,L
Afscheidswoord van een secretaris-generaal
c
>25
rJr
Fig. 6.
De kadastrale legger.
Kadastrale gemeente
MEDE-EIGENAREN
VRUCHTGEBRUIKER
ERFPACHTER
RECHT VAN OPSTALHOUDER
BEZITTER VAN HET RECHT
VAN GEBRUIK EN BEWONING
BEKLEMDE MEIER
POLDER.
GEHUCHT
fleurt
f)unc.,il/ocn W)
te:
NAAM
VOORNAMEN
BEROEP
(c.q. plaats cn datum
van geboorte)
WOONPLAATS
tl ClO OU LüC~
^CA.meoe/oJ
VERWIJZING N
sj/r
VJM
EIGENDOM
I
r;id\
2„s
5
s i ar
BEKNOPTE OMSCHRIJVING
VAN ÓE PLAATSGEHAD
HEBBENDE VERANDERINGEN
d'V'
«r/jo
AANWIJZING
VAN DE ARTIKELEN
EN VOLGNUMMERS
VAN DIT REGISTER
registers vervallen (doorgestreepte) perceelnummers en
de daarbij behorende gegevens niet zijn overgenomen.
(De oude registers zijn en worden echter wel bewaard).
De in de kolommen 5 en 6 van de kadastrale leggers
(fig. 6) gevonden akten (deel en nummer) worden bij de
betrokken perceelnummers vermeld, dus tot en met de
eerste akte voor 1 januari 1929. Het is zinvol om per
bewaring (let op de toen geldende bewaringsindeling)
het deel en nummer van de eerste akte na 1 januari 1929
op te zoeken. (De akten zijn per bewaring genummerd.)
De lagere aktenummers kunnen uit het algemeen regis
ter hypotheken no. 2 worden gehaald. Dit register 2 is
toegankelijk door middel van het register no. 69 (zie
eerder).
De controle op de titelreeks van een bepaald perceel is
als volgt: De titel van aankomst van het op 1 januari 1929
bestaande perceel moet overeenstemmen met de laatst
vermelde titel (deel en nummer van akte) van dat perceel
in het algemeen register hypotheek no. 2.
De gevonden akten, met uitzondering van die akten waar
van reeds erfdienstbaarheden zijn beschreven in het al
gemeen register no. 2, moeten worden gelezen om die
erfdienstbaarheden te kunnen opsporen, die nu nog rele
vant zijn.
De gevonden rechten moeten nu nog grafisch worden
voorgesteld, dus zowel ten aanzien van het lijdend als ten
aanzien van het heersend erf. Voor deze grafische voor
stelling zal vaak gebruik moeten worden gemaakt van het
kadastrale hulpkaartenarchief en ander topografisch
kaartmateriaal.
Zoals eerder gezegd, dit artikel is slechts bedoeld om een
indruk te geven van de noodzakelijke werkzaamheden en
om wat inzicht te geven in de „oude" kadastrale archie
ven die moeten worden geraadpleegd om dit „handma
tig" onderzoek, ook in deze tijd van automatisering, tot
een goed einde te kunnen brengen. Zoals gezegd, dit arti
kel is gebaseerd op de normale, rechtlijnige praktijk.
Complicaties kunnen zich voordoen in bijzondere geval
len, bijvoorbeeld bij het gebruiken van een onjuiste
kadastrale aanduiding. Dit omslachtige en daardoor kost
bare werk kan door een juiste en gerichte aanvraag be
kort blijven tot het hoognodige.
Zo'n beslissing om al of niet bij het Kadaster een aan
vraag tot een erfdienstbaarhedenonderzoek, via een for
mulier hypotheken no. 13, te laten verrichten, moet eigen
lijk een samengaan zijn van juridische en kadastrale ken
nis, terreinkennis en gegevensuitwisseling van betrokke
nen (bijvoorbeeld oud-eigenaren en/of bewoners en het
notariaat). Het resultaat van zo'n onderzoek, inclusief de
kadastrale, grafische voorstelling moet men vertalen naar
het bestaand, grootschalig topografisch kaartmateriaal.
Dit geheel geeft dan een goed beeld van de eventuele be
staande servituten of erfdienstbaarheden.
Literatuur
Keverling-Buisman, F., Kadaster-Gids.
Davids, W. J. M., Burenrecht, Mandeligheid en Erfdienstbaarheden.
Vermeulen, H., Recht en Administratie. Tijdschrift Kadaster en Land
meetkunde 1963.
Dictaten gebruikt bij de interne opleidingen van het Kadaster.
„Minder departementen? Daar ben ik niet op tegen.
Maar ik zou zeggen: probeer nou eerst in deze periode
tot 1995 de uitvoerende taken en diensten op afstand
te zetten, via verzelfstandiging of decentralisatie. Voor
VROM betekent dat bijvoorbeeld, dat het Kadaster er
uit gaat (3000 mensen) en dat er voor de Rijksgebou
wendienst een andere setting wordt gevonden."
(De vertrokken secretaris-generaal van VROM, Wolter
Lemstra, in een interview in het blad BB Management)
NGT GEODESIA 91 - 6 271