorkennis van het be
treffende onderwerp beschikte.
Doelstelling van het symposium was geïnteresseerden te informeren
over de stand van zaken in onderzoek, en uitwisseling te bevorderen
op eerder genoemde en afgeleide thema's. GIS-toepassingen ma
ken geen deel uit van de doelstelling. Duidelijk is dat meerdere disci
plines een waardevolle bijdrage leveren en dat er internationaal ge
zien sprake is van brede informatie-uitwisseling en betrokkenheid.
Ondanks dat we met twee personen naar Zürich waren afgereisd en
zo tussentijds konden „brainstormen", vormden de lezingen een
„stevige hap" en waren de avonden noodzakelijk om de gedachten
te ordenen en enige ontspanning te zoeken.
Al met al vormde het symposium een uitstekende aanvulling op de
theorieën en praktische ontwikkelingen met betrekking tot geauto
matiseerd beheer en analyse van ruimtelijke informatie. Langzamer
hand begint de wetenschap over ruimtelijke informatie duidelijk vorm
te krijgen.
Marc van de Ven
NGL RAYONBIJEENKOMST ZUID-WEST NEDERLAND
Houden de buiten de regio Zuid-West Nederland opererende rayons
zich doorgaans bezig met het organiseren van een jaarlijkse avond
bijeenkomst met één spreker, de rayoncommissie Zuid-West Neder
land heeft het wat moeilijker: zij dient telkenmale weer zo'n vier vijf
sprekers op te sporen, die bereid zijn op de jaarlijkse congresdag in
Goes hun kennis over een of ander geodetisch onderwerp uit te
dragen aan een gehoor van 150 tot 200 deelnemers. Gelukkig wordt
de moeilijkheid van het zoeken naar de juiste onderwerpen en bijbe
horende sprekers aanzienlijk verlicht door de verrassende veelzijdig
heid van het vakgebied der geodesie (zodat steeds weer nieuwe
onderwerpen voor een lezing of voordracht zich aandienen) en door
de al even verrassende bereidheid van de sprekers om voor een fles
wijn of boekenbon de verre reis naar Zeeland te ondernemen om
aldaar aan een aandachtig gehoor hun kennis over te dragen.
Wie waren de sprekers en wat de onderwerpen op woensdag 4 april
1990 in de vertrouwde lokaliteiten van de „Prins van Oranje" te
Goes?
Na de gebruikelijke opening door ing. D. van der Steenhoven trad als
eerste spreker op dr. ir. F. J. J. Brouwer, hoofd afdeling TN-Onder-
zoek van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat te Delft, met
het onderwerp „Bodembeweging, de mogelijke consequenties
voor het NAP". De heer Brouwer was op het laatste moment
ingevallen voor de aangekondigde spreker ir. R. F. Molendijk. Dit
was echter in 't geheel niet aan zijn gedegen voordracht te merken.
Al meteen bracht hij ons vaste geloof in de stabiliteit van het enige
jaren geleden met veel plechtig vertoon te Amsterdam aangebrachte
basispunt van het NAP-stelsel aan het wankelen. Niet alleen be
weegt dit punt mee met de periodieke golfbeweging van de aard-
mantel, maar ook zakt het punt ten opzichte van de meer oostelijk in
ons land aangebrachte meetmerken. Vergelijking van de sinds 100
jaar uitgevoerde periodieke nauwkeurigheidswaterpassingen bracht
dit aan het licht.
Uitvoerig ging Brouwer in op de mogelijke oorzaken van deze
bodembewegingen. Ook komt de vraag op hoe het NAP te definiëren
sinds we weten dat voor Nederland het gemiddeld zeeniveau met
5 cm per eeuw stijgt. Dat is meer dan in andere landen. Zal Neder
land ooit als een tweede Atlantis in de golven verdwijnen? Gelukkig
zullen de periodieke hoogtemetingen van de Rijkswaterstaat ons tij
dig op de hoogte brengen!
„Landmeetkunde, een permanent innoverende wetenschap"
was de titel van de tweede lezing, gehouden door prof. dr. ir. U. L.
W. van Twembeke, docent aan de Koninklijke Militaire School en
hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Leuven. In een
boeiend betoog gaf hij een historisch overzicht van de technische en
wetenschappelijke ontwikkeling van de geodesie en schetste hij aan
de hand van vele voorbeelden de maatschappelijke betekenis ervan.
Met de uitspraak dat de geodesie geen techniek maar een weten
schap is, kreeg prof. van Twembeke de zaal aan zijn voeten.
Na de middagpauze, die werd besteed aan de traditionele Zeeuwse
koffietafel en het bezoeken van de door diverse firma's ingerichte
tentoonstelling van landmeetkundige meet-, teken- en rekenappara-
tuur, kwam aan het woord ing. H. G. F. Holthoon, salesmanager Ne
derland bij Wild Leitz, met een voordracht getiteld: „Zelfregistre-
rend waterpassen". Hij gaf een technische beschrijving van het
vernuftig instrument, dat in staat is de waarneming in digitale vorm
weer te geven. Fouten van de menselijke waarneming worden aldus
uitgeschakeld. Ook kunnen met het instrument afstanden worden
gemeten met een nauwkeurigheid van 3,5 cm per 100 m. De nauw
keurigheid van de hoogtemeting is ongeveer 1 mm op 1 km.
De volgende spreker was ir. H. Velsink, hoofd afdeling Onderzoek en
Ontwikkeling van de directie Geodesie van het Kadaster te Apel
doorn, die een voordracht hield over „Bijhouding van kaarten,
vroeger en nu". Hij gaf een uitvoerig en systematisch overzicht van
de vroeger en nu gebruikelijke methoden van inwinning (meten) en
verwerking (rekenen en karteren) van de gegevens, nodig voor de
bijhouding van de kadastrale kaarten (kadastraal plan en GBKN).
Ook bij de vervaardiging en bijhouding van de kadastrale kaarten
heeft de automatiseringsdrift toegeslagen (LKI). Hij liet zien dat dit
grote gevolgen heeft op de toe te passen meetmethoden.
Als laatste spreker hield mr. ir. J. Anneveld, hoofd afdeling Land
meetkundige Zaken van de directie Noord-Holland van het Kadaster
in Alkmaar, een voordracht getiteld: „Juridische aspecten bij hete
rogene databestanden". Een nogal pretentieuze titel vond deze,
vandaar dat hij liever het onderwerp van zijn lezing wilde beperken
tot: „Juridische aspecten betreffende eigendomsgegevens van LKI-
en reconstructiebestanden". Hij stelde zich de vraag of het princi
pieel wenselijk is om een kartografisch en reconstructiebestand in
één te hebben. Zijn persoonlijke visie was, dat LKI als grafische
gegevensbank om een aantal redenen niet geschikt is als recon
structiebestand te dienen, gezien de eisen die rechthebbenden aan
de nauwkeurigheid van de ligging van hun eigendomsgrenzen stel
len. Vandaar de wenselijkheid om reconstructiebestand (i.e. veld
werkarchief, bestanden van lokale metingen) en kartografisch
bestand te scheiden. Wat betreft de ligging van de grenzen maakte
hij een onderscheid tussen macro-niveau (notaris, LKI) en micro
niveau (veldwerkbestand). De wens van rechthebbenden om een
micro-omschrijving van hun grenzen vormt in de kern een juridisch
probleem. Met „Is er dan nog wel een landmeter (als niet-jurist)
nodig?", bracht Anneveld de zaal in voelbare spanning, om vervol
gens zijn interessante betoog te eindigen met de geruststellende
mededeling dat de landmeter wel degelijk nodig is, omdat alleen hij
in staat is de ligging van de grens op micro-niveau te omschrijven.
(Meer informatie over dit onderwerp vindt de belangstellende lezer in
het artikel in NGT Geodesia 1985 no. 4).
Na een korte discussie over het door de diverse sprekers naar voren
gebrachte, kwam het einde van een geslaagd congres met het
afscheid van de heren Van der Steenhoven en Koopman als lid van
de rayoncommissie Zuid-West Nederland. De heer F. B. de Vries,
rayoncommissaris van het NGL, zegde namens de Stichting beide
heren dank voor de vele jaren (Van der Steenhoven zelfs sinds
mensenheugenis) dat zij zich hebben ingezet voor de organisatie
van het jaarlijkse congres. Beiden kregen het nostalgisch tinnen
beeldje van de ten hemel wijzende landmeter (nu reeds een kostbaar
„collector's item") uitgereikt.
N. Koopman
m STUDIEDAG NGL
5 september 1990, De Reehorst Ede.
Landmeten en vastgoedinformatie
Is coördinatie het sleutelwoord?
De thema's op deze gecombineerde NGLAA/l-studiedag waren:
passen en meten in de vastgoedinformatie;
sturen of gestuurd worden;
van landmeten naar vastgoedregistratie;
van coördinaat naar coördinatie en terug?
De voorzitter van deze studiedag, J. H. Schoemakers, constateerde
bij zijn openingswoord dat deze coördinatie op dit moment niets te
wensen overlaat. Hij kon toen nog niet op de hoogte zijn van het niet
doorgaan van een studiedag Landmeten en Vastgoedinformatie op
25 oktober 1990. Niettemin gaf hij het gehoor uitzicht op een kwalita
tief hoogstaande studiedag en gaf daartoe het woord aan ir. drs.
H. A. L. Dekker, ons allen bekend.
Deze ging vervolgens in op de spraakverwarring welke blijkbaar
heerst over het begrip vastgoedinformatie. Zelfs het Ministerie van
VROM stelt in een advertentie:
Het Kadaster beheert de vastgoedinformatie.
Natuurlijk, vervolgde Dekker, weet het Kadaster zelf beter; zij be
heert niet, ze coördineert. Ofschoon het niet verstandig is om het ge
bied vastgoedinformatie af te bakenen, dient er toch wel wat aan be
gripsomschrijving te worden gedaan. Met het Burgerlijk Wetboek „in
de hand" somde hij enkele definities op van onder andere onroerend
goed en vastgoed.
Zo vallen bijvoorbeeld stadswijken en straalverbindingen onder het
begrip vastgoed, vliegtuigen en schepen onder het begrip register-
goed en een huis onder het begrip onroerend goed. Als omschrijving
voor vastgoed gaf Dekker:
Alle elementen met een vaste relatie tot het aardoppervlak. (Dus als
ik het goed begrijp, horen een geo-stationaire satelliet en een straal
verbinding wel, een schip dat vaart voor een „vaste" oeververbin-
24
NGT GEODESIA 91 - 1