3. Meetopstelling De zogenaamde „ijkgang" van het Geodesiegebouw (een betere benaming is dus „kalibratieruimte") is voor zien van een klimaatregeling, dat wil zeggen door een temperatuurgestuurde dwarse aanblaas- en afzuiginrich- ting is (met enige voorzorgen) de horizontale langstempe- ratuurgradiënt zeer gering en stabiel gebleken: enkele tienden van een graad Celsius over 10 meter afstand, zoals bleek uit meervoudige steekproeven. De hoogte van de ruimte bedraagt ongeveer 5 meter en de verticale temperatuurgradiënt blijkt veel groter te zijn (ongeveer 0.3°C per meter) en bovendien moeilijk beheersbaar. Indachtig aan de waarschuwing „Iedere meter is een thermometer" en bovendien uit constructieve overwegin gen is dan ook gekozen voor een horizontale comparator- opstelling, gefundeerd op een der vlakke betonplaten van ongeveer 9 meter lengte, 60 cm breedte en 10 cm dikte, die op werkhoogte solide zijn verankerd aan een geïso leerde en zelfstandig gefundeerde muur en vloer. Aan de voorzijde van de gekozen plaat is een 30 cm brede strook vrijgelaten voor het uitleggen en kalibreren van meet banden. De onder 2b genoemde Abbe-comparatoruitvoering zou voor 3 meter lange baken een starre meetbrug vereisen met twee aftasters op eveneens 3 meter afstand en een totale raillengte van bruto 9 meter voor de loopwagen met baak en daarnaast de optische lineaal. Met een Bessel- ondersteuning van de meetwagen zou dit netto 5/9 x 600 cm 300 cm 633 cm zijn. De destijds maximaal ver krijgbare lengte voor de benodigde precisierail bleek 6 meter te zijn, dus geschikt voor een bruto 3 meter ver plaatsing. Besloten is dan ook tot de bouw van een longi tudinale opstelling met 3 meter basis (fig. 3). Hierbij diende uiteraard zeer veel zorg te worden besteed aan het gefaseerd plaatsen en stellen van diverse compo nenten, gevolgd door het telkens uitlijnen (qua rechtheid en/of vlakheid), justeren en na afstelling borgen van onder meer de volgende hoofdonderdelen: 1het U-vormige basisprofiel (50 x 150 x 10 mm), onge veer 9 meter lang, met strips (50 x 230 x 10 mm) ver ankerd in de betonplaat; üfetanticbaask Ciose-up van rechteruiteinde van de kalibratiebank: 1. basisprofiel; 2. rail; 3. meetwagen; 4. lineaal. 2. de rail met twee parallel ingewalste stalen assen (fa. INA), 6 meter lang, gemonteerd aan een op het basis profiel bevestigde hoekl/jn (100 x 100 x 10 mm); 3. de meetwagen met Besselse oplegmogelijkheden en spanningsvrije instelbaarheid van diverse typen invar- baken met verschillende doorsneden en lengten; hier voor werd eveneens een hoeklijn (100 x 100 x 10 cm) gekozen, voorzien van spelingsvrije precisielooprollen voor de rail en twee in de eigen werkplaats gecon strueerde oplegschotels. Met deze laatste constructie is een praktische en nauwkeurige positionering moge lijk van een streepjesverdeling onder de detector; 4. de optische lineaal (fa. Heidenhain, type LS107, zie paragraaf 4), ruim 3 meter lang, eveneens bevestigd aan de hoeklijn; 5. de meetbrug, waaraan de beide „microscopen" zijn aangebracht (verticale streepdetector boven de invar- baak respectievelijk aan de zijkant de Heidenhain- verplaatsingsopnemer). De gekozen afmetingen van bovenstaande onderdelen en stijfheidseisen van de meetbrug hebben geleid tot de in fig. 2 aangegeven afstand phor 5 cm en nu ook een pV9rt 10 cm. Stelt men de toegestane detectiefout door geleidingsfouten (scheefloop meetwagen op rail) op 2 ^m, dan betekent dit voor de afwijking uit de verticale stand tijdens de meting een tolerans van 2 ^m/10 cm 4 boogseconden. Door de wielbasis onder de meetwagen een zo groot mogelijke constructielengte van ruim 280 cm te geven, wordt de verticale rechtheidseis van de rail 55 ^m. Aan deze eis kon worden voldaan door autocollimatiemetin- gen en verticale justeermogelijkheden aan de rail met behulp van vervaardigde kleine vijzels (door de half zo grote phor was in horizontale richting de rechtheidseis van de rail tweemaal zo ruim). Voor dergelijke precisiemetingen werd steeds een water pasinstrument Zeiss-Ni-1 voorzien van autocollimatie- oculair AKZ in het verlengde van de baak opgesteld. Een zuivere oppervlaktespiegel werd gemonteerd op a, een vlakke plaat met drie oplegpunten voor de horizontering van de hoeklijn en later op b, een hulpwagentje, tijdelijk voorzien van de INA-precisie-looprollen voor de recht heidsmeting van de rail. De bij autocollimatie waar te nemen opeenvolgende en aansluitende posities van plaat of wagen (de helling van de zogenaamde spiegelbasis) werden met een video camera weergegeven op een monitor, waardoor het af regelen door één persoon kon worden gedaan. Bij de rail meting bleken de dragende looprollen van het wagentje niet volkomen rond te zijn; de afwijkingen konden door medewerkers van de slijperij van de centrale werkplaats van de TU worden teruggebracht tot enkele micrometers. Behalve deze looprollen en de beide stalen assen van de rail is de gehele kalibratiebank in aluminium uitgevoerd. De goede bewerkingseigenschappen van dit materiaal en de goede warmtegeleiding zijn belangrijker gebleken dan de hoge uitzettingscoëfficiënt. Met dit laatste is wel reke ning gehouden bij de symmetrische bouw van het detec torhuis, waardoor een hierin eventueel optredende kleine temperatuurvariatie in de lengterichting geen invloed kan hebben op de meetresultaten. Dit is met velerlei her halingsmetingen bevestigd. Als extra controle kan de stand van de meetbrug worden gecontroleerd met een aangebracht en zeer gevoelig in te spelen buisniveau (hoekwaarde 2 boogseconden). NGT GEODESIA 91 - 10 421

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1991 | | pagina 5