De geodeet; getoetst door ir. C. W. Ne/is, commissaris Onderwijs en Bedrijfsleven van de Stichting NGL. SUMMARY The geodesist tested A brief outline is given on the subject of geodetic education in the Netherlands. Authors conclusion is that besides education, integrity and experience are important to do a geodetic job. In the Netherlands geodesists are not sworn in. In the opinion of the author Dutch geodesists have to obtain a certification. Inleiding De oorsponkelijke titel van dit artikel luidde „De opleidingen ge toetst?". Bij het verzamelen van informatie over dit onderwerp kwamen steeds meer verwante aspecten naar voren en werd duide lijk dat het toetsen van de opleidingen alleen niet voldoende is om de kwaliteit van geodeten te beoordelen. Onder geodeten versta ik in dit verband iedereen van laag tot hoog die werkzaam is in het vak gebied geodesie, in de breedste zin des woords. Het onderwerp moet in een breder perspectief worden geplaatst: naast opleiding spelen ook de integriteit en werkervaring een belang rijke rol bij de beoordeling van de vakbekwaamheid om bepaalde werkzaamheden te mogen uitvoeren. In dit artikel worden al deze onderdelen voor de certificatie van vak bekwaamheid belicht. Om een aantal redenen wordt deze certificatie van steeds groter belang. Ten eerste mag in Nederland iedereen zich „geodeet", „landmeter" of een vergelijkbare titel aanmeten. De beroepsgroep kent geen enkele wettelijke bescherming. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de situatie in ons omringende landen (in het bijzonder voor kadas trale werkzaamheden) en bij architecten en accountants die een register kennen. Ten tweede omdat het geodetische bedrijfsleven door de uitbeste ding van overheidstaken steeds verder in omvang toeneemt [1], Vroeger voerde de overheid vrijwel alle werkzaamheden uit met eigen personeel met bekende kwaliteiten. Nu moeten zij kunnen vertrouwen op de kwaliteit van het hen onbekende personeel van een sterk groeiend aantal kleine en grote private bureaus. Voor het grote publiek dat geen zicht heeft op de markt, geldt dit eens te meer. Tenslotte zal de Nederlandse geodeet in de komende jaren op de Europese markt moeten gaan concurreren met collega's uit andere landen, waar men wel allerlei kwalificaties kent die het arbeidsterrein beschermen. Alleen een goede naam in het besloten Nederlandse geodetische wereldje is dan niet voldoende. Dit overleg kent een speciale commissie, gericht op het onderwijs in de grond-, water- en wegenbouw (GWW) sector, waaronder ook het onderwijs in de landmeetkunde ressorteert. In deze commissie hebben vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en het onderwijs zitting. Namens de grote opdrachtgevers in de sector GWW is een waarnemer van Rijkswaterstaat afgevaardigd. Dit is toe vallig een geodeet en hij is de enige geodeet in de commissie. Net als de andere leden wordt hij geacht het hele GWW-onderwijsveld te overzien. Een commissie is bezig nieuwe eindtermen (lees examen eisen) te formuleren voor het onderwijs in de sector GWW (specia lisatie geodesie). Het ligt in de bedoeling de BOTO op te heffen na het vaststellen van de eindtermen en te vervangen door een nog breder opgezet over legorgaan voor het gehele MBO. Inhoudelijk verdwijnt hierdoor het contact tussen het gespecialiseerde geodetische bedrijfsleven en het onderwijs volledig. In deze erfenis van de BOTO worden de eindtermen zeer breed omschreven, zodat de scholen er alle kanten mee uit kunnen. In onze branche kennen we vier MBO-colleges: Arnhem, Breda, En schede en Groningen, die hierdoor in principe vier verschillende soorten MTS'ers kunnen afleveren. Dit is gelukkig niet het geval; de vier afdelingen landmeten op deze scholen vergaderen regelmatig in de zgn. leerplancommissie over de opzet van het lesprogramma binnen de eindtermen. De docenten vullen de vakken verder in, afhankelijk van hun eigen belangstelling en de faciliteiten op school. Ondanks dit overleg is er nog geen gemeenschappelijk eindexamen. In de praktijk wordt bij de selectie van nieuwe medewerkers echter geen onderscheid gemaakt tussen de afgestudeerden van de ver schillende scholen. De opzet van de studieprogramma's is dus een zaak van de docen ten. Bij het eindexamen is een rijksgecommitteerde als onafhankelijk buitenstaander aanwezig. Het diploma landmeten dat de scholen uitreiken, wordt erkend door het Ministerie van Onderwijs en is in de geodetische wereld alge meen geaccepteerd. De opleidingen getoetst De Nederlandse geodeet heeft de basis voor zijn vakkennis in de meeste gevallen gelegd in het reguliere dagonderwijs op MBO-, HBO- of universitair niveau, of heeft deze opgedaan door het werk in de praktijk, gecombineerd met korte of meerjarige cursussen. Er zijn grote verschillen in de totstandkoming van en het toezicht op de lesprogramma's en de examens. De invloed van het Ministerie van Onderwijs, dat een aantal diploma's erkent, is van onderge schikte betekenis. Echte toetsen of het onderwijs aansluit bij de eisen van de praktijk, vroeger een regelmatig terugkerend onder werp op congressen, ontbreken. Middelbaar Beroeps Onderwijs Het middelbaar beroeps onderwijs in de landmeetkunde is tot stand gekomen op initiatief van de Nederlandse geodetische wereld. Zij participeerden hierdoor vanaf het begin actief in de opzet van het lesprogramma. In 1986 werd een klankbordgroep ingesteld met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, die tot doel had een betere afstemming te bewerkstelligen tussen de wensen en behoeften van het bedrijfs leven en de scholen. Eind tachtiger jaren werd deze weer opgeheven en werd het BOTO, het Branche Overleg Technisch Onderwijs, ingesteld. Hier wordt op landelijk niveau gesproken over het technisch middelbaar onderwijs. Lezing gehouden op 25 oktober 1991 te Utrecht tijdens het 16e NGL congres. Hoger Beroeps Onderwijs De studierichting Landmeetkunde en Geo-informatie van de sector Bouwnijverheid bij de Hogeschool Utrecht (HU) en de studierichting Hydrografie van de afdeling Maritieme Techniek bij de Algemene Hogeschool Amsterdam zijn twee in Nederland unieke-opleidingen. In de praktijk zijn de samenstelling van het studieprogramma en de examens een zaak van de docenten. Zij laten zich hierbij leiden door hun persoonlijke belangstelling en signalen uit de beroepswereld. Bij het examen worden zij op de vingers gekeken door rijksgecommit teerden. Direct toezicht vanuit de praktijk op deze opleidingen is er niet. Wel wordt vanuit de studierichting Landmeetkunde en Geo- informatie (HU) aan studenten iedere twee jaar gevraagd een oor deel te vellen over het lesprogramma en hun docenten. De diploma's worden erkend door het Ministerie van Onderwijs en zijn ook algemeen geaccepteerd in de Nederlandse geodetische wereld. De hydrografie-opleiding in Amsterdam heeft daarnaast een speciale internationale erkenning, verleend door de International Hydro- graphic Organisation (IHO) en de Commissie 4 (hydrografie) van de Fédération Internationale des Géomètres (FIG). Deze twee organi saties werken samen in de Advisory Board on the Standards of Competence for Hydrographic Surveyors. Een beperkt aantal oplei dingsinstituten over de gehele wereld met een civiele of defensie (marine) status zijn door deze raad erkend. De raad toetst het studie programma aan haar eigen eisen en inventariseert regelmatig schriftelijk bij de scholen de bestede tijd aan een vijftigtal onderdelen van het studieprogramma. Internationaal opererende opdracht gevers van offshore-werk beschikken zo over een criterium om over de gehele wereld op hetzelfde niveau gekwalificeerd personeel aan te trekken. NGT GEODESIA 91-11 491

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1991 | | pagina 23