COMITÉ DE LIAISON DES GÉOMÈTRES-EXPERTS EUROPÉENS
Onder voorzitterschap van ir. J. Riemersma (NL) en in aanwezigheid
van ir. P. van der Molen heeft het Comité de Liaison des Géomètres-
Experts Européens vergaderd op 11 en 12 april 1991. In het Comité
is dr. Arthur Allan (GB) opgevolgd door Jan Karalus en heeft prof.
Piedro Cavaro zijn werkzaamheden beëindigd. Jan de Graeve (B) is
gekozen tot vice-voorzitter, tevens inkomend voorzitter.
Het Comité heeft zijn bijdrage aan het „Panorama of EC Industries"
ingestuurd; een voor 1992 bijgewerkte versie is in voorbereiding. Dit
„Panorama" is een boekwerk van een decimeter dik. Binnen de EG
is het reeds meer dan 10 000 maal verkocht. Ook buiten Europa is
grote belangstelling, vooral in Japan.
Landmeters in de EG-lidstaten zijn werkzaam op verschillende werk
velden, zoals (geodetisch) landmeten, waardebepaling en land
meten in de bouw. Daarom wordt duidelijk afgesproken dat het
Comité het werkveld van het (geodetisch) landmeten vertegenwoor
digt; landmeters die op andere werkvelden bezig zijn, moeten dus
via andere Europese verbanden hun belangen behartigen.
Onder regeling van de EEIG (European Economie Interest Group) is
de 1992 Group of Surveyors opgericht, die zich ten doel stelt een
systeem te ontwikkelen voor het gemakkelijk wederzijds erkennen
van kwalificaties van landmeters. Daartoe heeft deze Group aan het
lobby-bureau „Access Parlementary Public Affairs" in Londen de
opdracht gegeven een EURGEO-paspoort te ontwikkelen en politiek
te promoten. Dit paspoort dient aan te geven in welke beroepsvelden
de drager ervan is gekwalificeerd, waaronder onder meer hydro
grafie, geodesie en kadasters; vanuit Nederland wordt deelgenomen
door de Vereniging van Bouwkostendeskundigen.
Een hoge ambtenaar van het Directoraat-Generaal III van de EG,
mevrouw Kirschbaum, heeft reeds tegen de vorige voorzitter van het
Comité, R. Mehlhorn, gezegd het zeer merkwaardig te vinden dat er
meerdere pan-Europese belangenbehartigers zijn op hetzelfde vak
gebied. Het Comité zal de 1992 Group op de hoogte stellen van haar
houding ten opzichte van dit probleem, namelijk afblijven van het
(geodetisch) landmeten en de bereidheid tonen tot samenwerking.
Om de Oost- en Westeuropese geodeten samen te brengen, stelt
prof. Peevsky (BG) voor een Europese Surveyors Group op te
richten.
P. van dèr Molen
OPENING MUSEUM BOERHAAVE IN LEIDEN
Op maandag 25 maart 1991 vond 's middags om 16.00 uur in Leiden
de officiële opening plaats van het geheel vernieuwde Museum Boer-
haave. De officiële opening werd verricht door minister d'Ancona
van WVC, in aanwezigheid van talrijke gasten uit binnen- en buiten
land. Onder de bezoekers zag ik onder andere ook haar voorganger,
ex-minister Brinkman, tijdens wiens ambtsperiode de geldstroom
richting Leiden goed op gang kwam. Terwijl hij dreigde het Neder
lands Openlucht Museum in Arnhem te sluiten, bleek het gelukkig
toch mogelijk om miljoenen guldens beschikbaar te stellen voor de
verplaatsing van het Museum Boerhaave. En laten we eerlijk zijn: het
resultaat is schitterend te noemen!
Het museum is ontstaan op initiatief van de fysicus C. A. Crommelin
en de zoöloog C. J. van der Kiaauw, beiden werkzaam aan de Leidse
Universiteit. Bezorgd om het voortbestaan van waardevolle oude in
strumenten die zij op zolders en in kasten aantroffen, stichtten zij in
1928 het „Nederlansch Historisch Natuurwetenschappelijk Mu
seum". De universiteit stond deze instrumenten in bruikleen af aan
het nieuwe museum. Onderdak vond men in een voormalig laborato
rium op het terrein van het oude Academisch Ziekenhuis aan de
Steenstraat, waar het museum in 1931 werd geopend. Het behoud
van de vele oude instrumenten, waaronder de originele natuurkundi
ge instrumenten van de hoogleraar W. J. 's-Gravesande 1725) en
onder andere een uniek landmeetkundig instrument van de Friese in
strumentmaker W. Foppes (uit 1751) was hiermee verzekerd. De op
zet is van begin af aan geweest om geen universiteitsmuseum te zijn,
maar om landelijk te gaan verzamelen. Omdat een particuliere ex
ploitatie steeds moeilijker werd, is het museum in 1947 onder de
naam „Rijksmuseum voor de Geschiedenis der Natuurwetenschap
pen" overgegaan in rijks handen.
In 1976 kreeg het museum de huidige naam: „Museum Boerhaave,
Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen
en van de geneeskunde", genoemd naar de beroemde Leidse hoog
leraar Herman Boerhaave (1668-1738) die geneeskunde, plantkunde
en scheikunde doceerde.
In 1984 werd door het Rijk het Caecilia-gasthuis aangekocht om
daarin het Boerhaave-museum onder te brengen. In dit gebouw gaf
professor Herman Boerhaave in het begin van de 18e eeuw zijn be
faamde lessen aan het ziekbed, waarvoor medische studenten van
uit de gehele wereld naar Leiden trokken. In de volksmond werden
de hoge ziekenzalen (thans de zalen 14 en 15) de „Boerhaavezalen"
genoemd. Van 1984 tot 1988 is het Caecilia-gasthuis gerestaureerd
en met nieuwbouw aangevuld naar het ontwerp van architecten
bureau Van der Sterre-Peetoom uit Leiderdorp. De verwilderde bin
nentuin werd eveneens grondig onder handen genomen.
De totale kosten voor de herinrichting van het museum bedroegen
26 miljoen gulden, waarvan het grootste gedeelte (namelijk 14,3 mil
joen) nodig was voor de restauratie van het Caecilia-gasthuis. Het
tentoonstellingsoppervlëk bedraagt 2000 m2 en ligt over twee verdie
pingen verdeeld rond de al eerder genoemde binnenplaats. De
kosten van de museale inrichting waren 5,5 miljoen gulden, wat dus
neerkomt op een bedrag van f 2500,— per vierkante meter.
De inrichting is niet per vakgebied ingedeeld, maar is in chronologi
sche volgorde opgezet. Dit is begrijpelijk, als men bedenkt dat de ge
leerden van vroeger veelzijdiger waren dan tegenwoordig. Speciali
satie kende men in vroeger eeuwen bijna niet. De combinatie van
sterrenkunde en landmeetkunde ligt nog wel voor de hand, maar
deze beide, in combinatie met bijvoorbeeld geneeskunde, kwam ook
voor. Ook voor de instrumentenmakers was het gebruikelijk om in
strumenten te maken voor de verschillende beroepsgroepen. Hoe
wel het duidelijk zal zijn dat er in het museum veel ruimte is ingericht
voor medische instrumenten, is ook ons vakgebied in het museum
goed vertegenwoordigd. Aan de hand van enkele voorbeelden wil ik
hiervan een indruk geven.
Foto 1.
Het Astronomisch Kwadrant (foto 1): dit reusachtige kwadrant, dat
een hoogte heeft van 2,23 meter, werd omstreeks 1610 gemaakt
door de beroemde Amsterdamse kartograaf Willem Janszoon Blaeu,
in opdracht van de Leidse hoogleraar Willebrord Snel van Royen,
ons landmeters beter bekend onder de naam Snellius (1580-1626).
Van Blaeu zijn in het museum verder nog kaartmateriaal en globes
te bewonderen.
Ook het reeds eerder in dit tijdschrift beschreven automatische wa
terpasinstrument, in 1679 uitgevonden door de bekende wis- en na-
278
NGT GEODESIA 91 - 6