Fig. 8. Messing plaat met transversaalschalen van een halve Franse,
Engelse en Amsterdamse voet.
kleine spiegel, 2x3 cm, die in de kist werd aangetroffen.
Er zijn geen mogelijkheden om het spiegeltje ergens aan
te bevestigen. De vraag is zelfs of het oorspronkelijk wel
in de kist heeft gezeten. De set is meer dan twee eeuwen
oud en in die tijd kan er heel wat mee gebeurd zijn. Er zijn
wel gebruikstoepassingen te verzinnen, zoals reflectie
van zonlicht, maar er kan geen enkel bewijs voor worden
aangevoerd.
fundatie had voldoende financiën om goede boeken en
(voor die tijd) moderne instrumenten aan te schaffen. Het
is zeer wel mogelijk dat hierbij ook instrumenten van
Ayres zijn geweest. Aangezien niet alleen landmeetkun
dige, maar ook andere instrumenten werden aange
schaft, zou ook een nummer 118 kunnen worden ver
klaard. Bekend is dat de Delftse instrumenten in 1852 op
een veiling van de hand zijn gedaan. Is toen misschien
deze geodetische instrumentenset aangeschaft ten be
hoeve van het onderwijs aan de in 1842 opgerichte
Koninklijke Academie, de voorganger van de huidige
Technische Universiteit?
Met deze vraag eindigt de beschrijving van het bijzondere
combinatie-instrument van B. Ayres uit de historische
verzameling van de Faculteit der Geodesie in Delft. Deze
ingenieuze set heeft wederom aangetoond dat Neder
landse instrumentmakers ook in het verleden een grote
inventiviteit bezaten en zeker niet de mindere van buiten
landse constructeurs waren.
Slotbeschouwing
Zoals in het voorgaande duidelijk is geworden, is het mo
gelijk gebleken een verklaring te vinden voor de meeste
onderdelen van deze instrumentenset van Ayres. Daarbij
is tevens een vergeten grafische meetmethode onder de
aandacht van de lezer gebracht. Toch blijven er nog
diverse vragen over. Eén daarvan is merkwaardigerwijs
het nummer 118 op de kist.
Ayres had niet de gewoonte zijn instrumenten te numme
ren, zoals blijkt uit de bewaard gebleven instrumenten.
Van wie is dan dit nummer afkomstig? Het zou een dienst
of instelling kunnen zijn, waar deze set vroeger is ge
bruikt. Dat brengt ons bij de vraag waarvoor en door wie
dit instrument is gebruikt. Het is niet bekend hoe dit kistje
met inhoud in de collectie van de Faculteit der Geodesie
is terechtgekomen [13]. Langs deze weg is dus geen in
formatie te verwachten. De set is vervaardigd omstreeks
het midden van de 18e eeuw. Een van de eerste gedach
ten voor het gebruik is dat deze set is vervaardigd voor
militaire doeleinden, namelijk van topografische opna
men of aanleg en onderhoud van vesting- of verdedi
gingswerken.
Hierbij kan dan met name worden gedacht aan de Hol
landse fortificatiedienst of het corps ingenieurs van het
staatse leger. Over het door militaire ingenieurs in die tijd
gebruikte instrumentarium is weinig bekend. Er zijn ech
ter aanwijzingen dat de ingenieurs zelf voor hun instru
menten moesten zorgen [14]. Dit was destijds niet onge
bruikelijk; in de begintijd van het Kadaster (begin 19e
eeuw) moesten ook de kadasterlandmeters hun eigen in
strumentarium aanschaffen.
Het is onwaarschijnlijk dat een militaire ingenieur privé
een instrumentarium heeft, dat het gebruik van een num
mer 118 noodzakelijk maakt. Wanneer Ayres zijn instru
menten niet nummert en er voor een landmeter of inge
nieur privé geen noodzaak is en de dienst of instelling zelf
geen instrumenten bezit, blijft de vraag waarom dit
nummer is aangebracht en door wie. Mogelijk is de instru
mentenset in gebruik geweest bij de Fundatie van de Vrij-
vrouwe van Renswoude [15]. Op grond van een bijzonder
testament werden na 1756 in Delft, Den Haag en Utrecht
gebouwen ingericht, waar begaafde jongelui uit weeshui
zen een technisch-wetenschappelijke opleiding zouden
krijgen. Hierbij behoorde ook de landmeetkunde. Deze
314
Literatuur
1. Geodesia 1979 p. 4-12; 1985, p. 48-50, 136-141, 171-174,
202-205; 1990, p. 162-164.
2. Voorbeelden zijn: een schitterend geometrisch vierkant van
Chr. Schissler, gemaakt voor keizer Rudolf II, nu in het Museum
of the History of Science in Oxford; een praktisch identiek instru
ment gemaakt voorde keurvorst van Saksen in de Mathema-
tisch-Physikalischer Salon in Dresden; een artillerie-helling
meter van Chr. Trechsler voor de keurvorst van Brandenburg in
het Hessisches Landesmuseum in Kassei; een kwadrant van
Carlo Rinaldini gemaakt voor prins Leopoldo de Medici, Instituto
e Museo di Storia della Scienza te Florence; een fraai bewerkt
hoekmeetinstrument gemaakt voor koning Lodewijk XIV in het
Conservatoire des Arts et Métiers te Parijs.
In de genoemde musea en ook andere, die hier niet genoemd
zijn, zijn nog vele prachtig bewerkte instrumenten te zien.
3. Davids, C. A., Zeewezen en Wetenschap, p. 341-342; Amster
dam/Dieren 1985.
4. Rooseboom, M., Bijdrage tot de geschiedenis der instrument
makerskunst, p. 26; Leiden 1950.
5. Clercq, P. de, Science at Court: the Eighteenth-century Cabinet
of Scientific Instruments and Models of the Dutch Stadholders.
In Annals of Science 45, p. 122; 1988.
6. Morgenster, Johannes en Johann Hermann Knoop, Werkdadige
Meetkonst. Tweede druk, Leeuwarden 1744. Derde druk 1757.
Vierde druk 1784.
7. Voor andere typen hellingmeters en artillerie-hellingmeters zie:
Kiely, E. R., Surveying Instruments. Their History, p. 136 e.v.
Columbus, Ohio, USA 1979 (reprint).
8. Kaarte van Breda tot 's-Hertogenbosch. Anth. Hattinga 15 de
cember 1748. Atlas van Staats-Brabant, deel 3, no. 12. Rijksar
chief Noord-Brabant.
9. Bion, N., Traité de la constructionp. 157 e.v., planche XIII.
La Haye, 1723.
Bion, N., The construction and principal uses of mathematical
instruments, p. 106-108, plate XII, fig. A en fig. 1. 2nd. ed.,
1758. (Reprint 1972).
10. Neubauer, G., Über die Feldmesskunst im 18. Jahrhundert. Ver-
messungstechnische Rundschau, p. 166-168, 27. Jrg., 1965.
11. Zie bij 9. p. 166.
12. De Rijnlandse voet is, evenals de Engelse foot en Franse pied,
verdeeld in 12 duimen. De Amsterdamse voet daarentegen is
verdeeld in 11 duimen.
13. Eerlijkheidshalve moet worden vermeld dat er tot nog toe geen
intensief archiefonderzoek is gedaan naar de herkomst van de
geodesiecollectie.
14. Schriftelijke informatie van dr. W. J. Scholten, schrijver van Mili
taire topografische karten en stadsplattegronden van Nederland
1579-1795. Alphen aan den Rijn, 1989.
15. Muller, E. en K. Zandvliet (red.), Admissies als landmeter in
Nederland vóór 1811. Alphen aan den Rijn 1987, p. 30 en 31.
NGT GEODESIA 91 - 7/8