CLOVIS-CONCEPT Problemen bij het beheer en de bijhouding van gerelateerde gegevens 79 managementinformatie GRAFISCHE PRESENTATIE MODULE milieubeheer bouw- en woningtoezicht rioolbeheer wegbeheer gemeentelijke heffingen gem. kadastraal systeem woningkartotheek landmeten administratief grafisch INTEGRAAL BASIS SYSTEEM VASTGOED GRAFISCH INFORMATIESYSTEEM BEHEER basisgegevens tieve gegevens worden in rapportvorm getoond op het scherm of op een printer; 3. afbeelden geografische gegevens op basis van een administratieve identificatie. Op basis van bijvoor beeld het adres kan op het grafische werkstation de afbeelding van het bouwwerk worden getoond; 4. tonen van administratieve gegevens in combinatie met de geografische gegevens. In een bouwwerk wordt meestal het huisnummer weergegeven. Dit huisnummer is een administratief gegeven, dat door het systeem in het bouwwerk wordt afgebeeld. Het is mogelijk elk administratief gegeven dat gerelateerd is aan het bouwwerk, grafisch in of bij het bouwwerk af te beelden. Enkele voorbeelden zijn: bouwjaar, bouw kundige kwaliteit, taxatiewaarde, naam gebruiker, enz.; 5. selecteren en afbeelden van ruimtelijke objecten op grond van geografische en administratieve criteria. Bijvoorbeeld: geef alle bouwwerken in wijk centrum die gebouwd zijn voor 1940 en een slechte bouw kundige kwaliteit hebben. De ruimtelijke objecten die op basis van een dergelijk criterium worden geselec teerd, kunnen grafisch afwijkend worden afgebeeld, bijvoorbeeld een afwijkende kleur of arcering. Een bijkomend voordeel van het relateren van geogra fische en administratieve gegevens is, dat gegevens bestanden die anders een eigen leven leiden, met elkaar worden geconfronteerd. Hierdoor zullen fouten in de ge gevensbestanden aan het licht komen, die verholpen kunnen worden. Dit zal leiden tot een verhoging van de kwaliteit van de gegevensbestanden. Ten behoeve van het relateren van geografische en ad ministratieve gegevens worden ruimtelijke objecten ge vormd. Een ruimtelijk object bestaat uit een aantal geo grafische elementen. Het relateren van de geografische elementen onderling tot ruimtelijke objecten wordt object vorming genoemd. Automatiseringstechnisch kan worden gesteld, dat tij- CLOVIS-concept In het CLOVIS-concept wordt onderscheid gemaakt tussen subsystemen en applicaties. De subsystemen vormen de basis voor elke applicatie. Elke applicatie kan gebruik maken van de subsystemen. De drie subsystemen die worden onderschei den, zijn: IBVIS, SGB en GPM. Zowel IBVIS als SGB zijn rela terende produkten. Hiermee wordt bedoeld dat de applicaties gegevens aan elkaar kunnen relateren via deze subsystemen. Deze relaties worden gelegd via de basisgegevens. IBVIS richt zich primair op de administratieve basisgegevens en SGB richt zich op de geografische basisgegevens. Met GPM kunnen administratieve gegevens grafisch worden weergegeven. GPM vertaalt gegevens die normaliter in over zichten worden weergegeven naar business graphics, al of niet in relatie met een topografisch schematische ondergrond. Een gemeente kiest een vastgoedinformatiesysteem uiteinde lijk ten behoeve van de ondersteuning van de werkprocessen. De functies die de werkprocessen ondersteunen, zijn gevat in applicaties, zoals Bouw- en Woningtoezicht, Gemeentelijk Kadastraal Systeem, Rioolbeheer, enz. De CLOVIS-subsystemen en de applicaties zijn beschikbaar voor verschillende infrastructuren. Deze infrastructuren onder scheiden zich van elkaar door het gebruik van verschillende operatingsystemen, gegevensbanken en (geo)grafische infor matiesystemen. dens de objectvorming van elk geografisch element wordt vastgelegd tot welke occurrence van een bepaalde enti teit het behoort. Concreet behoort een aantal geogra fische elementen tot bijvoorbeeld bouwwerk 130; de klasse bouwwerk is de entiteit en het bouwwerknummer 130 is de identificatie van de occurrence. Van de geografische elementen zijn in de LKI-bestanden de ligging (geografie) en enkele administratieve ge gevens (LKI-classificatiecode, precisie, enz.) vastgelegd. De LKI-classificatiecode is de klasse. De geografische elementen hebben geen individuele identificatie, bijvoor beeld een unieke code of nummer. Hierin ligt de oorzaak van een groot beheerprobleem. Een probleem dat niet specifiek is voor SGB, maar geldt voor alle geografische vastgoedsystemen die geografische en administratieve gegevens aan elkaar relateren op basis van LKI-bestan- den. Tijdens de objectvorming is vastgelegd welke geogra fische elementen een ruimtelijk object vormen. Hiertoe moeten de geografische elementen die worden geselec teerd door middel van aanwijzen of venster- en rondzoek- algoritmen, alsnog worden voorzien van een identificatie. Vervolgens worden de relaties vastgelegd tussen die identificaties en ruimtelijke objecten. Als een gebruiker na verloop van tijd een gemuteerd bestand krijgt van het Kadaster, zijn er geografische ele menten verwijderd of verschoven en zijn er nieuwe geo grafische elementen bijgekomen. Alle identificaties die ten behoeve van de objectvorming zijn toegevoegd, zijn verdwenen. De gebruiker kan weer van voren af aan beginnen. Een gebruiker (gemeente) die zelf de LKI- bestanden beheert, kent dit probleem niet, want hij heeft en behoudt de identificaties van de geografische ele menten. Dit essentiële probleem kan betrekkelijk eenvoudig door het Kadaster worden opgelost door alle geografische ele menten te voorzien van een unieke identificatie. De rela tie tussen geografische elementen onderling, de ruimte lijke objecten, moeten door de gebruiker zelf worden be heerd. Bij het leveren van gemuteerde LKI-bestanden aan klanten zou tevens een zogenaamde was/wordt-lijst moeten worden geleverd. Aan de hand van de identifica ties in het nieuwe bestand en de was/wordt-lijst blijven NGT GEODESIA 91 - 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1991 | | pagina 23