Cartografische schokdemper
„Aan de Cover voegde Renault een extra voorziening
toe, die „cartografische demping" wordt genoemd.
Deze voorziening vergroot de grip op de weg en maakt
de auto vooral in extreme situaties beter contro
leerbaar.
De cartografische demping wordt uitgevoerd door vier
individueel opererende schokdempers. Die worden
bediend door een centrale computer, die voortdurend
informatie ontvangt van diverse sensoren. Deze sen
soren meten onder andere de snelheid van de auto,
de stand van het gaspedaal en van het stuurwiel, de
invering per wiel en de snelheid waarmee elk wiel
ronddraait. Al deze informatie bereikt in een hon
derdste van een seconde de cartografische schok
demper, waardoor deze zich razendsnel kan aanpas
sen aan een nieuwe situatie".
(Uit: Renault Revue, oktober 1991)
antwoordelijkheden rond deze systemen zijn georganiseerd. In
Nederland bestaat hiervoor geen centrale organisatie. Er is op dit
gebied dan ook geen centrale instantie die de huidige en toekom
stige behoefte van de samenleving (van de verschillende gebruikers
groepen, van de ministeries of van de wetenschap) onderzoekt,
onderkent en in beeld brengt. Integraal te treffen voorzieningen die
noodzakelijk zijn voor toekomstige, ruimtelijke referentiesystemen
zullen daardoor, ben ik bang, dan ook niet of niet tijdig kunnen
worden getroffen.
Integratie van X, Y en Z
Zoals gezegd, vervult de Rijksdriehoeksmeting traditioneel een deel
van de taken op het uitvoerende vlak, net zoals de Meetkundige
Dienst en een aantal overige diensten met een deel van deze taken
zijn belast. Gelukkig, want deze diensten doen voortreffelijk werk.
Tegelijkertijd is het ook jammer, want het werkingsgebied en het
expertiseveld van iedere dienst afzonderlijk zijn maar beperkt. Deze
scheiding werkt nu juist remmend op de ontwikkelingen; die zouden
moeten leiden tot een integratie van X, Y en Z. Bovendien werkt deze
situatie het vooropstellen van de eigen prioriteiten, met name in
tijden van bezuinigingen, in de hand. Een actueel voorbeeld hiervan
is te vinden bij het Kadaster, waar de omslag van de RD-kosten zo
zal worden ingericht, dat de eigen inbreng alleen nog maar zal zijn
gerelateerd aan het eigen kadastraal nut. Willen we echter de in
richting van ruimtelijke referentiesystemen efficiënt en integraal
kunnen aanpakken, dan zullen alle hiervoor noodzakelijke activitei
ten centraal moeten worden uitgevoerd. Want, vergist u zich niet, de
inschakeling van de ruimtelijke meettechnieken zal een veelvoud
aan toegepaste onderzoeksinspanningen en activiteiten vergen, van
die welke nodig zijn voor alleen de traditioneel landmeetkundige toe
passingen. Zelfs daarvoor dient meer toegepast onderzoek te wor
den verricht dan nu wordt gedaan. Immers het verkrijgen van erva
ring in het berekenen van basislijnen met commerciële programma's
staat natuurlijk in geen enkele verhouding met de hoeveelheid werk
die nodig is om voor de toekomst de realisering van actuele referen
tiesystemen zeker te stellen.
De implicaties van de opkomst van de ruimtelijke meettechnieken
reiken dan ook veel verder dan die van alleen de traditionele land
meetkunde. Ze bestrijken praktisch het gehele toepassingsveld van
de puntsbepaling. De aantallen gebruikers en de verschillende soor
ten toepassingen van deze technieken zijn dan ook werkelijk een
veelvoud van hetgeen waarmee we gewend zijn om te gaan. De toe
passingen variëren van aardwetenschappelijke tot civieltechnische,
van statische tot dynamische, van detailmetingen tot primaire metin
gen, en van metingen op land tot die op zee en in de lucht.
Al deze gebruikers zullen behoefte hebben aan infrastructurele
voorzieningen met betrekking tot de referentiesystemen. Een geo
metrische infrastructuur, die de centrale overheid hen zal moeten
kunnen aanbieden. Maar voor een tijdige realisering ervan zal de
Nederlandse overheid dan toch ook tijdig en eendrachtig de hiervoor
noodzakelijke geodetische activiteiten dienen te ontplooien. Wat dat
betreft lopen we overigens achter op het buitenland, waar vaak wel
een centraal verantwoordelijke instantie is en waar vaak wel wordt
beschikt over een Nationaal Geodetisch Plan met een duidelijke visie
op de toekomst.
Wanneer we in Nederland te laat actie ondernemen, is het niet uit
gesloten dat de gebruikers apart en zelf in een aantal van hun infra
structurele behoeften gaan voorzien. Dit natuurlijk met alle conse
quenties van dien ten aanzien van kwaliteitsstelling, zekerheid, con
tinuïteit en veiligheid.
Nu al zien we bijvoorbeeld verschillende DGPS-bakens en -ketens
voor toepassingen op zee ontstaan. Elk van deze ketens kent zijn
eigen optimale configuratie. Maar hoe is hierbij dan de puntsbepa
ling in de overlappingsgebieden geregeld? Zullen we hier dan weer
met dezelfde soort inhomogeniteiten en discontinuïteiten worden
geconfronteerd als destijds, toen het Transit-systeem nog moest
worden aangesloten op ED-50?
En hoe is het met de overgang van zee naar land geregeld? Gaan
de DGPS-ketens daarbij de concurrentie aan met de in ontwikkeling
zijnde landelijke stelsels? Het traditionele verschil in precisieniveau
tussen de statische en de dynamische puntsbepaling zal hierbij in de
toekomst in ieder geval geen belemmering meer hoeven te zijn. Het
zou zelfs voor de private sector interessant kunnen worden om
landelijke coördinatenstelsels te gaan beheren, gezien de enorme
economische belangen die gemoeid zijn met de verkeers- en ver
voerssector. De sterk voortschrijdende kostendaling van de satellie-
tenpuntsbepaling en de technische ontwikkelingen in de telematica
dragen hiertoe dan alleen nog maar bij.
NATIONAAL GEODETISCH INSTITUUT
Bijhouding Referentie Stelsel voor situatie
Bijhouding Referentie Stelsel voor hoogte
Bijhouding Referentie Stelsel voor zwaartekracht
Ontwerp, Realisatie, Bijhouding Nationaal 3D-Referentie
Stelsel
Bijdrage aan Ontwerp, Realisatie, Bijhouding Europees
Wereldwijd 3D-Referentie Stelsel
Fig. 7.
Nationaal geodetisch instituut
Kortom, uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat ik met betrekking
tot de primaire geodetische taken de conclusies en aanbevelingen
van de RAWB van harte onderschrijf. Willen wij inderdaad in staat
zijn de noodzakelijke voorzieningen te kunnen treffen voor een geïn
tegreerd driedimensionaal referentiestelsel en willen we inderdaad,
voor nu en in de toekomst, in staat zijn adequaat te kunnen inspelen
op de toenemende maatschappelijke behoefte aan een dergelijk
stelsel, dan zullen de primaire geodetische taken dienen te worden
gebundeld in een daarvoor verantwoordelijk nationaal geodetisch
instituut. Deze bundeling van primaire taken omvat (fig. 7):
1. de bijhouding van de huidige referentiestelsels voor situatie,
hoogte en zwaartekracht;
2. het ontwerp, de realisering en de bijhouding van het toekom
stige, geïntegreerde 3D-referentiestelsel;
3. de Nederlandse bijdrage aan het ontwerp, de realisering en de
bijhouding van de Europese en wereldwijde 3D-referentiesyste-
men.
Een dergelijk instituut zou dan vanwege haar gebundelde taken
pakket ten aanzien van de primaire infrastructuur kunnen worden
gezien als de logische opvolger van de oorspronkelijke Rijkscommis
sie voor Graadmeting en Waterpassing.
Slot
Ik heb twee aspecten geschetst, die samenhangen met de toe
nemende behoefte van de maatschappij aan aardgebonden informa
tie. Willen wij in de toekomst aan die vraag kunnen blijven voldoen,
dan zullen we de nodige stappen moeten nemen. De meest urgente
stappen heb ik hier aan de orde gesteld. Mijn conclusie luidt dan ook
dat de ontwikkeling van een nieuwe HTW en het komen tot een
verregaande coördinatie ten aanzien van ruimtelijke referentiesyste
men, noodzakelijke voorwaarden vormen voor het behouden van
een perspectief voor de geodetische kwaliteitszorg.
530
NGT GEODESIA 91 - 12