Model voor de uitwisseling
Internationale normen
Kwaliteit (O)
Grafiek
Classificatie
Geometrie
Industrie-
standaarde
Ultwlsiellnge-
formaat
Fig. 2. Onderlinge relatie tussen de verschillende definities nood
zakelijk voor uitwisseling.
men afgesproken, zoals GKS (Graphic Kemel System)
en PHIGS (Programmer's Hierarchical Interactive
Graphic System), die door verschillende fabrikanten
worden toegepast om de overdracht van gegevens
tussen verschillende apparaten te realiseren;
uitwisseling van occurrences van (topografische) enti
teiten met attributen, zonder de bestaande, onderlinge
relaties tussen entiteiten en/of attributen. Deze vorm
van uitwisselen is tot stand gekomen, omdat in veel
gevallen de relaties tussen entiteiten in de vastgoed
informatie dermate afhankelijk zijn van de toepassing,
dat het verstrekken van relaties voor de ontvanger van
geen waarde is. Voor deze vorm heeft de RAVI (voor
lopige Raad voor Vastgoedinformatie) in 1987 een
norm gedefinieerd in het rapport no. 10 „Standaard-
Uitwisselings-Formaat-2 gedefinieerd" (kortweg
SUF-2 genoemd) [7]; de eerste versie SUF was een
definiëring van de Contactgroep Automatisering in de
Kartografie uit 1980 [2];
uitwisselen van digitale topografische bestanden.
Hiermee wordt bedoeld dat naast de entiteiten met
hun attributen ook de relaties, het gegevensmodel en
de structuur, zowel de vector- als de grid/rasterstruc-
tuur, moeten kunnen worden uitgewisseld. Hiervoor
wordt vaak het voor CAD-toepassingen bedoelde
IGES (Initial Graphics Exchange Specification) van de
ISO gebruikt.
Voor de uitwisseling van ruimtelijke gegevens met een
topologische structuur worden momenteel verschillende
uitwisselingssystemen ontwikkeld (zie de paragraaf over
bestaande uitwisselingsformaten).
Verschillende modellen zijn van belang bij de uitwisseling
van gegevens:
conceptueel model;
logische gegevensstructuur, inclusief de ruimtelijke
gegevensstructuur;
fysieke hiërarchie en record-indeling;
feitelijke gegevens zelf.
Daarbij is de aanbevolen volgorde om tot de definiëring
van een uitwisselingsformaat te komen, als volgt:
1. opstellen van het model dat ten grondslag ligt aan de
uitwisseling, waarin de objecten en de relaties daar
tussen worden geabstraheerd in entiteiten, attributen
en relaties in een logisch gegevensmodel;
2. hiërarchie en samenhang in de delen van de gege
vensbank en op het fysieke medium;
3. algemene aspecten van het uit te wisselen (deelbe
stand;
4. definities van entiteiten, classificatie, relaties, code
ring en kwaliteit;
5. indeling van de verschillende tabellen en de gegevens
zelf in records, subrecords, velden en posities.
NGT GEODESIA 91 - 2
De fasen waarin over een uitwisselingsformaat kan
worden gesproken (in een steeds verdergaande vorm
riaar eenheid), wordt aangeduid met [8]:
harmonisatie, waarmee wordt bedoeld dat de kennis
en het kennisniveau van de betrokken gebruikers
algemeen op elkaar worden afgestemd, zodat de
gebruikte termen en begrippen met betrekking tot de
uitwisseling overeenkomen;
normalisatie of standaardisatie (voor het verschil hier
tussen zie [8]) om normen te definiëren en algemene
richtlijnen voor de manier waarop uitwisseling plaats
vindt, met afgesproken definities voor de feitelijk uit te
wisselen gegevens, zowel voor de verschillende typen
entiteiten en attributen als voor de syntax van het
formaat;
uniformering, hetgeen inhoudt dat alle gebruikers
overstappen op hetzelfde systeem: dezelfde concep
tuele, logische en fysieke modellen en dezelfde pro
grammatuur en apparatuur.
Er bestaan twee internationale normen om een uitwisse
lingsformaat te definiëren, die beide door de ISO (Inter
national Standard Organisation) worden ondersteund,
namelijk: ISO 8211 en EDIFACT (ISO 9375).
ISO 8211
ISO 8211, oorspronkelijk van het ANSI (American Natio
nal Standard Institute) uit 1985. Het doel van deze norm
is om digitale gegevens over te brengen van een ver
strekker naar een ontvanger, waarbij na ontvangst de
gegevens kunnen worden omgezet naar de structuur van
de ontvanger, zonder wijziging van de inhoud en met
behoud van de relaties tussen de gegevens.
De ISO 8211 standaard maakt het mogelijk om:
een algemene structuur te definiëren (tussen elemen
taire gegevens, vectoren, beelden en de hiërarchie
ervan);
verschillende soorten gegevens uit te wisselen (ASCII,
EBCDIC, 7 bits, binair, enz.), alsmede verschillende
soorten structuren (sequentieel, hiërarchisch, relatio
neel of geïndexeerd); gridgestructureerde bestanden
vereisen een voor- en nabewerking;
middelen om de structuur en organisatie van de over
te seinen gegevens te herkennen;
drie niveaus van complexiteit over de aard en de
functies van de gegevens uit te wisselen:
niveau 1: velden met gegevens over enkelvoudige,
niet-gestructureerde ketens;
niveau 2: niveau 1 plus velden die verschillende ty
pen gegevens meegeven in de uitwisseling;
niveau 3: niveau 2 plus hiërarchische gegevensstruc
turen.
thema
entiteit
attribuut
waarde
occurrence
Logisch
Fysiek
gegevensbank
files
module
sub-module
block
record
subrecord
veld
sub-veld
positie
Fig. 3. Omzetting van de logische in een fysieke hiërarchie.
59