Het Spot-systeem, ontworpen door het Centre National d'Études
Spatiales (CNES) en ontwikkeld door Matra, is al sinds mei 1986 in
werking. Het systeem bestaat uit een satelliet en een uitgebouwde
infrastructuur van grondstations voor de ontvangst en de bewerking
van beelden in elf landen. Deze beelden worden gebruikt door geo
logen voor bodemonderzoek, opsporing van delfstoffen en civiele
bouwwerken, door geodeten en kartografen voor kaartvervaardiging,
door bos- en landbouwkundigen voor oogstvoorspellingen, door
planologen voor ruimtelijke ordening, door milieudeskundigen, enz.
Het Spot-systeem levert gegevens van grote gebieden op beelden in
drie verschillende golflengtegebieden (groen, rood en nabij-infra-
rood), afhankelijk van de bodemgesteldheid en de vegetatie, met een
scheidend vermogen van 20 m en panchromatische beelden met
een resolutie van 10 m.
De frequente herhaalbaarheid van de opname maakt dynamisch
onderzoek van de opgenomen gebieden mogelijk. Daarom beschrijft
Spot 2 een cirkelvormige baan om de aarde, rekening houdend met
het verschil 20 m) van de straal van de aarde bij de pool en de
evenaar. De baan is bovendien polair, waardoor het gehele aard
oppervlak wordt bestreken, en heliosynchroon, zodat de zonlicht
sterkte steeds hetzelfde blijft. Spot 2 beschrijft op een hoogte van
828 kilometer een volledige baan in 26 dagen, waarmee alle plaatsen
op aarde kunnen worden waargenomen.
De belangrijkste resultaten van de technologische ontwikkelingen
voor Spot 2 zijn:
zeer nauwkeurige, drie-assige stabilisering van het platform;
ver doorgevoerde autonomie van het platform door een boord
computer voor de sturing van hulpfuncties, camera's, enz.;
telescoopcamera's met een groot scheidend vermogen door
middel van CCD-detectoren (Charge Coupled Devices);
hoge capaciteit voor het doorgeven van opnamegegevens
(50 megabit per seconde).
De ontwikkeling is tot stand gebracht door een samenwerkingsver
band tussen Aérospatiale, Aicatel-Espace, Crouzet, Reosc, Sodern
en Thompson.
De kern van het systeem wordt gevormd door twee telescopen. Zo
dra licht wordt opgevangen, wordt door een rij fotodiodes van zeer
kleine afmetingen, die zich bevinden in het brandpunt van de tele
scopen, deze lichtsignalen omgezet in elektrische signalen. Elk van
de 6000 fotodiodes ontleedt een strook van 10 m van het aardopper
vlak gedurende de tijd dat de satelliet 10 m aflegt. Het beeld wordt
dus om de anderhalve milliseconde lijn voor lijn opgebouwd.
Vervolgens wordt het signaal versterkt en gedigitaliseerd. De zo
ontstane panchromatische beelden bevatten een strook van 60 km
met een scheidend vermogen van 10 m. Wanneer de satelliet binnen
het optische bereik van een van de dertien grondstations is, wordt de
informatiestroom direct naar de aarde geseind met een snelheid van
24 miljoen bits per seconde. Als dat niet het geval is, wordt de in
formatie opgeslagen in een van de twee magnetische registratie
eenheden en later overgeseind, wanneer de satelliet binnen het
bereik komt van een van de twee hoofdstations, in Toulouse (Frank
rijk) of Kiruna (Zweden).
De instrumenten staan opgesteld op een MK-1 platform, dat zorgt
draagt voor de automatische sturing van de satelliet, de baan-
correcties, de stabilisatie, de elektrische voeding, enz. Ook wordt
rekening gehouden met de snelle wisseling van dag (66 minuten) en
nacht (35 minuten). Dit typische baanconcept (5000 omwentelingen
per jaar) is een van de oorzaken van de beperkte levensduur van de
satelliet. De boordbatterijen worden overdag opgeladen door een
zonnegenerator met een spanwijdte van 8 meter.
De richtinstrumenten worden door het platform ingesteld met een
precisie van 0°,15. De nauwkeurigheid van de rotatiebewegingen
van de satelliet is kleiner dan 0°,001 per seconde. In de daarvoor
ontwikkelde hoogte- en baancontrole-instrumenten maakt men ge
bruik van gyroscopen en zonne- en aardsensoren. De zonnesenso-
ren worden gericht op de zon om de topas-afwijking te meten; de
aardsensoren zorgen voor de correctiebepaling door de overgang
van de koude ruimte en de warmere aarde waar te nemen. Voor de
minder precieze besturing en baancorrecties gebruikt men kleine
hydrazine-stuwmotoren.
De controle van al deze functies en de besturing van de instrumen
ten gebeurt door het beheersysteem, het brein van Spot. Omdat de
satelliet zo'n lage baan beschrijft, staat hij gemiddeld slechts één uur
per dag in verbinding met het controlecentrum. Daarom moet de
satelliet zichzelf autonoom kunnen controleren en besturen, zelfs
wanneer er problemen optreden.
De programmatuur aan boord kan probleemsituaties verwerken en
de configuratie van de satelliet bijsturen, totdat vanuit het controle
centrum kan worden ingegrepen. Dit is het grote verschil met geo
stationaire communicatiesatellieten, die permanent in optisch con
tact staan met hun controlecentrum.
NGT GEODESIA 91 - 3
Spot 2 weegt 1900 kilogram en de ontwikkeling kostte 200 miljoen
gulden en 250 000 mensuren, bevat 100 000 onderdelen, waarvan
650 kg elektronische apparatuur. In oktober 1987 was Spot 2 klaar,
maar de lancering heeft nog twee jaar op zich laten wachten, omdat
Spot 1 langer bleef functioneren dan verwacht. Sinds de lancering
zijn er weinig storingen opgetreden en de eerste beelden zijn al
opgevangen. Beelden zijn door gebruikers over de hele wereld te be
stellen bij de maatschappij Spot Image.
Inlichtingen: Frantech, telefoon 020 - 254736.
GESLAAGDEN TU DELFT
Aan de Faculteit der Geodesie is M. van Persie geslaagd voor het di
ploma geodetisch ingenieur.
OPEN DAGEN TU DELFT
Op 12 en 13 april 1991 houdt de TU Delft open huis. Dit is een jaar
lijks terugkerend evenement en elk jaar vinden de open dagen bij
een andere faculteit plaats. Dit jaar zijn de Faculteiten Geodesie en
Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek aan de beurt.
De Faculteit der Geodesie laat de nieuwste ontwikkelingen in de geo
desie zien, onder het motto: Geodesie goed in vorm.Elke sectie
heeft daarvoor stands ingericht. Zo zijn in de hal van het gebouw en
kele thema's uitgewerkt door middel van demonstraties over geode
sie en verkeer, milieu, wonen, werkgelegenheid, sport en recreatie.
Voorts zijn in het gehele gebouw demonstraties te zien over puntsbe-
paling, fysische geodesie, fotogrammetrie, vastgoedinformatie, kar-
tografie, planologische en juridische geodesie.
Ook de medebewoner van het gebouw voor Geodesie, het Onder
zoeksinstituut Technische Bestuurskunde, laat in de tentoonstelling
zien wat ze doet.
De Faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek demonstreert onder
meer een vluchtsimulator, de windtunnel en de laboratoria voor vlieg
tuigconstructie en hoge snelheden.
Beide faculteiten zijn per (gratis) bus bereikbaar vanaf het station
Delft-centraal, maar er is ook voldoende parkeergelegenheid.
Voor schoolgaande kinderen is in het gebouw ook veel te zien en
vooral te doen. Voor de allerkleinsten is opvang door professionele
krachten. U en uw familie zijn van harte welkom op 12 en 13 april a.s.
tussen 10 en 16 uur op de Thijsseweg 11 of de Kluyverweg 1 te Delft.
NIEUW NATIONAAL REMOTE SENSING PROGRAMMA NRSP-2
A Nu volgens de definitie van de Raad van Advies
voor het Wetenschapsbeleid (RAWB, zie NGT
Geodesia 1990, no. 7/8, p. 327) de remote sen-
L sing (RS) tot de geodetische discipline behoort,
krijgt de presentatie van het nieuwe Nationaal
Remote Sensing Programma NRSP-2, ter stimu
lering van RS-activiteiten in Nederland, hier uiteraard gepaste aan
dacht.
Op 12 december 1990 organiseerden de Kring voor Remote Sensing
en de Beleidscommissie voor Remote Sensing (BCRS) gezamenlijk
een presentatie van het NRSP-2. De BCRS is het door de overheid
ingestelde sturingsorgaan voor het NRSP; de uitvoerende tak hier
van, het Programmabureau, is onder leiding van dr. ir. N. J. J. Bun-
nik ondergebracht bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat.
In twee voordrachten van ir. M. J. Olierook, waarnemend voor
zitter van de BCRS, en drs. G. H. van der Kolff, medewerker
Programmabureau werden totstandkoming en doelstelling van het
NRSP-2 toegelicht.
De afloop van het NRSP-1 is een ieder bekend: de beoordeling van
de Commissie-Biesheuvel hield in, dat het NRSP-1 (31 miljoen gul
den) tot een goed resultaat had geleid en dat Nederland nu ook inter
nationaal meetelt.
Het NRSP-2 loopt als vervolg hierop van 1991-2000, waarvan de
eerste vijfjaar definitief gefinancierd (33,1 miljoen gulden). De doel
stelling van het NRSP-2 kent twee sporen. Ten eerste de stimulering
van bepaalde doelgroepen door het bevorderen van operationalise
ring en commercialisering en ten tweede het inrichten van een blij
vende infrastructuur en achtergrondonderzoek. De verankering moet
139