Kwaliteitszorg in geodetisch
perspectief
door prof. dr. ir. P. J. G. Teunissen, hoogleraar mathematische geodesie en punts-
bepaling aan de Faculteit der Geodesie van de Technische Universiteit Delft.
SUMMARY
Quality care in geodetical perspective
Quality care in geodesy, from a geo-scientific and socio-economical point of view involves provisions for
geometry in order to supply the society with adequate information. In his presentation the author pleads
for the necessity to publish practical rules for the new theoretical approach of geometrical point deter
mination in a revised 'HTW'-manual and the establishment of a national geodetical institute to keep the
existing national planimetrie, height and gravity reference system up-to-date, develop and integrated
national 3D reference system and contribute to the European one.
Inleiding
De eerste congresdag heeft als thema meegekregen: .Kwaliteits
zorg: een fundament voor de toekomst!". Van mijn collega, prof.
Waszink, heeft u kunnen horen, wat we in het algemeen dienen te
verstaan onder het begrip kwaliteit. Hij gaf bovendien weer, welke
richtlijnen kunnen worden gehanteerd om via een procesgerichte
aanpak van de bedrijfsvoering te komen tot een verbetering van het
functioneren van een organisatie. De beide andere sprekers, ir. Koen
van het Kadaster en dr. Brouwer van de Meetkundige Dienst van de
Rijkswaterstaat, zullen een uiteenzetting geven van de ervaringen
van hun organisaties met het opzetten van een systeem voor kwali
teitszorg. Deze drie sprekers benadrukken dus in hun voordracht
vooral het eerste element van het thema: de kwaliteitszorg. Het
tweede element echter, het fundament voor de toekomst, spreekt mij
eveneens bijzonder aan en verdient mijns inziens dan ook nadere
aandacht. Vandaar dat ik de kwaliteitszorg in geodetisch perspectief
zou willen zetten. Om dan maar meteen met de deur in huis te vallen,
zou ik de volgende, misschien wat oneerbiedige, vraag willen stellen:
Gaat de geodesie naar de knoppen Letterlijk gesproken kan hier
over natuurlijk geen misverstand bestaan. De tijden van het ambach
telijke landmeten hebben we immers al lang achter ons gelaten. Het
instrumentarium van tegenwoordig vergt niet veel meer van de ge
bruiker, dan dat hij of zij de juiste knop weet in te drukken. We zien
dan ook dat, als gevolg van zowel technologische als marktontwikke
lingen, het accent meer en meer bij de gebruiker komt te liggen. Een
trend overigens, die niet uniek is voor de landmeetkunde!
Een dergelijke ontwikkeling wordt door velen van ons als bedreigend
evaren. Want als het inderdaad zo is dat de gebruiker door een
simpele druk op de knop en zonder tussenkomst van een landmeet
kundig of kartografisch deskundige eenvoudig in zijn specialistische
behoefte kan voorzien, waarvoor hebben we die deskundigen dan
nog nodig?
Hier dringt zich de vraag aan ons op, of we door deze ontwikkeling
niet de greep op de evolutie van ons eigen vakgebied dreigen te
verliezen. Is het niet juist zo, dat deze trend in de richting van de
autonome gebruiker een uitdaging voor ons vakgebied zou moeten
zijn? Want hoewel de geschetste ontwikkeling bedreigend mag
lijken, zijn we juist nu gedwongen onze eigen werkzaamheden weer
eens kritisch te bezien en na te gaan hoe deze in verhouding staan
met de doelstellingen van het vakgebied.
Beschouwen we nu zowel de aardwetenschappelijke als de sociaal-
economische doelstelling van de geodesie, dan wordt steeds duide
lijker dat we, werkend vanuit de kern van ons vakgebied, dat wil
zeggen de geometrie, voorzieningen zullen moeten treffen om in de
toenemende behoefte van de samenleving aan aardgebonden infor
matie te kunnen voorzien. De infrastructurele voorzieningen die
daarvoor nodig zijn, dienen dan hun beslag te krijgen in een geo-
informatie-bestel.
Het moge duidelijk zijn, dat de geodesie bij het opzetten van een
dergelijke infrastructuur een belangrijke rol te vervullen heeft. Dit
geldt enerzijds voor het geometrische fundament van een dergelijk
bestel. Anderzijds geldt dit voor het verschaffen van richtlijnen waar
mee adequate kwaliteitsbeheersing mogelijk wordt gemaakt. Een
kwaliteitsbeheersing, die de integriteit van de locatiegebondenheid
van de geo-informatie zou moeten waarborgen. Hierbij zijn twee
Lezing gehouden op 23 oktober 1991 te Utrecht tijdens het 16e
NGL congres.
aspecten te noemen, die op korte termijn het dringendst onze aan
dacht behoeven. Die twee aspecten zou ik dan ook nader willen be
schouwen.
Naar een nieuwe HTW?
HTW-56
De huidige Handleiding voor de Technische Werkzaamheden kwam
in 1956 tot stand als opvolger van de HTW-38. Deze HTW had tot
doel de ontwikkelingen in de kadastrale techniek in een standaard
boek toegankelijk te maken voor de kadastrale dienst. Tevens had hij
tot doel de toepassingsmogelijkheden van de waarnemingsrekening
bij deze dienst te introduceren.
We kunnen constateren dat de HTW-56 als standaardwerk indertijd
volledig is geaccepteerd, zowel in de kadastrale dienst als zelfs ook
voor een belangrijk deel daarbuiten. Als gevolg van diverse ontwik
kelingen heeft de HTW echter sterk aan betekenis moeten inboeten.
Enkele van deze ontwikkelingen zijn:
instrumentele ontwikkelingen en ontwikkelingen op het gebied
van de automatisering;
theoretische ontwikkelingen op het gebied van de mathemati
sche geodesie;
praktische ontwikkelingen op het gebied van de geodetische
puntsbepaling.
Het is denk ik evident dat door de technologische ontwikkelingen op
het gebied van de geodetische meet- en rekensystemen de beteke
nis van de HTW drastisch is beperkt. Denkt u bijvoorbeeld maar aan
de introductie van het fotogrammetrisch instrumentarium, aan de
ontwikkeling van de rekenapparatuur en aan de introductie van
nieuwe opnamesystemen, zoals bijvoorbeeld het GPS-systeem.
Maar de afgenomen betekenis van de HTW vloeit voor een belangrijk
deel ook voort uit de vorderingen die zijn gemaakt op het gebied
van de geodetische kwaliteitsbeheersing en kwaliteitsbeschrijving
(fig- 1).
Het gaat dan in het bijzonder om de ontwikkelde precisie- en be
trouwbaarheidstheorie. De HTW-56 bood weliswaar voor het eerst de
mogelijkheid de relatieve precisie systematisch in de beschou
wingen te betrekken, maar de toepassing van de schrankingstheorie
en de criteriumtheorie ontbreekt. Bovendien ontbreekt ook de toet
singstheorie, met het daaraan gekoppelde betrouwbaarheidscon
cept.
Naast deze instrumentele en theoretische ontwikkelingen hebben
natuurlijk ook de praktische ontwikkelingen op het gebied van de
puntsbepaling de betekenis van de HTW verminderd. De HTW-56 is
geschreven als een handleiding voor het Kadaster. Daardoor was het
logischerwijs sterk gericht op de kadastrale meettechnieken, met
daarbij ruime aandacht voor het ontwerpen van indertijd gangbare,
kadastrale puntsbepalingsconstructies. Mede ingegeven door nieu
we theoretische inzichten hebben de methoden van de kadastrale
puntsbepaling zich inmiddels veel verder ontwikkeld. Dit geldt in het
bijzonder voor de detailmeting met de voerstraalmethode en voor de
grondslagbepaling op basis van kringnetten, die dan na een vrije
netvereffening met behulp van een pseudo kleinste-kwadraten-
vereffening worden aangesloten. Bovendien is in de loop der jaren
het aantal diensten en bedrijven dat zich tevens met andere dan de
kadastrale metingen bezighoudt, sterk toegenomen. Ook hierdoor is
men het typisch kadastrale toepassingsgebied van de handleiding
als te beperkend gaan ervaren.
526
NGT GEODESIA 91 - 12