scannen kan zeker een efficiënte oplossing zijn voor een con versieprobleem; doordat in de toekomst, naast het scannen, ook de meer tradi tionele methoden gelijktijdig in een ruimtelijke gegevensbank zullen voorkomen, dient men het begrip „kwaliteit" op te nemen in de gegevensstructuur; patroonherkenning is operationeel op verschillende onderdelen in het vectoriseringsproces; omdat patroonherkenning is gebaseerd op een verzameling regels die de eigenschappen van het bronmateriaal beschrijven, dient men de historie en de kwaliteit van de bron goed te kennen; er wordt gesproken over geïntegreerde raster/vectorsystemen (hybride), maar er is geen sprake van geïntegreerde gegevens- en opslagstructuren! De lezing van ir. P. van de Klinkenberg van CMG Nutsbedrijven BV had een totaal ander karakter. Misschien dat het aan het onderwerp lag, .Organisatorische aspecten van conversieprojecten", maar de essentie van het betoog kwam niet duidelijk naar voren. De ervaring en expertise van CMG werd toegelicht aan de hand van een aantal modellen en praktijkvoorbeelden. Een pragmatische aanpak en het ,,no nonsens beleid" zorgen voor een degelijke basis als het gaat om het opstarten en begeleiden van een pilot- of een omvangrijk con versieproject. Omdat er blijkbaar op dit moment een soort vacuüm heerst als het gaat om het initiëren van nieuwe conversieprojecten, werd terecht een aanknopingspunt gezocht bij de GBKN-gedachte en de uitwisselingsproblematiek. In de verschillende modellen kwam duidelijk naar voren waar een plaats is toebedeeld voor de GBKN. Het blijkt dat een aantal toepassingen, voor de eerste opbouw, niet hoeft te wachten op de realisering van de GBKN. Echter, voorzichtig heid is gewenst en een toekomstgerichte (integrale bedrijfsjvisie mag zeker niet ontbreken. Met betrekking tot uitwisseling werd gere fereerd naar het betreffende RAVI-rapport (NGT Geodesia 1991 no. 9, p. 354) en de ervaring uit het pilotproject van Amsterdam. Andere aspecten uit het betoog zijn: kennis van de ondergrond mag niet ontbreken; zijn maatvoeringsgegevens nu redundant of niet? staat de gegevensmodellering los van de conversie of dient men de karakteristiek (bijvoorbeeld meerdere technieken/methodie ken en ingenieursbureaus) in het model op te nemen? centraal in de aanpak staat: „hoe moet ik het beheren". Overigens bleek ook deze spreker te pleiten voor een „doe"-aanpak, blijkbaar de tweede rode draad van deze middag. Het mini-symposium werd afgesloten door G. Bruins van Smallworld Systems BV. Met een toelichting over de ontwerpfilosofie van het systeem bleek voor meerdere toehoorders een nieuwe wereld open te gaan. Mijns inziens sluit de firmanaam niet helemaal aan bij de filosofie en de gerealiseerde programmatuur. Doordat in korte tijd een groot aantal feiten werd behandeld, raakte menigeen verstrikt in de terminologie. Een overzichtelijke uitleg over de functie en de bete kenis van bijvoorbeeld begrippen als topologie, versie en hybride systemen zou toch wel op zijn plaats zijn geweest. De meerwaarde van dit soort begrippen en de consequentie ervan voor conversie, ten opzichte van een traditionele CAD-aanpak zijn niet voor iedereen duidelijk. Helaas is de CAD-aanpak nog niet zo traditioneel als een aantal met mij wellicht zouden wensen. De kern van het Smallworld GIS-systeem is gebaseerd op een doordachte toepassing van topo logie, themadefinitie en versiebeheer. Ook hier werd afgesloten met een verwijzing naar de „doe"-aanpak en de rol die het bedrijf daarin zou kunnen spelen. De strategie was door het initiatief van de Grontmij duidelijk neer gezet. Terecht met een knipoog naar de commerciële kant, maar de dag vormde ook zeker een kwalitatieve handreiking naar diegene met drempelvrees om een conversietraject te starten. Of de uit daging ook wordt overgenomen door de toehoorders, blijft af wachten. Marc van de Ven „ZOETERMEER IN KAART GEBRACHT" In het museum ,,'t Oude Huis" aan de Dorpsstraat in Zoetermeer werd begin oktober 1991 de tentoonstelling Zoetermeer in kaart gebracht" geopend. De expositie beperkt zich niet tot historische kartografie, maar doet ook aan geodesie-promotie voor een breed publiek. Reeds in de gang van het woonhuis wordt men geconfronteerd met een rol luchtfoto-negatieven. De tentoonstelling zelf start met de bekende waterschapskaarten uit de 17e eeuw van Floris Balthasar en Jan Janszoon Stampioen. Van het Leidse museum Boerhaave leende men enkele landmeetkundige instrumenten uit die tijd. Een deel van de kaarten is in kopie aanwezig, maar er is bijvoorbeeld ook een echte perkamenten kaart van de Binnenwegse polder uit 1710. Per perceel staan op deze pre- kadastrale kaart de naam van NGT GEODESIA 91-11 PRQVmiB ZUID-HOLLAND. t. KM EO TE ZOETERMEER, soa Aajr jvo uda Aolrid .ZOETERMEER rilt» Tm Ra» xntm UmotIxi /Jtfj fluntüry. /{f/Jrr de eigenaar en de oppervlakte aangegeven. Op een kaart van de Palesteinse polder staan nummers die als sleutelattribuut verwijzen naar de separate lijst van het toenmalige vastgoedsysteem. Zoals bekend koos ook het latere rijkskadaster voor die systematiek. De centralistische Napoleontische herkomst daarvan wordt geïllustreerd door de kopie van het minuutplan, met als titel Commune Soe- termeer". Uit de 19de eeuw zijn verder aanwezig gedrukte gemeentekaartjes van Zoetermeer en het inmiddels opgeslokte Zegwaard, maar ook unica als de strokenkaart (grondkaart) voor de aanleg van de spoor lijn. Uit onze tijd prijkt er kaartmateriaal van de Topografische Dienst en heel royaal de Grootschalige Basiskaart Zoetermeer van de gemeen telijke afdeling Landmeten. (Op beide kan de bevolking het eigen huis opzoeken. Eigentijdse opname-apparatuur staat in deze hoek. Uit de presentatie op een beeldscherm kan de bezoeker constateren, dat de basiskaart ook digitaal is opgeslagen. Op enkele locaties kan worden „ingezoomd". De tentoonstelling is een leuk initiatief. De bevolking van Zoetermeer en omgeving is primair de doelgroep. Graag beveel ik ook geodeten van elders een bezoek aan. Misschien doet goed voorbeeld goed volgen. Tot en met woensdag 27 november 1991 is de tentoonstelling nog present. Openingstijden: zaterdag-, zondag- en woensdagmiddag van 1 tot 4 uur. Adri den Boer TU DELFT De afstudeerscripties van de TU Delft, Faculteit der Geodesie, zijn te leen bij de bibliotheek, Thijsseweg 112629 JA Delft. Tele foon 015 - 78 25 60 of 78 25 68. L. Möller HET BEHEER IN RAND- EN OVERGANGSZONES ROND NATUUR GEBIEDEN Bestuurlijk-juridische beschouwingen aan de hand van „De Groote Peel" (Afstudeerdatum: 23-5-1990) Natuurgebieden zijn niet uitsluitend afhankelijk van het beheer bin nen de gebieden zelf, maar tevens van het beheer dat wordt gevoerd in de omringende gebieden. Deze rand- en overgangszones zijn meestal in gebruik ten behoeve van de landbouw en dit heeft niet zelden een negatieve invloed op het aangrenzende natuurgebied. Met name werkzaamheden die een wijziging van de grondwater stand tot gevolg hebben en het gebruik van meststoffen en bestrij dingsmiddelen kunnen een bedreiging vormen voor het natuurge bied. Voor de instandhouding van natuurgebieden kan het van essentieel belang zijn dat beperkingen worden gesteld aan het agrarisch ge bruik in de rand- en overgangszones. Uit een literatuurstudie is ge- 505

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1991 | | pagina 37